Plenumvergadering |
Séance
plénière |
van Woensdag 9 juli 2025 Namiddag ______ |
du Mercredi 9 juillet
2025 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Peter De Roover, voorzitter.
La séance est ouverte à 17 h 17 et présidée par M. Peter De Roover, président.
De voorzitter: De vergadering is geopend.
La séance est
ouverte.
Een reeks
mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. U
kunt die terugvinden op de webstek van de Kamer en in het integraal verslag van
deze vergadering of in de bijlage ervan.
Une série
de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la
Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans
le compte rendu intégral de cette séance ou son annexe.
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
David
Clarinval, Frank Vandenbroucke, Jan Jambon, Eléonore Simonet.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 8 juli 2025 hebt u een gewijzigde agenda voor de vergadering van vandaag en morgen ontvangen.
Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 8 juillet 2025, vous avez reçu un ordre du jour modifié pour la séance d'aujourd'hui et de demain.
Zijn er dienaangaande opmerkingen? (Nee)
Y a-t-il une observation à ce sujet? (Non)
Bijgevolg is de agenda aangenomen.
En conséquence, l'ordre du jour est adopté.
Voorstellen ingediend door:
Propositions
déposées par:
- 113: Funda Oru, Anja Vanrobaeys
- 692: Steven Matheï, Leentje Grillaert, Sammy Mahdi, Franky Demon, Nathalie Muylle, Koen Van den Heuvel
- 847: Nahima Lanjri, Nawal Farih, Leentje Grillaert, Steven Matheï, Franky Demon, Phaedra Van Keymolen, Nathalie Muylle.
Er is een spreektijd van maximaal 60 minuten voor de oppositiefracties (waarvan 20 minuten ononderbroken tijdens de algemene bespreking en telkens 10 minuten ononderbroken per thema van de artikelsgewijze bespreking) en maximaal 30 minuten voor de meerderheidsfracties (waarvan 10 minuten ononderbroken tijdens de algemene bespreking en telkens 5 minuten ononderbroken per thema van de artikelsgewijze bespreking) die vrij kan worden verdeeld over de algemene bespreking en de artikelsgewijze bespreking.
Un temps de parole de maximum 60 minutes est accordé aux groupes de l'opposition (dont 20 minutes ininterrompues lors de la discussion générale et 10 minutes ininterrompues pour chaque thème de la discussion des articles) et de maximum 30 minutes aux groupes de la majorité (dont 10 minutes ininterrompues lors de la discussion générale et 5 minutes ininterrompues pour chaque thème de la discussion des articles), lequel peut être réparti librement entre la discussion générale et la discussion des articles.
De niet erkende fracties (Défi, Jean-Marie Dedecker) beschikken over een maximale spreektijd van 15 minuten die ze vrij kunnen verdelen over de algemene en de artikelsgewijze bespreking (waarvan 5 minuten ononderbroken tijdens de algemene bespreking en telkens 2,5 minuten ononderbroken per thema van de artikelsgewijze bespreking).
Les groupes non reconnus (Défi, Jean-Marie Dedecker) disposent d'un temps de parole de maximum 15 minutes qu'ils peuvent répartir librement entre la discussion générale et la discussion des articles (dont 5 minutes ininterrompues lors de la discussion générale et 2,5 minutes ininterrompues pour chaque thème de la discussion des articles).
Er wordt na de algemene bespreking een ononderbroken spreektijd van maximaal 10 minuten per fractie, inclusief de niet erkende fracties, toegekend voor de toelichting van amendementen, onverminderd het recht om vragen te stellen over amendementen aan de ministers tijdens de thematische bespreking, volgens de volgorde van de algemene bespreking (VB, N-VA, PS, MR, PVDA-PTB, Les Engagés, Ecolo-Groen, Vooruit, Open Vld, cd&v, DéFi, Dedecker).
Après la discussion générale, un temps de parole ininterrompu de maximum 10 minutes par groupe, y compris les groupes non reconnus, est accordé pour la justification des amendements, sans préjudice du droit de poser des questions aux ministres concernant ces amendements pendant la discussion thématique, selon l'ordre de la discussion générale (VB, N-VA, PS, MR, PVDA-PTB, Les Engagés, Ecolo-Groen, Vooruit, Open Vld, cd&v, DéFi, Dedecker).
De algemene bespreking en de toelichtingen van de amendementen wordt gevolgd door een artikelsgewijze bespreking gegroepeerd per thema met de volgende volgorde: Werk (minister Clarinval), Sociale Zaken en Volksgezondheid (minister Vandenbroucke), Pensioenen en Fiscaliteit (minister Jambon), Sociaal statuut zelfstandigen (minister Simonet).
La discussion générale et la justification des amendements sera suivie d'une discussion des articles, groupée par thème, selon l'ordre suivant: Emploi (ministre Clarinval), Affaires sociales et Santé publique (ministre Vandenbroucke), Pensions et Fiscalité (ministre Jambon), Statut social des indépendants (ministre Simonet).
De artikelsgewijze bespreking van elk thema vangt aan met een ononderbroken spreektijd van elke minister van 10 minuten waarna onderbrekingen mogelijk zijn met een spreektijd van maximaal 1 minuut voor de vragen evenals voor de antwoorden (ook van de ministers) en replieken.
La discussion des articles de chaque thème débute par un temps de parole ininterrompu de 10 minutes pour chaque ministre, après quoi des interruptions sont possibles avec un temps de parole de maximum 1 minute pour les questions ainsi que pour les réponses (y compris celles des ministres) et les répliques.
Bij de bespreking van het thema Werk zullen de fracties die op 25 juni nog niet zijn tussengekomen, als eerste aan bod komen volgens de volgende volgorde: PVDA-PTB, Les Engagés, Ecolo-Groen, Vooruit, Open Vld, cd&v, Défi, Dedecker, VB, N-VA, PS, MR.
Lors de la discussion du thème de l'Emploi, les groupes qui ne sont pas encore intervenus le 25 juin prendront la parole en premier lieu selon l'ordre suivant: PVDA-PTB, Les Engagés, Ecolo-Groen, Vooruit, Open Vld, cd&v, Défi, Dedecker, VB, N-VA, PS, MR.
Discussion
générale
De algemene bespreking is geopend.
La
discussion générale est ouverte.
De rapporteurs, de heren Van Quickenborne, Bayet en Piedboeuf en de dames Vanrobaeys, Bury en Sneppe, verwijzen naar het schriftelijk verslag.
Les rapporteurs, MM. Van Quickenborne, Bayet et Piedboeuf et Mmes Vanrobaeys, Bury et Sneppe, renvoient au rapport écrit.
Het woord is aan de heer Vereeck.
02.01 Lode Vereeck (VB): Twee weken geleden dienden wij amendementen in op de programmawet, waarvoor wij een advies vroegen aan de Raad van State. Niks ongewoons, maar de meerderheid schreeuwde meteen moord en brand en slingerde ons allerlei verwijten naar het hoofd, allicht uit pure onmacht of uit frustratie over de eigen luiheid en domheid.
Door alles in één grote, overkoepelende wet te proppen – de One Big Ugly Bill of Arizona (OBUBA) – hebben goede zaken onnodige vertraging opgelopen, zoals het verlof voor pleegouders of de btw-verlaging in de bouw, die overigens unaniem zijn goedgekeurd in de commissie. Het Vlaams Belang wou en wil de mantelzorgers echter niet, zoals cd&v, Vooruit en N-VA, in de kou laten staan. De Raad van State heeft daar alle begrip voor. Ik hoop dan ook dat de meerderheid ons amendement ter zake straks goedkeurt.
Laat het alvast een les zijn, verzamelwetten zijn geen goede wetgevende techniek. Dien voortaan tijdig aparte wetten in. Helaas hebben jullie niets geleerd, want gisteren is alweer een nieuwe verzamelwet ingediend, een ‘wet diverse bepalingen’.
Nu ga ik dieper in op de fiscale maatregelen van de programmawet, artikelen 1 tot en met 64 van de OBUBA.
Wat artikel 2 over de inschepingstaks betreft, valt het op dat in de beleidsnota, de programmawet en de commissiebesprekingen de minister blijft verkondigen dat de inschepingstaks een groene maatregel is, die bovendien de lasten verschuift van arbeid naar vervuiling. Dat is absolute onzin, want het tarief is niet bepaald op basis van de vervuiling van de motoren, maar met nattevingerwerk op 10 euro vastgesteld. De inschepingstaks wordt wel verkocht als een milieutaks, maar het is duidelijk niet de bedoeling dat de burgers minder gaan vliegen en zo minder gaan vervuilen. Burgers worden immers niet belast op de CO2 of het fijnstof dat ze veroorzaken, maar enkel op het feit dat ze een voet over de drempel van een passagiersvliegtuig zetten. De inschepingstaks is dan ook een platte belasting en zodoende een tweede belasting op het reeds zwaar belaste vakantiegeld. Hij wordt ook geïnd op tickets die reeds zijn geboekt. Dit is broddelwerk.
Dan kom ik aan artikel 4. De regering stelt voor om het registratierecht voor de nationaliteitsverkrijging op te trekken van 150 naar 1.000 euro. Dat is een mooi rond getal, maar vanwaar komt dat bedrag? Is dat de werkelijke administratieve kost? Is dat de optimale prijs om migratie af te schrikken? We hebben daarop nooit een degelijk antwoord gekregen.
Ons amendement stelt voor om het registratierecht te verhogen naar 5.000 euro. Nationaliteit is immers geen gratis vodje papier, maar een kostbaar goed dat een hogere mate van burgerschap veronderstelt, een kwestie van rechten en plichten, waaronder een hoge bijdrage aan onze sociale welvaartsstaat en democratie.
Zo staat het ook in het wetsvoorstel, inclusief het bedrag van 5.000 euro, dat de heer Theo Francken amper 10 maanden geleden indiende, samen met de dames Safai, De Vreese, Demesmaeker, Van Vaerenbergh, Peeters en Colson en de heer D'Haese, hier allemaal nog aanwezig. Ik ben er dan ook zeker van dat alle zichzelf respecterende N-VA’ers hun eigen voorstel zullen steunen.
Dan kom ik aan artikel 7 en volgende, over de carried interest of het lucratief belang. Dat is een prestatievergoeding voor een fondsmanager voor zijn harde werk en in die zin is het een beroepsinkomst, wanneer hij een bepaald rendement behaalt. In die zin is het dan ook meer een vermogensinkomen. Ik zou zeggen, bepaal die delen, bijvoorbeeld fiftyfifty, en de fiscale kous is af. Maar neen, waarom een eenvoudige en makkelijke weg kiezen als het ook ingewikkeld en moeilijk kan?
De regering kiest ervoor om het lucratief belang volledig als roerend inkomen te belasten in een nieuw, apart en specifiek belastingregime. Dat is ten eerste niet nodig, ten tweede strijdig met de doelstelling van fiscale vereenvoudiging en ten derde ook strijdig met het gelijkheidsbeginsel, vanwege het gunstigere belastingtarief. De regering wil namelijk een tarief van 25 % invoeren omdat – hou u vast – zij de 30 % roerende voorheffing te hoog vindt. Collega’s, ik wil ze niet te eten geven, de mensen die vinden dat hun belastingen te hoog zijn.
Verlaag daarom de roerende voorheffing naar 25 % voor iedereen en de fiscale kous is af.
Dan is er artikel 23, de exittaks. Naast de beruchte meerwaardetaks, die we morgen in detail zullen bespreken, komt er een tweede meerwaardebelasting, een exittaks van 30 % voor aandeelhouders van bedrijven die naar het buitenland verhuizen. Deze exittaks bestaat al voor die bedrijven zelf, maar wordt nu ook geheven op de aandeelhouders, ook al verhuizen ze niet zelf, en ook op een fictief dividend, dat ze zelf nog niet ontvangen hebben. Als die aandeelhouders wel zelf verhuizen, betalen ze geen 30 % maar 10 %. Ik hoop dat u nog mee bent.
Volgens de Raad van State is dit een disproportionele maatregel die het Europese recht van vrijheid van vestiging in het gedrang brengt. Er speelt ook geen algemeen belang, want de aandeelhouders die niet mee verhuizen, blijven sowieso onderworpen aan het Belgische belastingregime. Zo'n fiscale afrekening bij vertrek, zo'n exittaks, klinkt redelijk, maar ze zal burgers en bedrijven afschrikken naar dit land te komen. De regel is namelijk: no entry without exit. De regering mag dus een kruis maken over haar ambities van Brussel een financieel centrum te maken. Onze hoofdstad is eerder een financiële fail up.
Over artikel 36 zal ik het kort houden. De DBI-aftrek, de aftrek voor definitief belaste inkomsten, geldt bijvoorbeeld voor dividenden die in een dochterbedrijf al belast zijn en die dus geen tweede keer belast kunnen worden wanneer ze overgeheveld worden naar het moederbedrijf. Bijgevolg wordt voorzien in een fiscale aftrek. Daar zijn voorwaarden aan verbonden. Ik zal hier later enkele vragen over stellen, in het thematische gedeelte, maar de vraag die nu al rijst, is waarom er überhaupt participatievoorwaarden zijn. Ofwel zijn die inkomsten definitief belast, ofwel niet. De Raad van State volgt die redenering ook.
Artikel 38 dan. Goed nieuws. Dat mag ook gezegd worden. Wie te goeder trouw een eerste fout maakt in de belastingaangifte zal voortaan geen sanctie en geen belastingverhoging met 10 % krijgen. Dat is uitstekend. Ik meen zelfs dat dit unaniem goedgekeurd is. Het is in ieder geval goedgekeurd door mijn fractie. Het gevolg is wel dat bij een tweede fout automatisch een belastingverhoging van 20 % wordt toegepast en niet één van 10 %. Dat is in zekere zin vreemd.
Als die eerste fout je namelijk wordt vergeven, dan is de tweede fout eigenlijk de eerste fout die níét wordt vergeven – waarop dus het lagere tarief van 10 % zou moeten worden toegepast.
Wat artikel 40 en volgende betreft, steunt mijn fractie het voorstel voor een permanente fiscale regularisatie van zwart geld. Dat doen we niet uit principe, maar uit realiteitszin want anders zouden die belastingen nooit geïnd worden. Laten we eerlijk zijn, de boetes zijn fors: plus 30 procentpunt op de inkomsten en plus 45 procentpunt op kapitaal, boven op het reguliere tarief. Dat is geen zacht prijsje of gunsttarief, maar een behoorlijke straf voor wat in het verleden is mispeuterd. Dat daarover echter een interfederaal samenwerkingsakkoord moet worden afgesloten, toont nogmaals de institutionele complexiteit aan van dit land en de behoefte aan volledige fiscale autonomie voor de deelstaten.
Dan kom ik bij artikel 56 en volgende. Op een vergelijkbare manier steunen wij ook het voorstel voor een permanente sociale regularisatie. Ook hier zouden heel wat sociale premies anders gewoonweg verloren gaan. De boetes zijn streng, maar rechtvaardig: plus 20 procentpunt boven op het reguliere tarief.
Wat de btw-aanpassingen betreft, gaan de artikelen 52 en 54 over verhogingen van de btw op steenkool en fossiele verbrandingsketels. Wij vinden dat asociale, kille en inefficiënte maatregelen. Want wie verwarmt er op steenkool? Dat zijn doorgaans de armere burgers, die hun koopkracht zien slinken door een btw-verhoging van 12 naar 21 %. En waarom in godsnaam zou de regering de aankoop van efficiënte hoogrendementsketels op gas willen ontmoedigen? Die zijn goed voor het milieu en voor de energiefactuur, in het bijzonder voor wie zich geen zonnepanelen of warmtepomp kan permitteren.
Artikel 53 behelst de btw-verlaging op afbraak en heropbouw van 21 naar 6 %. Dat steunen wij volop. Ik zei het al in mijn inleiding, dat is een goede maatregel voor het verstandig gebruik van schaarse bouwgrond en voor de koopkracht van de burgers.
Dan komen we bij artikel 63, de effectentaks. Ik ga niet in op de taks op zich, wel op het volgende. De regering wil namelijk een “weerlegbaar vermoeden van fiscaal misbruik” invoeren wanneer een effectenrekening wordt opgesplitst of omgezet in aandelen op naam. Dat betekent dus dat niet langer de administratie moet aantonen dat er misbruik is gepleegd, maar dat de burger moet aantonen dat hij geen misbruik heeft gepleegd.
Dat weerlegbare vermoeden is dus in feite een vermoeden van schuld. Dat ondermijnt een fundamenteel rechtsprincipe in onze rechtsstaat, namelijk het vermoeden van onschuld.
In zijn beleidsverklaring spreekt minister Jambon meermaals over de vertrouwensrelatie tussen de fiscus en de burger en zelfs over de verankering in de wet van dat fiscale vertrouwensbeginsel. Dat vertrouwen schiet hij met die maatregel echter compleet aan flarden. Wij hebben dan ook een amendement ingediend om het weerlegbare vermoeden van onschuld te herstellen. Dat vermoeden moet dan eventueel worden weerlegd door de fiscus.
Ik kom bij artikel 202. Artikel 202 bepaalt dat de beperking van de werkloosheid in de tijd wordt beslist bij koninklijk besluit in de ministerraad. Mijn vraag is de volgende. Ik stel ze niet alleen aan de minister, maar ook aan de leden. Misschien kunnen de leden van de meerderheidspartijen straks wat meer informatie hierover geven. Wanneer wordt dat koninklijk besluit genomen? Wanneer zet Vooruit zijn krabbel onder dat koninklijk besluit tot beperking van de werkloosheid in de tijd? Volstaat, zoals eerder aangegeven, het politieke akkoord over de meerwaardebelasting van vorige week vrijdag?
Mijnheer de voorzitter, …
De voorzitter: Ik was een berichtje aan het sturen.
Mag ik er bij alle leden nog eens op aandringen om de gesprekken elders te voeren en ondertussen de spreker de tijd te geven om zijn betoog voort te zetten?
02.02 Lode Vereeck (VB): Collega’s, mijn vraag is dus de volgende. Wanneer wordt dat koninklijk besluit over de beperking van de werkloosheid in de tijd genomen? Wanneer zet Vooruit zijn krabbel onder dat koninklijk besluit? Volstaat het politieke akkoord over de meerwaardebelasting dat vorige maandagochtend is gesloten of is het wachten op de definitieve stemming in het Parlement? Volgende week staan in ieder geval al een reeks interpellaties over de meerwaardebelasting op de agenda, want die twee dossiers werden door Vooruit aan elkaar gekoppeld.
Is het misschien veeleer omgekeerd? Hangt de meerwaardebelasting af van het ondertekenen van het koninklijk besluit over de beperking van de werkloosheid in de tijd, zoals de MR eist? Hangt het eventueel af van de aankoop van F-35-vliegtuigen, zoals de N-VA wil? Komt het koninklijk besluit er misschien pas wanneer er voldoende middelen zijn voor de OCMW’s, zoals Les Engagés eisen? Moet de verlaging van de personenbelasting eventueel eerst door het Parlement worden gesluisd vooraleer de meerwaardebelasting wordt afgeklopt, zoals CD&V eist?
Het komt mij voor dat deze regering uitblinkt in beleidsmatig amateurisme. Meer en meer dringt zich de vraag op of er nog wel een functionerende regering is. We zullen het de komende weken zien.
In het voorontwerp van de programmawet stonden acht artikelen, genummerd van 65 tot 72, over het Centraal Aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten (CAP). De plannen van de regering met het CAP zijn zo verontrustend dat ik tijdig wil waarschuwen. Deze artikelen hebben weliswaar het uiteindelijke wetsontwerp niet gehaald, maar wellicht duiken ze later alsnog op. Een gewaarschuwd man is er twee waard.
Het CAP is een databank van de Nationale Bank van België die informatie bevat over alle bankrekeningen, levensverzekeringen, beleggingsproducten en financiële contracten van de burgers van dit land. Vandaag kan de fiscus, als hij vermoedt dat een burger of een bedrijf aan het sjoemelen is en er dus een vermoeden van fraude is, aankloppen bij dat CAP, weliswaar onder strikte voorwaarden. De fiscus moet eerst de belastingplichtige zelf om meer informatie vragen en pas als er na een maand geen duidelijk antwoord is gekomen, kan hij aankloppen bij het CAP. Er moeten dus duidelijke aanwijzingen of vermoedens zijn van fiscale fraude en de fiscus moet de belastingplichtige hebben geïnformeerd alvorens hij financiële gegevens bij het CAP mag verzamelen.
De regering-De Wever wil komaf maken met deze voorwaarden. Ze wil de fiscus de toestemming geven om zonder aanleiding, zonder enig vermoeden of enige aanwijzing van fraude, achter de rug van de burger, proactief en anoniem te gaan snuffelen in de rekeningen van alle burgers. Opnieuw vernietigt dit het fundamentele rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld. Dit ondermijnt de rechtsstaat. Mensen weten niet langer wanneer en waarom de overheid hun financiële gegevens inkijkt. Dit is geen onschuldig broddelwerk, maar de geboorte van een totalitaire staat. Fraudebestrijding is nodig, maar het doel heiligt niet alle middelen. De Gegevensbeschermingsautoriteit is er dan ook vierkant tegen, net als de MR bij monde van de heer Mathieu Michel.
Wat we dus leren uit het fiscale luik van de programmawet, de eerste 64 artikelen, is dat premier De Wever amechtig probeert te doen wat voorzitter De Wever altijd onmogelijk heeft genoemd, namelijk België hervormen. Zelfbestuur en vooral fiscaal zelfbestuur is de enige manier om Vlaanderen en Wallonië van de financiële en socio-economische neergang te redden.
Volledige fiscale regionale autonomie, daarop zullen we blijven hameren, zorgt ervoor dat alle Vlaamse en Waalse politieke leiders geresponsabiliseerd worden, dat zij de belastingbetalers recht in de ogen moeten kijken wanneer ze uitgaven doen of schrappen. Dat zorgt er ook voor dat Wallonië en Vlaanderen de fiscale vruchten kunnen plukken van hun industrieel beleid, van hun arbeidsmarktbeleid, van elke bijkomende werknemer en van elk nieuw bedrijf. Alleen op die manier kunnen Vlaanderen en Wallonië opnieuw welvarend worden.
Chers amis wallons, la situation socioéconomique pénible en Wallonie, avec un taux de chômage élevé et un faible taux d’emploi, et la situation financière désastreuse de la Région wallonne sont vraiment tristes à voir. Il est clair comme de l’eau de roche que la construction belge ne fonctionne pas pour nous, Flamands, mais elle ne fonctionne pas non plus pour vous, Wallons. N’ayez pas peur de voler de vos propres ailes! Optez pour l’autonomie fiscale et parafiscale! Récoltez vous-mêmes les fruits de votre politique socioéconomique, industrielle et de l’emploi, de chaque nouvel employé, de chaque nouvelle entreprise! Tant que vous resterez dépendants de l’argent du Nord, vous ne parviendrez jamais à redevenir une Région riche. Et c’est ce que nous, Flamands, voulons: une Région riche à notre frontière sud. Vive la Wallonie libre! Leve een vrij Vlaanderen!
02.03 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur le président, chers collègues, madame et messieurs les ministres, bonjour à chacune et à chacun. Je vais me permettre de faire mon intervention depuis mon banc et je serai relativement bref, eu égard au fait que les membres de mon groupe, nos collègues et en particulier Mme Thémont, sont longuement et surtout pertinemment intervenus lors des débats en commission des Affaires sociales avec le ministre Clarinval ou encore lors de ce premier tour un peu "baroque" d'interventions dans le cadre des débats qui étaient alors thématiques. Nous sommes aujourd'hui dans un débat et une discussion générale.
Je souhaiterais, monsieur le président, madame et messieurs les ministres, chers collègues, revenir sur quelques éléments qui, à nos yeux, sont particulièrement importants, qui ont d'ores et déjà été relevés dans le cadre des débats en commission et lors de ce premier tour en séance plénière voici une quinzaine de jours, débats lors desquels mon groupe, en particulier Mme Thémont, a pu dénoncer le caractère dogmatique, idéologique, irréfléchi, mal préparé, non concerté et injuste de ces éléments de réforme. Le caractère injuste n'est pas uniquement souligné par les membres de mon groupe ou par une série de parlementaires de l'opposition mais ressort aussi de la consultation des Belges. Toute une série de mesures demandent des efforts de manière injuste et inéquitablement répartis entre les citoyens belges.
C'est toujours particulier et difficile d'intervenir, de se prononcer, de donner son avis, de commenter, de critiquer, d'amender des dispositions ou des accords qui sont en fait des works in progress. En effet, quasiment chaque jour ou en tout cas chaque semaine, on apprend que l'accord en question n'est pas totalement ficelé, que sa mise en œuvre dépend d'autres accords ultérieurs à advenir ou pas – on le verra dans les prochains jours et les toutes prochaines semaines.
Je vois le vice-premier ministre Jambon qui hausse des épaules. Il partage sans doute mon attente mais surtout ma perplexité par rapport à la perspective d'un accord sur les différents éléments qui semblent être aujourd'hui sur la table du gouvernement ou du Conseil des ministres restreint.
Comme je le disais, il est effectivement difficile d'appréhender l'ampleur et les conséquences précises d'une réforme ou de réformes dont les pièces du puzzle arrivent semaine après semaine, notamment grâce à l'intervention des parlementaires de l'opposition qui ont pointé du doigt toute une série d'incohérences, de conséquences "inattendues" et "non voulues" selon les dires des ministres et des parlementaires de la majorité. Leur intervention a permis aussi à toute une série d'acteurs et d'observateurs de la société civile de se plonger dans les textes et de les confronter avec leur réalité quotidienne, avec l'expertise qui est la leur de la vie vécue concrètement par toute une série de citoyennes et de citoyens belges qui seront impactés significativement par les réformes que vous présentez et que vous défendez, mesdames et messieurs les parlementaires de la majorité.
Je parlais à l'instant du caractère injuste, inéquitable de la réforme, voire même discriminatoire selon l'avis de la section de législation du Conseil d'état, potentiellement discriminatoire entre toute une série de demandeurs d'emploi selon la catégorie dans laquelle ils se trouvent. Et un élément neuf est intervenu; en tout cas la précision des critiques et des inquiétudes est neuve. La Ligue des familles a pointé ce matin, dans différents organes de presse, les conséquences totalement injustes, iniques et – je vais employer un terme sans doute plus fort – dégueulasses d'une partie de vos réformes pour certaines catégories de la population.
Je pense tout particulièrement aux parents d'enfants en situation de handicap, dont la vie est rythmée quotidiennement par des trajets, par des soins et par la nécessité d'accompagner quasiment minute par minute leurs enfants ou leurs proches en situation de handicap. Cela engendre des situations familiales particulièrement difficiles qui rendent encore plus compliquée la disponibilité pour toute une série d'emplois.
Je pense aussi aux parents solos – en toute grande majorité des mamans solos – qui assument seuls l'éducation de leurs enfants. Ils ne peuvent accepter n'importe quel type d'emploi; ils doivent malheureusement refuser des horaires coupés ou des propositions d'emploi avec des horaires nocturnes, parce qu'il est difficile d'accéder à des structures d'accueil pour les enfants afin de pouvoir rechercher un emploi et s'insérer sur le marché du travail. Personne ne peut feindre d'ignorer cette réalité.
Je pense aussi, comme la Ligue des familles l'a encore dénoncé ce matin, aux familles où un conjoint travaille en horaire décalé. Nous connaissons toutes et tous des gens qui travaillent en horaire décalé. Les secteurs qui nécessitent des emplois et des horaires décalés sont nombreux: l'horeca, les soins de santé, le commerce, la logistique, les transports. Ce sont des secteurs où l'autre parent ne peut pas reprendre un emploi sans risquer de laisser les enfants sans encadrement et sans la surveillance nécessaire.
Aujourd'hui, la Ligue des familles, sur la base d'une enquête, d'un sondage de ses membres et de l'expertise de ses conseillers et ses conseillères, a mis le doigt, sur toutes ces situations qui, demain, seront durement impactées par les réformes que vous entendez faire passer la semaine prochaine, au sein de ce Parlement.
C'est la raison pour laquelle, monsieur le président, chers collègues, madame et messieurs les ministres, le groupe PS a déposé une série d'amendements qui visent à limiter les effets négatifs de vos réformes et de faire droit aux demandes de la Ligue des familles, aux demandes des personnes qui sont dans des situations familiales particulièrement difficiles. Je pense par exemple aux parents d'enfants en situation de handicap, aux parents et aux mamans solos, ou encore aux parents ou aux familles dont l'un des conjoints travaille selon un horaire décalé.
Ces propositions s'inscrivent dans le droit fil de celles et ceux qui se revendiquent être le parti de la famille, et je vous regarde, mesdames et messieurs les députés, chers collègues des Engagés. Ces propositions émanent d'une structure, d'un organisme qui, contrairement à ce que Mme Tourneur avait dit lors des débats sur l'accord de gouvernement, n'est pas une structure ou une officine du PS. Non, la Ligue des familles est une structure historiquement liée aux piliers chrétiens.
Des propositions d'amendement qui portent sur ce que la Ligue des familles a dénoncé aujourd'hui, sur ce qu'elle attend de la part des parlementaires et, surtout, de celles et ceux qui se revendiquent être le parti de la famille. Dès lors, chers collègues des Engagés, je vous le dis très sincèrement, en vous regardant les yeux dans les yeux, je ne comprendrais pas que vous ne souteniez pas ces amendements. Et si la difficulté ne réside pas dans le fond – parce que je ne pourrais pas simplement imaginer que vous ne soyez pas d'accord sur le fond de ces amendements, avec les situations familiales particulièrement difficiles que ces amendements sont amenés à protéger –, je ne pourrais pas concevoir que vous ne soyez pas d'accord avec ces propositions, qu'elles ne figurent pas dans votre ADN.
Autrement dit, si, pour vous, la seule raison qui vous empêche de soutenir ces amendements de justice sociale, d'équité et de prise en considération des difficultés quotidiennes que connaissent ces familles, est le fait qu'ils émanent du groupe socialiste, je vous propose de les retirer et de les soumettre à votre signature pour que vous puissiez, éventuellement avec le soutien d'autres groupes de la majorité, les déposer et les soutenir, parce que je ne pourrais pas comprendre que vous ne soyez pas d'accord sur le fond de ces propositions. Je vous tends donc la main, au nom de mon groupe, mais surtout au nom de celles et ceux qui, demain, seront affectés par vos décisions et par vos projets de réforme, si vous ne soutenez pas ces amendements.
Un autre argument que je pourrais avancer, est le fait que la Ligue des familles a, de son côté, procédé à un sondage auprès d'un échantillon significatif de Belges, d'où il ressort que plus de 6 Belges sur 10 estiment qu'une maman solo doit pouvoir garder ses allocations de chômage tant qu'elle n'a pas trouvé un emploi qui soit compatible avec sa vie de famille, qui est plus difficile que celle d'autres mamans et que d'autres parents. Deux tiers des Belges ayant répondu à ce sondage refusent qu'un parent d'un enfant handicapé soit, demain, exclu du bénéfice des allocations de chômage, en application de votre réforme.
Donc, mesdames et messieurs des Engagés, mais j'étends l'appel et tends la main à nos collègues du cd&v, je ne comprendrais pas que vous ne souteniez pas ces amendements. Ils sont de pure logique et de pure justice. Ne pas y faire droit, ne pas les soutenir serait, au regard de ces mesures dégueulasses, une nouvelle gifle infligée à ces familles dont la vie quotidienne est particulièrement difficile et parfois insoutenable.
Enfin, ces amendements s'inscrivent dans la volonté de pouvoir soutenir l'épanouissement de ces familles, particulièrement celles qui se heurtent quotidiennement à des difficultés. Nous proposons que les périodes de congé parental ou celles qui sont prises dans le cadre d'un crédit-temps puissent à nouveau être prises en compte dans le calcul du droit au chômage, contrairement à ce que prévoit votre réforme, monsieur le ministre, mesdames et messieurs les parlementaires. En effet, il ne faut pas simplement suspendre ces mesures, comme ce qui semble avoir été la concession des partis de droite aux partis centristes de cette alliance, mais aller au-delà pour que cette période de congé parental ou de crédit-temps soit prise en compte dans le cadre du droit au chômage. Il s'agit donc de rétablir cette juste prise en compte du recours à des dispositifs bénéficiant aux familles et plus particulièrement aux enfants.
Voilà, monsieur le président, madame et messieurs les ministres, chers collègues, une présentation rapide des amendements nouveaux que nous avons déposés ou que nous allons retirer si nos collègues des Engagés et, peut-être, du cd&v s'engagent à les soutenir, parce que ces amendements font droit aux demandes, aux attentes et, surtout, aux besoins des familles les plus fragilisées et les plus en difficulté dans notre pays.
Pour le reste, monsieur le président, chers collègues, nous reviendrons sur la présentation des différents amendements au cours des débats thématiques avec les ministres concernés, étant donné qu'il s'agit de dispositions plus techniques.
02.04 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Permettez-moi tout d'abord de faire un petit point sur où en est ce gouvernement Arizona. Quand vous avez formé ce gouvernement, vous avez dit qu'on allait voir ce qu'on allait voir, que le gouvernement Vivaldi se disputait parce qu'ils avaient fait leur accord de gouvernement beaucoup trop vite, mais que vous aviez vraiment négocié longuement, et que cela allait passer comme une lettre à la poste. Pourtant nous constatons que vous avez du mal avec votre train de mesures. Aujourd'hui encore, nous voyons que le vote est à nouveau postposé d'une semaine, et cette fois pas à cause de l'opposition, mais bien à cause de vous.
Je crois qu'il y a deux raisons à cela. Premièrement, vos objectifs ne sont pas très réalistes, parce que, d'un côté, vous voulez mettre l'État à l'équilibre budgétaire, mais vous ouvrez les vannes en grand pour les dépenses en défense, vous ne fermez pas les niches fiscales, vous ne refinancez pas la sécurité sociale, bien au contraire. Donc vous avez un problème budgétaire, et vous n'en sortez pas.
Deuxièmement, dès le début de ce gouvernement, on n'avait pas cinq partis qui étaient en train de négocier. Avant même que le gouvernement ne se soit formé, un sixième parti s'est invité, la contestation. Vous avez été confrontés dès le début à une grande manifestation et les mobilisations n'ont pas arrêté depuis que vous êtes en place. On parle de pas moins de dix mobilisations. Et, finalement, les protestations s'élargissent, pour plusieurs raisons.
Vous avez menti aux gens, et ils commencent à voir clair, à se demander où en est le pouvoir d'achat, par exemple les 500 euros qui avaient été promis. Vous avez menti, aussi, en ce qui concerne la réforme du chômage. Vous aviez dit dans l'accord du gouvernement – et Les Engagés, durant la campagne électorale –, que seraient exclus les demandeurs d'emploi qui refuseraient une offre finale. Et nous constatons aujourd'hui qu'il n'y a rien à ce sujet dans le texte qui est proposé. Vous avez menti.
Nous voyons que de plus en plus de gens de la société civile se manifestent. Je pense ici, par exemple, à la Ligue des familles, que nous avons entendue ce matin à la radio. Ils vous interpellaient sur la loi qui sera votée aujourd'hui. Les protestations se sont élargies à la culture, aux acteurs de la justice, aux universités, qui ont vu que vous vouliez vous attaquer, par certaines mesures, à la recherche et au développement. Et, d'un autre côté, ils protestent contre votre mesure qui concerne leurs pensions.
L'automne sera chaud, parce que les protestations ne vont pas s'arrêter. Le 14 octobre, nous serons de nouveau dans la rue, avec énormément de gens.
Ik wil ook even stilstaan bij de vraag waar de arizonaregering 160 dagen na het voorstellen van het regeerakkoord staat. Enerzijds hebben jullie bijna 5 miljard euro extra voor wapens gevonden, om de NAVO-norm van 2% van het bruto binnenlands product na te leven, en zadelen jullie de volgende generaties op met de Trumpnorm van 3,5%, wat neerkomt op 10 miljard extra per jaar. Deze regering wil daarbovenop 11 Amerikaanse F-35’s kopen.
Anderzijds zijn het duidelijk niet de superrijken die zullen betalen, ondanks alle communicatie, hocus pocus en debatten. Het is niet omdat u in Facebookfilmpjes en Instagramposts beweert dat met de meerwaardetaks de superrijken zullen betalen, dat dat ook echt zo is. Zelfs Bart De Wever heeft het in het VTM-nieuws moeten toegeven: de rijkste 1% kan de dans ontspringen, daar is volgens hem weinig aan te doen. Je had natuurlijk de wet anders kunnen opvatten en ook de meerwaarde in de vennootschapsbelasting belasten, zodat die achterpoort dichtgemetseld was.
De hamvraag is wie al die uitgaven voor onder meer defensie zal betalen. Conner Rousseau gaf afgelopen weekend nog aan open te staan voor een defensiebelasting. Ook Maxime Prévot zette de deur open voor nieuwe belastingen als manier om extra geld te vinden voor defensie. Mijnheer Mahdi, u zei dit weekend dat zo’n defensiebelasting er niet komt, maar mijnheer Van Peteghem zette tijdens de begrotingsdiscussie de deur voor zo’n defensiebijdrage wel degelijk open.
Wat jullie wel doen, is het geld halen uit de sociale zekerheid. Dat staat dan ook in deze programmawet. De eerste maatregel, die echt pijn doet, is de indexrem op pensioenen, sociale uitkeringen en ambtenarenlonen. Vooruit zou de index redden, maar voert nu een indexrem in. 2,6 miljoen gepensioneerde Belgen zullen de indexering van hun pensioen uitgesteld zien. Volgens de berekening van Okra verliezen mensen met een gemiddeld pensioen van 1.700 euro daarmee 70 euro aan koopkracht. Bij elke indexaanpassing verliezen de gepensioneerden 70 euro en cumulatief gaat het tegen 2029 om 300 euro.
Vandaag leven al 850.000 Belgen met een pensioen onder de armoedegrens. Die mensen moeten elke maand de eindjes aan elkaar knopen. De winkelkar wordt duurder en u gaat die mensen nog eens koopkracht afnemen. Hoe durft u!
De politici zouden ook inleveren op hun pensioen. Dat is gisteren goedgekeurd in de vzw-pensioenen, maar het resultaat is bijzonder mager. Een gepensioneerd politicus die hier in de Kamer heeft gezeteld, zal er voortaan twaalf jaar over doen om een gemiddeld werknemerspensioen te bereiken. Voor de hervorming was dat elf jaar. Amai. Het is duidelijk, de politici zullen er weinig van voelen.
Bovendien voorziet de programmawet in een vrijstelling van sociale bijdragen voor de hoogste lonen. Dat is een cadeau voor 1.300 werknemers met de hoogste lonen in 1.000 bedrijven. Dat betekent 75 miljoen euro minder inkomsten voor de sociale zekerheid. Dat is dus duidelijk winst voor de aandeelhouders van de grote bedrijven en verlies voor de sociale zekerheid. Dat komt nog eens boven op de 16 miljard euro aan jaarlijkse kortingen en verminderingen in bijdragen aan de sociale zekerheid en vrijstellingen van de bedrijfsvoorheffing.
U beperkt dus ook de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Ondanks al de aankondigingen, zoals onder meer de uitzonderingen, blijft daar gewoon niks van over. Ook mensen zoals Mieke – zij is 59 jaar, boekhoudster – komen in de problemen. We hoorden haar getuigenis in Terzake: 59 jaar, boekhoudster, heeft het afgelopen jaar 80 sollicitaties verstuurd. Ook zij zal haar werkloosheidsuitkering verminderd zien. Ze zal niet in het warme bad van het OCMW terechtkunnen, want ze is samenwonend.
Het zijn allemaal fabeltjes. De basisbaan zou worden aangeboden, volgens Vooruit. Mensen zouden pas uitgesloten worden van de sociale zekerheid of hun werkloosheidsuitkering als er een basisbaan werd aangeboden. We zien daar echter niets van terug in de tekst. Na volgende week liggen uiteraard nog alle plannen van deze regering op tafel. De heer Clarinval komt daarbij met een regelrechte aanval op de werkende klasse.
De arbeidsmarkthervormingen vormen een frontale aanval op de arbeidsduur. U wilt het aantal vrijwillige overuren aanzienlijk verhogen en ook een einde maken aan de bescherming tegen nachtarbeid. Zeer binnenkort wilt u dat invoeren in de distributiesector. De nachtpremies zouden dan worden afgeschaft tussen 20.00 uur en 24.00 uur en ’s ochtends zelfs tussen 5.00 uur en 6.00 uur, voor nieuwe contracten.
Straf is echter ook wat er in dat voorontwerp over de arbeidsmarkthervormingen staat. De regering dient een zware slag toe aan de collectieve onderhandelingen. In dat voorontwerp staat namelijk dat de regering voor het eerst uitdrukkelijk verbiedt dat collectieve arbeidsovereenkomsten gunstigere bepalingen kunnen vastleggen voor nachtpremies in de distributiesector. Werkgevers zullen op die manier eenzijdig bestaande voordelen kunnen schrappen voor de werknemers. Dat is een regelrechte aanval op het Belgische sociaal overleg. Ik kijk ter zake natuurlijk naar Vooruit, dat ook moet aangeven dat zij dat niet zal aanvaarden.
De regering wil ook het minimumaantal werkuren per week afschaffen en het gemakkelijker maken om mensen sneller te ontslaan. De fiscale hervorming wordt zoals wachten op Godot. Iedereen wacht op die 500 euro extra. Wat zal het uiteindelijk zijn? Voorlopig hebben zij nog altijd niets gevonden. Mijnheer Jan Jambon, wat staat niet in de wettekst? Dat is uw pensioenmalus. Die bepaling hebben wij nog altijd niet gezien, hoewel u in het regeerakkoord hebt ingeschreven dat ze zou ingaan op 1 januari 2026. Het wordt dus wel stilaan tijd om de maatregel goed te keuren. De mensen moeten immers normaal gezien een heel aantal maanden op voorhand hun pensioen kunnen aanvragen.
Ik heb echter iets positief gehoord, namelijk dat zowel cd&v als Vooruit in Het Nieuwsblad hebben laten weten dat zij het regeerakkoord willen bijsturen. Naar wij lezen in De Standaard, menen zowel Vooruit, cd&v als Les Engagés dat de pensioenmalus te veel mensen zal treffen. Dat die partijen daar nu over beginnen te twijfelen, is echt geen toeval. Toen het regeerakkoord hier werd voorgesteld, werd ons immers nog voorgehouden dat die pensioenmalus niet meer dan normaal is en een kwestie van gezond verstand. Dat werd hier letterlijk geopperd.
Wat zien wij nu echter?
De voorzitter: Mag ik vragen dat mevrouw Merckx haar uiteenzetting kan voortzetten?
(…): Dat is lastig voor u.
02.05 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Ik meende nochtans dat de cd&v het regeerakkoord heeft ondertekend. Die pensioenmalus stond daarin. Bovendien werden de ziektedagen niet geassimileerd voor de pensioenmalus. Ook dat is hier eerder uitgebreid besproken.
Toen is de cd&v akkoord gegaan, maar het is des te beter dat u vandaag die keuzes in vraag begint te stellen. Wij beginnen immers te zien hoeveel mensen daarvan het slachtoffer zullen worden. In de zorgsector hebben wij het vorige week nog gezien. De helft van de werknemers in de zorgsector gaat met vervroegd pensioen en daarvan zou bijna de helft worden getroffen door een pensioenmalus. Wat wij dus vaststellen, is dat de druk van onderuit werkt.
In een halfjaar tijd zijn de burgers een tiental keer op straat gekomen. Daar kunt u niet doof voor blijven. Metaal- en chemiearbeiders, werknemers uit de zorgsector – ook zij zijn op straat gekomen. Leerkrachten hebben we eveneens massaal zien betogen. Werknemers uit de handel hebben onlangs gestaakt. De schoonmaaksector, jongeren, feministen, de vredesbeweging, het brede middenveld, universiteiten, justitie en cultuurorganisaties: allemaal hebben ze zich laten horen.
Het rommelt in de
buik van de samenleving, tegen deze regering, die onze pensioenen en onze
sociale zekerheid wil afbouwen, terwijl er wel miljarden worden gevonden om te
investeren in oorlog en wapens. Gisteren nog werd er 6 miljard euro toegezegd
voor munitie voor de heer Francken. Met de PVDA hebben we dan ook onlangs een
petitie opgezet tegen de pensioenmalus. Iedereen mag die ondertekenen. De
teller staat al op 27.000 ondertekenaars en zal uiteraard nog fors oplopen.
Beste collega’s,
het wordt een warme herfst. Op 14 oktober trekken we opnieuw met veel
mensen de straat op.
(Applaus)
02.06 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega’s, twee weken geleden hebben we bij de bespreking van de programmawet advies gevraagd aan de Raad van State over onze amendementen. De meerderheid riep meteen uit dat het om vertragingsmanoeuvres en sabotage ging. Dat was het absoluut niet. De Raad van State heeft ons immers gelijk gegeven en ik zal u uitleggen waarom, collega’s.
Mijn fractie heeft
over twee aspecten van deze programmawet amendementen ingediend en advies
gevraagd. In de eerste plaats over de uitzondering op de beperking in de tijd
van de werkloosheidsuitkeringen voor 55-plussers. Tijdens de bespreking in
commissie in dit Parlement bleek namelijk plots dat slechts 18 % van de
werkloze 55-plussers zijn uitkering zou kunnen behouden. Zelfs de
meerderheidspartijen...
De voorzitter: Mijnheer Van Hecke, ik
onderbreek u even. Er vinden momenteel vijf verschillende vergaderingen plaats
in het halfrond. Dat is niet de bedoeling. Er is hier maar één vergadering en
die wordt op dit moment toegesproken door collega Van Hecke.
02.07 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dank u wel, voorzitter. Ik dacht dat men nog aan het overleggen was om toch enkele amendementen van Groen-Ecolo te steunen. In dat geval zou ik hen graag een minuutje gunnen, maar blijkbaar gaat het daar niet over. Jammer, maar ik probeer u alsnog te overtuigen, collega’s.
U was zelf verrast over dat cijfer. Slechts 18% van de 55-plussers kwam in aanmerking voor die uitzondering. Nochtans was in het regeerakkoord uitdrukkelijk bepaald dat wie gedurende dertig jaar minstens halftijds had gewerkt, recht zou hebben op die uitkering. Die belofte hebben jullie echter niet gehouden.
Het gaat vaak, collega's, om mensen die 27, 28 of 29 jaar hebben gewerkt, hun job verloren zijn door een reorganisatie of een faillissement en die nu 57, 58 of 59 jaar zijn. Collega Merckx verwees daarnet nog naar het voorbeeld van de dame in Terzake: 59 jaar, 80 sollicitatiebrieven. Er zijn ook mensen die 100 of 120 sollicitatiebrieven hebben gestuurd en zelfs geen antwoord krijgen, enkel omdat werkgevers vaststellen dat ze al 58 of 59 jaar zijn. Er bestaat zoiets als leeftijdsdiscriminatie.
Dat is woordbreuk. Wat rest, is een kille, rechtse maatregel. Bovendien valt niet iedereen die dertig jaar minstens halftijds heeft gewerkt onder de uitzondering. Daarover hebben we het ook al gehad in de commissie met minister Clarinval. Bij de bespreking met de minister straks zullen we daar nog dieper op ingaan. Dat was ons amendement over de 55-plussers.
Daarnaast hebben we ook amendementen ingediend over de regeling voor werkloze mantelzorgers. Wie mantelzorger is, is niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. We dachten dat iedereen dat zou begrijpen, behalve de arizonaregering. Wat doet de regering? Iemand die mantelzorger is en werkloos is, ziet de maanden waarin hij of zij voor een geliefde zorgt, meetellen voor de maximumperiode van twee jaar werkloosheid. Iemand die dus niet kan werken omdat hij of zij voor een familielid zorgt, wordt door de arizonapartijen beschouwd als iemand die niet wíl werken. Ik vind dat kil, koud en asociaal.
Daarom hebben we amendementen ingediend en daarom hebben we ook advies gevraagd aan de Raad van State. Wat zegt de Raad van State nu over de amendementen inzake mantelzorgers? Wij waren trouwens niet de enigen die amendementen indienden, er zijn diverse amendementen rond dat thema ingediend. Ik citeer kort uit het advies van de Raad van State: ʺDe doelstelling om bepaalde zorgtaken in aanmerking te nemen voor de toepassing van de werkloosheidsreglementering, omdat men gedurende de desbetreffende periodes niet geacht kan worden op de arbeidsmarkt actief te zijn, lijkt deze maatregel in beginsel te kunnen verantwoorden.ʺ
De Raad van State voegt er wel aan toe: als je dat doet, moet je dat uitbreiden naar andere zorgstelsels om geen ongelijkheid te creëren. Net om die ongelijkheid weg te werken, hebben wij onze amendementen ingediend. Met andere woorden, de Raad van State geeft ons gelijk.
Dat is logisch. Je kunt mensen toch niet straffen omdat ze mantelzorger zijn? Deze regering vindt blijkbaar van wel. Wie zes maanden zorgt voor een ziek kind of een zieke ouder of palliatief verlof neemt en dus soms zware zorgtaken opneemt, wordt door deze regering gestraft. Die bekijkt arbeid vanuit een puur economische benadering. Ook mantelzorgers zijn in die periode immers aan het werk. Dat werk is in vele gevallen trouwens veel zwaarder dan dat in de fabriek of op kantoor.
Kennen jullie dan niemand in jullie omgeving die palliatief verlof nam om een stervende ouder of een stervend gezinslid in de laatste weken van zijn of haar leven bij te staan? Blijkbaar niet. Dat de N-VA of de MR daar zo naar kijken, daar schrikken wij niet van, hoewel het op velen onder jullie toch ook als keihard, onmenselijk liberalisme moet overkomen. Dat ook partijen als Les Engagés, cd&v en Vooruit deze ultraliberale rechtse visie volgen, daar kunnen wij echt niet bij. Waar is de gezinspartij die cd&v beweert te zijn? Eerlijk, ik zie ze niet. Waar is de sociale partij die Vooruit pretendeert te zijn? Eerlijk, ik zie ze niet.
Wat de 55-plussers betreft is het grote probleem dat de Raad van State zegt dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om de amendementen grondig te onderzoeken. Letterlijk zegt hij: “Binnen de beperkte tijd waarover de Raad van State beschikt, kan hij alle verschillen in behandeling niet onderzoeken, noch nagaan of de verantwoording ervoor moet worden gezocht in andere, door het ontwerp van programmawet voorgenomen wijzigingen.” Dat is niet verwonderlijk, want de Raad van State kreeg van de voorzitter van deze Kamer vijf dagen de tijd om zijn advies te geven, wat uiteraard te kort is om dat grondig te doen. Eigenlijk zegt de Raad van State hetzelfde als in zijn initiële advies over de programmawet.
Ook toen had de Raad van State van de regering slechts vijf dagen gekregen om advies te verlenen over het ontwerp van programmawet. Vijf dagen voor 240 artikelen, voor 120 pagina’s pure wettekst. Ook toen schreef de Raad van State dat vijf dagen, die hij zelf had verlengd tot acht, te weinig waren om een diepgaande analyse te maken en om te controleren of de voorstellen van de regering bijvoorbeeld wel de toets van de Grondwet zouden kunnen doorstaan. Samengevat, de Raad van State zegt hier eigenlijk dat hij door het haastwerk van de regering zijn werk niet naar behoren kan doen.
Collega’s, deze regering neemt een loopje met de elementaire beginselen van goede wetgeving. Ze toont geen respect voor de Raad van State, een instelling die een essentiële rol speelt in het tot stand komen van nieuwe wetgeving. Er is geen respect voor die belangrijke instelling, evenmin voor het Parlement en de oppositie. Dat is helaas, collega’s, niet nieuw.
De programmawet zit vol slechte, eerder vrij rechtse maatregelen. Denk maar aan de fiscale regularisatie die opnieuw opduikt, de hoge lonen die minder bijdragen aan de sociale zekerheid, de tragere indexatie van lonen en pensioenen, de carried interest enzovoort. Zoveel slechte rechtse ideeën die per se en snel moesten worden doorgedrukt. Nachtelijke zittingen op vrijdagnacht, dat kon allemaal. Het moest vooruitgaan. Vragen om hoorzittingen rond specifieke aspecten van de wet, dat kon niet. Het moest vooruitgaan. Noodkreten uit de sector, brieven en mails met waarschuwingen en adviezen heeft men allemaal naast zich neergelegd. Het moest vooruitgaan. Met het waardevolle advies van de Raad van State over onze amendementen zal hetzelfde gebeuren. Dat wordt verticaal geklasseerd. Dat is wat deze rechtse meerderheid zal doen.
Beste vrienden socialisten, u kijkt ernaar en u slikt het. Hoelang nog? Hoelang gaat u, parlementsleden met een sociaal hart – want ik weet dat u een sociaal hart hebt – dat nog slikken? Nog lang blijkbaar. Straks zult u immers alle amendementen van de oppositie wegstemmen, ook de amendementen die de 55-plussers steunen, ook die bedoeld om de mantelzorgers te helpen, ook die waarmee we mensen willen ondersteunen die palliatieve zorg opnemen.
Cd&v zal dat ook doen. Proficiat. U duwt een hele reeks rechtse, sociale en asociale maatregelen in één grote wet: de programmawet. Vervolgens vraagt u ons om die goed te keuren. Dat zullen wij uiteraard niet doen.
Er staan slechts een paar goede maatregelen in en die steunen we wel. Een daarvan is de verlaagde btw op sloop en heropbouw, een voorstel dat we al lang steunen en waarvoor we zelf voorstellen hebben ingediend, onder andere samen met collega Vanbesien. Ook de bepalingen over ouderschapsverlof voor pleegouders zullen we steunen. We hebben daarover in 2020 immers al wetsvoorstellen ingediend en samen met andere partijen gestreden om dat gerealiseerd te krijgen.
Met onze fractie hebben wij een twintigtal van de meer dan 240 artikelen goedgekeurd. Collega's, dat is minder dan 10 % van de wet die we kunnen steunen, 90 % van deze wet lusten wij niet. Daarom zijn we zo hard tegen. Daarom zullen we blijven strijden tegen deze kille, koude, asociale en rechtse regering, tegen deze regering die hard is voor vrouwen, voor gepensioneerden, voor mantelzorgers, voor 55-plussers en tegen deze regering die keer op keer in de verkeerde zakken zit. Daarom, collega's, zullen wij deze wet niet steunen.
De voorzitter: Bedankt, mijnheer Van Hecke. Mijnheer Van Quickenborne?
Oei, waar is hij wanneer men hem nodig heeft?
02.08 Katja Gabriëls (Open Vld): Hij zit in de commissie voor Mobiliteit, mijnheer de voorzitter. Hij komt eraan, maar ik dacht dat mevrouw Schlitz ook nog zou tussenkomen.
De voorzitter: Ook voor het Vlaams Belang is er een tweede spreker. Die komen echter op het einde.
Ik geef het woord dan aan de heer De Smet.
02.09 François De Smet (DéFI): Merci, monsieur le président.
Ah, il est
là.
De voorzitter: Ah, we waren op u aan het wachten, mijnheer Van Quickenborne. U bent echter van alle markten thuis, dus u kunt meteen het spreekgestoelte bestijgen.
02.10 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, dit is de eerste grote wet van Arizona die naar het Parlement komt. Deze wet verdient geen schoonheidsprijs. Ik ben blij dat collega Ronse hier aanwezig is, want dat is een woord dat hij vaak gebruikt wanneer er iets fout loopt bij Arizona.
Dit ontwerp van programmawet wint geen schoonheidsprijs, in de eerste plaats omdat het veel te laat naar het Parlement is gekomen, maar dat is vintage Arizona. Ze wachten tot op het laatste moment, zoals iemand die een belastingaangifte moet indienen. Die wacht ook altijd tot het laatste moment. Dat noemt men procrastinatie.
Dit document werd ingediend op 27 mei, om in werking te treden op 1 juli. Mijnheer Jambon, u hebt toch al een beetje ervaring. U weet dat u dat toch iets vroeger moet doen. Maar goed, dat is de traditie van Arizona, want het regeerakkoord is ook op die manier tot stand gekomen. Herinner u de laatste nacht in het militair kwartier, op de harde veldbedjes. Herinner u de meerwaardebelasting, mijnheer Bertels. Dat heeft ook 12 maanden aangesleept, met daarna een hele nacht vergaderen, 13 uur lang.
Dan denkt men rond te zijn met die meerwaardebelasting, maar dat is nog altijd niet het geval, want er is nog altijd geen eerste lezing. Het werd hier veel te laat ingediend. Ik dacht dat we er deze week eindelijk over zouden kunnen stemmen. Maar neen, we kunnen niet stemmen, want de meerderheid dient opnieuw amendementen in en dus wordt het weer vertraagd. Mijnheer Van der Donckt, u kunt straks repliceren, geen probleem.
Dat is toch onwaarschijnlijk, collega's. Keer op keer weer dat arizonacircus dat ervoor zorgt dat het uitgesteld wordt, maar dat is niet het grootste probleem, collega's. Het grootste probleem van deze programmawet is dat die gekoppeld is aan alles wat beweegt, wat staat, wat ademt in de Wetstraat. Alles is nu blijkbaar aan alles gekoppeld.
Het is begonnen met Vooruit dat zei dat het de hervorming van de werkloosheidsuitkering niet zou goedkeuren, tenzij er een meerwaardebelasting zou komen. Dat was de eerste koppeling. Vervolgens zei minister Vandenbroucke dat dat nog niet genoeg was en dat we de F-35's ook zouden koppelen aan de meerwaardebelasting.
Toen kreeg iedereen zin om nog zaken te koppelen. Wat gebeurde er? De heer Yvan Verougstraete van Les Engagés wil dat de werkloosheidshervorming pas kan worden gekoppeld als er voldoende geld is voor de OCMW's. Ze waren rijkelijk laat met hun opmerkingen, maar ze hebben ze toch gemaakt.
Vervolgens stelde cd&v – de heer Mahdi is niet meer aanwezig – ook te willen koppelen: geen meerwaardebelasting zonder fiscale hervorming.
Collega's, dan kwam natuurlijk de meesterkoppelaar. Ik ken hem, ik zat ooit naast hem in het kernkabinet. Dan kwam de heer Vandenbroucke. Hij stelde dat al die dingen er niet gaan komen tenzij de gezondheidshervorming doorgevoerd wordt en de supplementen geplafonneerd worden.
Dus alles is aan alles gekoppeld en alles zit vast.
Monsieur le ministre, tout est bloqué. J'ai lu
dans la presse que les neuf prochains jours seraient décisifs avant le week-end
des 19 et 20 juillet, parce que M. Prévot doit partir en vacances, sans doute
en Ardenne, avec sa grande famille. Une décision doit donc être prise, au plus
tard, le jeudi ou le vendredi. Je parle de grandes décisions. Par conséquent,
de grandes incertitudes subsistent. Je pense aux actionnaires.
Beleggers vragen hoe het nu zit met de meerwaardebelasting en of ze die zullen moeten betalen. Er is onzekerheid bij de bouwheren over de 6 % btw-maatregel voor sloop en heropbouw - ik kom daartoe – en zelfs bij de gepensioneerden. Mevrouw Vanrobaeys stelde in commissie aan de minister van Pensioenen de interessante vraag of het klopte dat er sinds april geen pensioenberekeningen meer worden gemaakt, omdat er veel onzekerheid bestaat. Onzekerheid troef dus. Ik noteer dat de minister daar kennelijk straks op zal antwoorden. Zeer goed.
Collega's, er is wel één zekerheid, namelijk die van Benjamin Franklin, de founding father van de Verenigde Staten. Dat is een prachtig figuur, uitvinder van de bliksemafleider en de brillenglazen. Hij opperde ooit dat er maar twee zekerheden zijn in het leven - en de minister van Financiën weet dat -, dat zijn de dood en de belastingen. De dood, daar zal de arizonaregering weinig aan veranderen, tenzij ze nog met een doodtaks op de proppen komt.
Het feit is in ieder geval dat de belastingen eraan zitten te komen. Het is een beetje zoals de cowboy die sneller schiet dan zijn schaduw, Lucky Luke. Het is niet tak tak tak tak van Arizona Luke, maar wel Arizonataks, taks, taks, taks. Inderdaad, er werden 20 arizonataksen aangekondigd en het eerste salvo wordt gelost met ondehavige programmawet: de exittaks, de carried-intresttaks, de DBI-taks en de taks op de effectenrekeningen.
Al die taksen klinken volgens de heren Soete en El Yakhloufi van Vooruit heel exotisch. Ze doen denken aan een onbewoond eiland, waar dan een paar mensen wonen, die worden belast. Ik zal u straks uitleggen dat die taksen bittere ernst zijn. Het is misschien wat complex en ingewikkeld, maar ze zijn bittere ernst, want ze bepalen mee het investeringsklimaat in ons land.
Toen ik aan de minister vroeg wat de impact van de exittaks op het investeringsklimaat was, moest de minister toegeven dat hij die vraag niet kon beantwoorden. Dat hebben we niet bekeken, zei hij in de commissie. Mijnheer de minister, ik vermoed dat u intussen wel een antwoord hebt op die vraag over de impact.
Collega’s, dat Vooruit niet wakker ligt van de impact van de exittaks op ons investeringsklimaat, is normaal. Socialisten zijn niet bezig met het ondernemerschap. Dat interesseert hen niet, net zoals minister Van Peteghem blijkbaar ook niet in de begroting is geïnteresseerd. Zo erkent hij toch in een interview in Knack van vanochtend.
Gelukkig is de oppositie wel geïnteresseerd in wat hier voorligt. Ik vraag mij af waarom de N-VA daar zo in meegaat, mijnheer de minister. De kabinetschef van de minister, de heer Wesley De Visscher – als ik die naam mag vermelden in het plenum, mijnheer de voorzitter – zegt immers dat het slechte taksen zijn. Hij heeft gelijk. Het zijn slechte taksen, want het is het begin van een lange reeks taksen van de arizonaregering.
De eerste taks is de exittaks. Ik leg het even uit, want het is voor velen wat exotisch. De heer Vereeck kent intussen het métier. Het is een taks die u als aandeelhouder moet betalen op het moment dat uw vennootschap verhuist naar het buitenland. Dat hoeft niet Curaçao of Panama te zijn. Ook bij een verhuis in de EU moet u als aandeelhouder die taks betalen, ook al blijft men zelf hier wonen. Ik geef een voorbeeld. Het beursgenoteerde Argenx, een bekend kankerbestrijdend biotechbedrijf in Gent, verhuist naar Frankrijk en alle aandeelhouders moeten die taks betalen, die ook niet weinig is, namelijk 30 % op een fictief liquidatiedividend.
De Raad van State, mijnheer de minister, is vernietigend en oordeelt dat er sprake is van een schending van de vrijheid van vestiging, de vrijheid van kapitaal en het gelijkheidsbeginsel.
De reactie van de minister is: I couldn't care less. Het advies van de Raad van State wordt zonder meer in de vuilnisbak gegooid. Hebt u vandaag het artikel van Fouad Gandoul in De Tijd gelezen, mijnheer de minister? Dat moet u dringend eens doen. De titel luidt: "Respecteer de Raad van State". U kunt het artikel vinden via de zoekfunctie. Hij schrijft dat de Raad van State het institutioneel geweten van onze wetgeving is. Zelfs het Vlaams Belang, dat niet pro-Belgisch is, vindt dat de Raad van State toch enig respect verdient.
Collega's, de exittaks is de fiscale prikkeldraad die rond ons land gespannen wordt. Zoals de heer Vereeck heeft verklaard, wanneer men weet dat, als men zijn vennootschap verhuist maar zelf in het land blijft wonen, men toch wordt belast, dan denkt men wel twee keer na vooraleer men zijn vennootschap verhuist, meer nog, men denkt drie keer na voordat men zijn vennootschap van het buitenland hierheen verhuist. En wat antwoordt de minister dan op de vraag wat de impact is van de exittaks op ons investeringsklimaat? Hij weet het niet; hij heeft het niet onderzocht.
En dan hebben we' de carried-interesttaks,
nog zo'n exotische term voor de heer Soete en een aantal socialisten. (De heer Van Quickenborne draait de volgende
pancarte om) Die taks slaat op private
equity. Mevrouw Merckx, ik weet dat de PVDA geen grote fan ervan is, maar private equity is wel belangrijk. Het is
immers de motor van de groei van onze bedrijven. Het zijn net die fondsen die
bijvoorbeeld in biotech en deeptech investeren, op het moment dat
bedrijven nog geen winst maken, bijvoorbeeld de GIMV, de
Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV), CVC, Waterland, en kleinere
private-equityfondsen zoals Gilde Healthcare of E-Capital, actief in Luik en
Brussel. Wat doet de regering? De niet-speculatieve carried interest wordt wegbelast, net zoals de speculatieve. Beide
worden op exact dezelfde manier behandeld. Het gevolg is, collega's, dat mensen
zoals Jürgen Ingels afhaken. U kent hem, mijnheer de minister, want hij
organiseerde voor u SuperNova. Trouwens, SuperNova heeft geadverteerd op de
website van de N-VA. Hij verklaart dat, als men zo verder doet, hij al zijn
activiteiten naar Amsterdam zal verhuizen. Dat zegt toch iets.
Dat kan wel tellen, niet, de vader van de FinTech weg uit België!
Het is ook telkens weer hetzelfde patroon, collega's. Wat is het patroon, mijnheer Kompany? Mensen die veel risico nemen, die veel toegevoegde waarde leveren, worden weggezet als graaiers. Het doet een beetje denken aan het verhaal van de dokters-graaiers, niet, Mevrouw De Knop? De dokters graaien, degenen die carried interest genieten, graaien, de ondernemers graaien.
Voor Vooruit is een ondernemer iemand die zichzelf een minimumloon uitkeert aan de rand van het zwembad. Of, zoals de heer El Yakhloufi intussen verklaarde, een ondernemer is iemand die vijf miljoen euro casht in de pocket, aangezien hij gratis over onze wegen rijdt, aangezien hij gratis naar het ziekenhuis mag gaan en aangezien hij gratis onderwijs heeft genoten. Als men dus die drie dingen doet, dan verdient men volgens Vooruit plots 5 miljoen euro uit de hemel. Dat zijn ondernemers. Zo kijkt Arizona naar ondernemers.
Dan is er de DBI-taks. (De heer Van Quickenborne draait een volgende pancarte om). DBI staat voor definitief belaste inkomsten. Het DBI-systeem zorgt ervoor dat bedrijven, groepen, holdings niet twee keer belastingen moeten betalen. Dat wordt trouwens ook geregeld door Europese wetgeving, namelijk door de moeder-dochterrichtlijn. Dat systeem is cruciaal voor ons land, mijnheer Ronse, omdat het ervoor zorgt dat holdings en hulpstructuren activiteiten in ons land ontwikkelen. Het is belangrijk om multinationals aan te trekken die hier investeringen doen.
Stel dat we het DBI-systeem niet hadden,
collega's, dan zouden al die structuren verhuizen naar Nederland, Luxemburg of
Ierland en dan waren we een arm land. Wat doet Arizona echter?
On dit RDT en français. C’est une matière que M. Dubois connaît très bien et sur laquelle il a déjà posé une question intéressante.
En wat doet de minister in verband met de DBI-aftrek? Hij torpedeert midscheeps de boel door er een voorwaarde toe te voegen, namelijk met betrekking tot de financiële vaste activa. Dat klinkt allemaal zeer boekhoudkundig, ik excuseer mij daarvoor. Dat betekent eigenlijk dat de DBI-aftrek, het feit dat men geen belasting moet betalen, afhankelijk wordt van een boekhoudkundige notie, met name of een en ander op de balans staat of niet. Die heeft dus niets meer te maken met de economische realiteit. Het gevolg zal heel veel rechtsonzekerheid zijn en veel geschillen voor de rechtbank. Ik zeg u dat, omdat dat tot 2011 het geval was, tot wanneer Europa oordeelde dat de voorwaarde in verband met de financiële vaste activa moest worden geschrapt.
Collega's, dan is er de jaarlijkse taks op de effectenrekening. Die bestaat, ja, en die belast miljonairs. Ik vind dat miljonairs moeten belast kunnen worden. Het Rekenhof heeft gezegd dat aangezien de opbrengsten jaar na jaar dalen, een nieuw systeem wordt ingevoerd. Van iemand die zijn effectenrekening van 1 miljoen euro splitst, vermoeden we dat hij fraude pleegt. Het is hetgeen collega Vereeck daarnet vertelde. Wat doet de regering? Ze voert een vermoeden van schuld in. Men moet bewijzen dat men onschuldig is. Dat is proper. Als men dat bij justitie zou doen, dan zat iedereen in de gevangenis, tenzij men kan aantonen dat men niets verkeerd heeft gedaan. Dat is de wereld op zijn kop. Dat is ongezien.
Collega's, het zijn maar vier voorbeelden van taksen die ons investeringsklimaat bedreigen. Dan spreek ik nog niet over de meerwaardebelasting, dat is een ander debat. Iedereen, zelfs de voorstanders, noemen dat een draak van een wet. De heer Coucke, die nooit zal moeten betalen, zegt dat hij akkoord gaat met de uitgangspunten, maar dat het een draak van een wet is.
Mijnheer de minister, u organiseert contractbreuk, aangezien u de spelregels verandert, terwijl het spel bezig is. U doet dat voor de echtscheidingstaks - die teksten moeten nog komen - en voor de woontaks en andere taksen. U doet dat ook voor de carried-interesttaks. In het regeerakkoord staat op pagina 17 letterlijk: “Het zal geen impact hebben op bestaande plannen.” Het staat er letterlijk in. Toch onderstreept de minister dat die taks wordt ingevoerd. Dat is contractbreuk.
Collega's, het zijn vier voorbeelden van het feit dat men net het omgekeerde doet van wat men heeft beloofd.
Il est dommage que M. Bouchez ne soit pas ici, mais peut-être nous écoute-t-il. Qu'a-t-il dit sans arrêt? Il a dit: "Pas de nouvelles taxes!" Après, il s'est corrigé: "Pas d'autres taxes!" Peut-être dira-t-il à présent: "Peut-être quelques taxes."
Quand j'ai interrogé M. Benoît Piedboeuf, notamment à propos de la taxe sur les plus-values, je lui ai dit: "Allez, Benoît, nous nous sommes battus contre cette taxe pendant vingt-cinq ans!" Il m'a répondu: "Écoutez, Vincent, on peut faire évoluer certains de ses principes." C'était sa réponse, et son français est parfait. Benoît, je t'apprécie, mais donc "on peut faire évoluer certains de ses principes"? Chers collègues, monsieur le ministre Clarinval, si le MR continue à évoluer, il va nous faire payer encore quelques nouvelles taxes. Mais oui! Depuis hier, sur le site de la Chambre, on trouve le document 963.
Sinds gisteren vindt men op de website van de Kamer het document nr. 963, het wetsontwerp houdende diverse bepalingen. De urgentie zal morgen worden gevraagd. We vermoeden dat die ook zal worden gegeven.
Wat staat er in dat document nr. 963? Ik ken intussen al die nummers van buiten. Ik heb een afwijking. Ik leer graag nummerplaten uit het hoofd. Ik heb nu een nieuwe hobby, de nummers van wetsontwerpen kennen. De minister heeft dat ook. De hoogte van de kathedraal van Antwerpen is 123 meter. Dat getal komt overeen met het aantal mensen die de Twizy gebruiken. U ziet dat ik heb geluisterd.
Wat staat er nu precies in het document? Ik kan u die lectuur van harte aanbevelen, collega’s: les nouvelles taxes, les taxes de Bouchez. Koekoek.
En het houdt niet op: er zijn inmiddels alweer nieuwe taksen op komst. De heer Rousseau spreekt van een defensiebelasting. Iemand anders spreekt van een overwinstbelasting. De creativiteit kent geen grenzen.
Als men die belastinglawine ziet, die belastingdiarree, mijnheer de minister, verwacht men dat u misschien, ook, ooit even, een beetje, voor iemand een belastingverlaging overweegt. Belastingverlaging? We hebben geen wetten gezien, geen teksten, er is geen stemming geweest.
Een VTM-kijker vroeg na honderd dagen Bart De Wever: "Waarom haalt u het geld bij de gewone man?" Bart De Wever antwoordde vanuit zijn pluche in de 16: "Ik snap dat dat gevoel leeft, maar wie een volledige carrière in de privé doormaakt, zal door geen enkele maatregel geraakt worden." Als die kijker echter gescheiden is, moet hij de echtscheidingstaks betalen; dat zullen we u laten zien zodra het voorstel wordt ingediend. Als die persoon een appartement in Middelkerke heeft, moet hij de woontaks betalen; de heer Dedecker is hier jammer genoeg niet. Als die persoon, mijnheer Vanbesien, zijn huis wil renoveren en dit jaar een warmtepomp wil installeren, in een huis van minder dan tien jaar oud, betaalt hij 21 % in plaats van 6 % btw. Onder die verschrikkelijke vivaldiregering van de heer De Croo was dat 6 %; nu wordt dat 21 %. Als die man samenleeft met een vrouw die niet werkt, of omgekeerd, dan betaalt hij of zij de huwelijkstaks, het huwelijksquotiënt. Arizona kost die persoon dus 5.300 euro, met de complementen van Jambon. Dat de kleine man deze hervormingen niet zal voelen, is dus een leugen, net zoals het een leugen is dat deze regering het budgettaire rotten zal stoppen.
Een paar maanden lang heeft dat verhaaltje gepakt, het was zogezegd allemaal de schuld van De Croo, Bertrand en Van Quickenborne. Een paar maanden kwam men daarmee weg. Maar wat blijkt nu? Oei oei oei, het tekort bedroeg 23 miljard euro en stijgt naar 42 miljard euro in 2029. Collega’s, blijkbaar – ik heb het nog niet gevonden, anders publiceren we het op LinkedIn – is er een rapport van het Monitoringcomité op komst dat volgens een bron “een natte dweil in het gezicht van de regering” zou worden.
U kunt natuurlijk blijven zeggen dat het de schuld is van de vorige regering – desnoods blijft u dat nog een aantal maanden zeggen –, maar op een bepaald moment, mijnheer Ronse, zal het bobijntje op zijn. Het bobijntje is op. Het is gedaan. It’s over. It's your problem, het is uw probleem.
Collega’s, hoe komt dat nu allemaal? Dat komt omdat men in deze regering weliswaar naar evenwichten zoekt, maar in de praktijk worden onevenwichten geïnstalleerd. De linkse partijen, Vooruit op kop, zagen aan de poten van deze regering. En hoe langer het duurt, hoe korter de pootjes worden.
De beperking van de werkloosheidsduur is op zich een goed principe, daar niet van.
Mais, monsieur le ministre, neuf assouplissements et 10 exceptions!
Minister Vandenbroucke zei: "In de gezondheidszorg willen we de mensen vrijstellen van die nieuwe regel." En wat doet de regering? Ze zwicht voor Frank Vandenbroucke.
Le groupe Les Engagés demande le droit au
rebond et que fait le gouvernement? Toegekend.
Cd&v wil een uitzondering voor alle opleidingen voor knelpuntberoepen: de uitzondering wordt toegekend.
Collega's, het probleem, het ergste probleem, is dat die wetgeving heel krakkemikkig in elkaar zit. Niet ik beweer dat; De Raad van State stelt dat er mogelijk sprake is van discriminatie, bijvoorbeeld de havenarbeiders wel en de bouwsector niet. De regering moet eens uitleggen waarom de ene wel en de andere niet. Dat is goed gelobbyd bij de heer De Wever. Ze hebben geluisterd in Antwerpen. Zoals destijds ook bij de heer Kris Peeters succesvol werd gelobbyd. Het is hetzelfde met de PVDA natuurlijk, wat de havenarbeid betreft vormen zij één front met De Wever. Ook het Vlaams Belang steunt de havenarbeid. Er wordt gelobbyd en er worden uitzonderingen uitgewerkt.
(…): (…)
02.11 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Maar natuurlijk, er zijn zware beroepen, maar mevrouw Merckx, waarom is er dan geen uitzondering voor de bouwsector? Leg mij dat eens uit. Hebben dakwerkers misschien geen zwaar beroep? Is dat niet moeilijk voor hen?
Collega's, het probleem is ook dat door alle geknoei de wet retroactief in werking treedt. De peildatum is immers 30 juni. Dat is de datum waarop de foto wordt genomen van elke werkloze. De startdatum is 1 juli. Wij zijn vandaag 9 juli. Wij zijn voorbij die datum.
Mijnheer de minister, ik ben nu al zeker dat de vakbonden door het gebroddel van de huidige regering ten strijde zullen trekken voor de rechtbanken en voor het Grondwettelijk Hof om hun gelijk te halen.
Collega's, ik besluit. Wat voorligt, is geen programmawet maar een belastingwet. Het is geen degelijke wet. Het is een broddelwet.
Comme le disait
M. Bouchez, c’est du "brol". C’est ce
qu’il a dit.
Mijnheer de minister, het is brol, omdat de wet zal worden aangevochten bij de rechtbanken. Het is brol, omdat de wet het investeringsklimaat van onze economie aantast. Het is brol, omdat u de middenklasse doet betalen.
Ik stel mij de vraag waarom die brol nodig is.
Pourquoi ce "brol"? Ce à quoi M. Jambon
me répond qu’il y a une problème budgétaire, d’abord de 23 milliards, puis de
42 milliards en 2029. Je me dis donc que le "brol" va répondre à ce
défi.
Dan kijkt men naar het rendement van de programmawet, collega's. Weet u wat het rendement is van de programmawet? 234 miljoen euro. 0,04 procent. 0,04 procent en het Rekenhof oordeelt dat het rendement eigenlijk nul is. Dus al die brol, gewoon voor niets. Voor de begroting van dit jaar, niets. Nu begrijp ik natuurlijk de uitspraak van de heer Van Peteghem in Knack dat die begroting hem niet interesseert. Hij loopt ervan weg. Nochtans is hij geen staatssecretaris, hij is minister. Hij staat natuurlijk een trapje hoger dan de staatssecretaris. Het resultaat is echter zoveel slechter.
Mijnheer de minister, wat mij wel interesseert, is het volgende. Alles is aan alles gekoppeld. Alles moet in negen dagen gefikst worden. Er ontbreekt evenwel iets. U, de regering, u, mijnheer de minister, hebt ons beloofd dat er begin juli een begrotingscontrole zou komen. Koekoek. Waar is die begrotingscontrole? Is die weg, zoals de minister van Begroting ook vertrokken is? We zien hem hier nauwelijks in het Parlement. We zien hem op televisie, maar nooit in het Parlement. Die begrotingscontrole, is daar nog iets over te melden? Hallo? Is er nog een begrotingscontrole? Dat is beloofd geweest, ook door u, mijnheer de minister. U hebt in de commissie gesust dat het verschil in de tabel op pagina 46 zou worden opgelost met de begrotingscontrole. Wanneer komt die begrotingscontrole? U zult daar straks op antwoorden? Uiteraard besef ik dat ik dat niet zal bepalen. In ieder geval, waar is de begrotingscontrole?
Collega’s, de meerderheid zal opwerpen dat ik veel te negatief ben, dat het volgens mij allemaal slecht is. Er schijnt een lichtpunt aan het einde van de arizonatunnel. Zoals u weet, zit het geluk in kleine dingen, niet waar, mevrouw Muylle? Het zit in kleine dingen en voor mij zit het in amendement 134. Amendement 134? Hoe kan een mens nu opleven van amendementen? Amendement 134, collega’s, is een amendement van de meerderheid, van de heren Ronse en Piedboeuf en consoorten, ons gisteren bezorgd. Wat staat er in amendement 134?
De wet op de werkloosheid zou enkel in
werking treden na de goedkeuring van een in de ministerraad overlegd koninklijk
besluit, een koppeling die ik de regering een maand geleden had gesuggereerd.
Mevrouw De Sutter weet wat daarmee wordt bedoeld, het gaat om de hele
ministerraad. Welnu, door het amendement is het koninklijk besluit niet langer
nodig. That’s interesting. Collega’s,
dat betekent dat zodra de wettekst hier wordt goedgekeurd, naar verwachting
volgende week, de werkloosheidshervormingstrein hier vertrokken is en dat er no way back is. Dus collega's van
Vooruit en collega's van Les Engagés, het ziet er niet goed uit. U stelde
allerlei eisen, maar wie is de winnaar van heel het spel? Hij is er niet.
Je dirais, "bien joué, Bouchez". C’est bien joué de sa part.
Volgende week donderdag wordt dat hier immers goedgekeurd. De oppositie zal dat uiteraard niet mee goedkeuren, maar het zal worden goedgekeurd. Wij zullen dat onderdeel uiteraard steunen, ondanks al die uitzonderingen en versoepelingen.
De kwestie is dat die hervormingstrein daarmee vertrokken is, maar de meerwaardebelasting is nog niet goedgekeurd, zelfs niet in eerste lezing. We dachten dat er een akkoord was, maar dat blijkt zelfs in eerste lezing nog niet het geval te zijn. Het gaat trouwens niet over een bagatel, zo staat in de krant De Tijd. Ik weet dat de minister dat gazettenpraat noemt, maar het is geen bagatel. De heer Bouchez verzet zich namelijk tegen de meldingsplicht en hij heeft verdomme gelijk.
Wat zal er dus gebeuren? Donderdag wordt dat bij stemming goedgekeurd en dan is de trein vertrokken. Bouchez staat dan te zwaaien naar de mensen van Vooruit en van Les Engagés. Hij zal nog wel zien wat er met uw vraag voor de OCMW's gebeurt. En de meerwaardebelasting? Ik vrees, mijnheer Seuntjens, dat die eerste lezing over de meerwaardebelasting langer zal duren dan u denkt. Georges-Louis Bouchez heeft het goed gespeeld, toch?
Dus, collega's, wat is het perspectief? De werkloosheiduitkeringen worden beperkt in de tijd. Dat wordt volgende week goedgekeurd. De meerwaardebelasting wordt op de lange baan geschoven. Welnu, 21 juli zal een mooie feestdag worden. En voor één keer, collega's, mag ik zeggen: vive la Belgique, leve België!
De voorzitter: Collega De Smet, die ik nu het woord geef, zal dat laatste wellicht niet tegenspreken.
02.12 François De Smet (DéFI): Chers collègues, monsieur et madame les ministres, ayant peu de temps, je vais surtout vous parler philosophie et idéologie. Monsieur le ministre, sans surprise, ce sera surtout autour de votre réforme, celle du chômage. Nous avons eu de longs et débats et j'ai été surpris, monsieur le ministre, par le fait que vous avez plusieurs fois assumé le fait qu'il s'agissait de changer un état d'esprit. Je trouve cela très intéressant parce qu'en effet, la politique, cela consiste aussi à proposer des visions alternatives de la vie en société et de la réalité. Ce ne serait pas un problème en soi si vous n'alliez pas jusqu'aux faits alternatifs. Mais c'est légitime en politique de se dire que nous devons peut-être changer la manière dont nous voyons les choses depuis des années.
Il est frappant de voir que cette réforme du chômage est revendiquée comme le cœur de l'Arizona alors qu'au fond, en termes d'économies, elle ne va pas générer tellement de gains. L'économiste Bruno Colmant, par exemple, l'a démontré. Je le cite: "Le coût du chômage ne représente qu'un dixième des dépenses de pensions, maladies et invalidité. Cela signifie que des personnes vont sans doute quitter le chômage pour d'autres régimes, et on perdra leurs traces dans le marché de l'emploi."
M. Jambon le sait, le gros des économies à faire se trouve plutôt dans les soins de santé et les pensions, alors que vous mettez comme porte-drapeau de l'Arizona cette réforme du chômage. De fait, cette réforme n'est pas la réforme qui va amener des économies et sauver les finances publiques. Il est même probable que ce que vous allez sauver et économiser en allocations de chômage, vous allez le payer ailleurs. Vous allez le payer en compensations pour les CPAS, mais aussi en soins de santé, invalidité, et en non-perception de revenus du travail au noir.
L'effet réel de votre réforme sur la mise à l'emploi, on ne le connaît pas. La fameuse division en trois tiers, on ne sait toujours pas ce qu'elle va donner. C'est ma collègue Almaci, je crois, qui a eu cette expression: "Vous nous lancez dans une gigantesque expérience sociale".
Ce qui me distingue peut-être d'une partie de l'opposition, c'est que je ne suis pas opposé à davantage de régulation du chômage, et qu'il est clair que des abus existent. Je peux entendre que, pour activer des personnes sans emploi, il faillait une forme de pression. Effectivement, 20 000 personnes au chômage depuis 20 ans, c'est inacceptable et il fallait envoyer un signal. Nous étions même prêts à soutenir l'idée d'une obligation de formation après un an, comme nous l'avions dit pendant la campagne.
Le problème, c’est que votre réforme, une fois encore, manque de nuances. Vous amenez toujours cette image d’Épinal du chômeur, que l’on imagine une Cara Pils à la main, dans le même fauteuil depuis 20 ans et sans jamais avoir bougé de chez lui. Alors, sans doute cette personne existe-t-elle en quelques exemplaires, mais il y a surtout des milliers et des milliers de personnes qui ont des carrières hachées, faites de petits boulots – comme les piges de journalistes par exemple –, de bénévolat, de garde d’enfants, en ce compris de leur propres enfants, car il y aura de nombreuses femmes parmi vos exclus. Vos futurs exclus du chômage sont en réalité des gens qui depuis 10, 15 ou 20 ans travaillent ou ont travaillé, mais pas à temps plein, avec des contrats précaires, reliés parfois par des périodes de chômage. Des milliers de personnes se retrouveront exclues des droits au chômage parce que vous leur dites, comme dans un jeu télévisé, que les règles ont changé : "le chômage devient un régime assurantiel, dommage que vous ne l’ayez pas su il y a 10, 20 ou 30 ans". Et c’est là tout le problème parce que, peut-être que s’ils l’avaient su, ils auraient fait d’autres choix de carrière. Je pense donc à toutes les victimes de l’Arizona, ces travailleurs et surtout travailleuses précaires que vous jetterez dans la précarité.
Monsieur Clarinval, vous me répondrez : "Nous changeons de paradigme et il est logique que dans une conception assurantielle, les gens perçoivent proportionnellement à ce qu’ils cotisent". Mais arrêtons-nous justement à cette logique assurantielle, car je la trouve très intéressante. Philosophiquement, pourquoi pas. Il n’est pas dénué de sens de dire que l’État doit intervenir lorsque la vie présente une véritable inégalité – dans le cas d’un handicap par exemple – mais que, sinon, notamment dans le cas d’un accident de la vie menant au chômage ou à une perte de revenus, la cotisation doit être proportionnelle. Seulement voilà, si la règle est claire pour ceux qui entrent sur le marché du travail, elle est nouvelle et brutale pour celles et ceux qui ont naïvement cru pouvoir rester protégés par l’État-providence, même avec des petits boulots et des contrats précaires, en acceptant de s’occuper de leurs enfants et en alternant avec des périodes de chômage. Vous changez les règles en cours de partie. Ce n’est pas interdit, mais cela devrait vous mettre dans l’obligation morale de traiter avec encore plus de flexibilité ceux qui sont pris dans ce changement de règles.
Et c’est là que le débat nous ramène aux plus de 55 ans – une catégorie que vous aviez a priori promis d’épargner, tant en campagne que durant la rédaction de votre accord de gouvernement – qui se retrouvent aujourd’hui, dans les chiffres, parmi les plus exposées.
Nous savons également que sur les 35 000 personnes concernées, seulement 1 500 ont plus de 20 ans de chômage. Une écrasante majorité a donc travaillé la plus grande partie de sa vie.
Cette dimension de la réforme n’est pas encore perçue par une large part de la population: vous allez surtout frapper des personnes qui ont travaillé ou en situation de fragilité.
La sortie de la Ligue des familles, aujourd’hui, est éclairante. Elle démontre – sondage à l’appui – que si une majorité nette de Belges soutient le principe de la limitation des allocations à deux ans, cette proportion s’effondre littéralement dès lors que nous l’appliquons à des cas concrets.
Six répondants sur 10 estiment, par exemple, qu’une maman solo devrait pouvoir conserver ses allocations de chômage le temps de trouver un emploi adapté à sa situation familiale. La même position est partagée pour les parents d’enfants en situation de handicap ou ceux qui travaillent avec des horaires atypiques.
En clair – et c’est souvent le cas en politique –, les principes abstraits permettent parfois de dégager des accords parfois très conservateurs. Cependant dès que les personnes sont confrontées à des situations concrètes, elles changent d'avis. Les prochains mois vont nous apporter de situations concrètes qui vont vous mettre à l’épreuve.
C’est pourquoi je vous soumets une proposition qui, me semble-t-il, permettrait de rendre votre réforme plus juste. Il faudrait axer beaucoup plus sur la formation. À l’exception des métiers liés à la santé ou des formations entamées avant la fin de l’année, votre réforme exclut ceux qui souhaitent se former. Depuis le premier jour, je pose toujours la même question, à savoir comment envisagez-vous de transformer ces 35 000 personnes de plus de 55 ans en infirmières ou en ingénieurs aéronautiques?
Il nous a récemment été dit que l’opposition demandait le renvoi d’amendements au Conseil d’État pour faire de la flibuste. Ce n’est pas mon cas. J’ai souhaité obtenir l’avis du Conseil d’État sur mes amendements. Ce n'était pas inutile, puisque le Conseil d’État, dans ses conclusions, est venu conforter notre position: limiter le maintien des allocations de chômage aux demandeurs d’emploi qui se forment uniquement dans les secteurs de la santé ou de l’enseignement – comme le proposait un de nos amendements – créerait une discrimination entre les métiers en pénurie. Cette position du Conseil d’État intervient alors même qu’Actiris et le Forem ont publié la semaine dernière leur nouvelle liste de fonctions critiques. La liste d'Actiris comprend 106 professions.
Dans la santé, bien sûr, mais également dans la construction, l’enseignement, l’horeca ou encore l’informatique: autant de secteurs en tension, ce qui rend d’autant plus incohérente et injuste l’idée de ne cibler que quelques-uns d’entre eux.
C'est la raison pour laquelle, monsieur le ministre, nous avons introduit deux amendements pour améliorer votre réforme et qui ont trait à la formation: un amendement pour étendre l'inscription aux métiers de l'enseignement, et l'autre, au cas où le premier est rejeté, pour étendre à tous les métiers en pénurie. Voilà qui rendrait votre réforme un peu plus juste. Offrez une chance de formation à ces oubliés de l'Arizona, sinon jamais vous n'arriverez à faire le gap, à remplir le hiatus entre les métiers en pénurie et les milliers de personnes que vous allez exclure, en espérant évidemment qu'elles vont retrouver un emploi.
Pour conclure, je dirai un mot sur le principe de méritocratie, dont on parle beaucoup ces temps-ci. Avec votre principe assurantiel du chômage, vous vous basez sur une idéologie du mérite. Celui qui a travaillé, qui a cotisé sera aidé en proportion de ses efforts. Pourquoi pas? Il y a une cohérence. Je peux l'entendre. Il y a une question quand même philosophique là-dessous. Sommes-nous chacun responsables de nos talents et de nos capacités? Sommes-nous tous responsables de notre sort? Ce sont deux questions différentes. En général, ceux qui réussissent dans la vie aiment croire qu'ils le doivent uniquement à leur mérite, et ceux qui ne sont pas satisfaits de leur existence aiment blâmer entièrement les autres, le sort, les circonstances ou le destin.
La philosophie est l'occasion de se pencher sur cette question, où elle conclut que les deux postures sont des illusions. En vérité, chaque parcours est à la fois le fruit d'efforts et de labeur, mais aussi de hasard et d'injustice, car les données de départ sont différentes. Certains vont naître et grandir dans des environnements favorables, d'autres non. Certains auront des parents qui les poussent à travailler, d'autres non. Certains auront des parents qui vont les aider à découvrir leurs propres talents, vont naître dans des familles, des pays, des villes plus riches et plus diversifiés, d'autres non. Certains auront des compétences qui sont plus valorisées par une époque, d'autres non. Aujourd'hui, des compétences techniques qui permettent par exemple de conduire une Formule 1, de diriger une entreprise ou d’animer des comptes TikTok peuvent vous rendre riche et célèbre. Au Moyen Âge, cela ne vous aurait été d’aucune utilité et cela ne vous aurait pas empêché de trimer toute votre vie dans les champs.
Monsieur le ministre, dans la vie, il y a une part énorme et sous-estimée de chances, d'opportunités et d'inégalités. Vous pouvez avoir des talents fantastiques qui ne serviront à rien. Et le bienfait d'une société libérale, théoriquement, ce n'est pas de récompenser le talent, c'est de récompenser l'effort. Nous ne pouvons rien faire au hasard de la diversité et de la différence des talents. Elle est injuste parce qu'elle dépend de facteurs naturels et il n’est pas concevable ni souhaitable qu'il soit du rôle de la société de les égaliser et de les niveler.
Je ne pense pas que ce soit ce qu'il faille faire. Par contre, il est du devoir de la société de récompenser l'effort de toutes celles et ceux qui font de leur mieux. C’est ce sur quoi porte ma question.
Fournissez à celles et ceux qui le veulent les moyens de s'émanciper. Imaginons la travailleuse qui a travaillé à temps partiel, à quatre cinquièmes durant 20 ans, qui va être licenciée en 2026 et qui verra son indemnité de chômage limitée à deux ans. Cette travailleuse aura-t-elle, selon vous, mérité son sort? Cette femme ne mériterait-elle pas d'être accompagnée pour se former, même si sa formation prend plus de deux ans et ne concerne pas les milieux de la santé?
Ceux que vous mettez sous pression, créez-vous l'emploi qui pourrait rencontrer leurs aspirations?
C'est le cœur de ma critique de votre réforme. Vous ne récompensez pas vraiment l'effort. Vous récompensez surtout ceux qui ont déjà réussi, pas ceux qui voudront réussir. C'est la marque de l’Arizona: aider ceux qui ont déjà un emploi, un patrimoine, pas ceux qui veulent progresser.
Vous accentuez l'écart entre les forts et les faibles. Si vous souteniez réellement l'effort, vous auriez fait de la formation une obligation. Vous permettriez à ceux qui veulent se former d'être soutenus par la collectivité, même si ce n'est pas dans un domaine particulier. Vous ne seriez pas aussi durs pour une travailleuse qui a passé 20 ans à quatre cinquièmes. Vous ne seriez pas aussi durs pour les femmes ou les travailleurs âgés.
Vous ne créez pas l'activité mais la précarité. C'est la raison pour laquelle je ne pourrai pas vous suivre dans cette réforme. Nous allons, par contre, passer les mois, les années à venir, à défendre les oubliés de l'Arizona. Celles et ceux qui travaillent mais ne rentrent pas dans vos clous. Celles et ceux qui triment mais se sentent exclus. Celles et ceux que vous avez choisi de sacrifier juste pour le bonheur d'une victoire idéologique.
02.13 Kurt Moons (VB): Geachte ministers, beste collega’s, de zitting van 25 juni 2025 staat in mijn geheugen gegrift. Niet omdat ze historisch was, niet omdat er een knap staaltje wetgeving werd gepresenteerd, maar omdat ze het dieptepunt markeert in de manier waarop dit Parlement omspringt met respect. Een gebrek aan respect voor de oppositie, een gebrek aan respect voor de parlementaire procedures en bovenal een gebrek aan respect voor de burger. Voor sommigen onder u, de doorwinterde politici, was het misschien gewoon een klassieke politieke dag. Maar voor nieuwkomers zoals ik was het een ontnuchtering, opnieuw een bittere realitycheck.
Wat zich hier in het halfrond afspeelde, was geen debat, dat was geen democratie in actie. Dat was theater, beschamend theater van de meerderheid. Wanneer de meerderheid haar broddelwerk niet kon verdedigen, werd de oppositie beschuldigd van sabotage. Regeringspartijen dienden hun wetsontwerp veel te laat en onderdacht in. Wanneer de oppositie haar plicht deed, met name amendementen indienen, die juridisch laten toetsen door de Raad van State, teksten verbeteren, dan werd dit weggezet als onverantwoordelijk, ongeloofwaardig, zelfs ondemocratisch. Dat alles zonder een greintje zelfreflectie vanwege de meerderheid, zonder enig besef van de eigen fouten. In plaats van begrip was er gebrul, geschreeuw, geroep, getier, geënsceneerde verontwaardiging voor de bühne. Dat hadden we niet zien aankomen. Wat doet de pers? Die tapt uit hetzelfde vaatje en noemt de oppositie onverantwoordelijk. Wetsvoorstellen verbeteren is blijkbaar niet aan de pers besteed.
Maar, beste collega’s, democratie is geen monopolie van de meerderheid. Ze behoort toe aan alle verkozenen, aan alle vertegenwoordigers van het volk. Alsof dat vertragingsmanoeuvre nog niet volstond, kwam er de heisa rond het zogenaamd doorbreken van het cordon sanitaire. Alsof het ergste wat dit land kan overkomen, is dat een vraag van het Vlaams Belang wordt gesteund door andere partijen. Alsof onze stem, verkozen door een miljoen Vlamingen, minder waard is dan die van de zogenaamde democratische partijen.
Alsof democratische principes uitsluitend zouden gelden voor de regeringspartijen en nog meer voor een zogenaamd Vlaams-nationale partij die zich plots nestelt in het Belgische systeem. Een Vlaams-nationale partij die haar principes van vrijheid, solidariteit en identiteit consequent verdedigt, wordt daarentegen afgeschilderd als ondemocratisch en populistisch. Weet u wat echt populisme is? Populisme is blind roepen en tieren, het Vlaams Belang wegstemmen, de waarheid verzwijgen omdat die u politiek niet goed uitkomt. Dát is populisme.
Laten we het hebben over de zogenaamde gevolgen van onze demarche. Blijkbaar heeft de oppositie nu ook al schuld aan wat de regering zelf heeft nagelaten. Ten eerste, het uitstel van ouderschapsverlof voor pleegouders. Een wetsvoorstel dat nota bene al sinds 2020 op tafel ligt – vijf jaar geleden ingediend door cd&v –, werd nu pas opgenomen in een programmawet van 241 artikelen, een juridische soep van alles en nog wat. Waarom kreeg dit geen afzonderlijk wetsontwerp? Was dat nu zo moeilijk? Het ging om amper 3 artikelen en 400 woorden. Iedereen had daar onmiddellijk voor gestemd, unaniem. Maar nee, de meerderheid koos voor chaos en gaf ons de schuld.
Ten tweede, het uitstel van de btw-verlaging bij afbraak en heropbouw van 21 naar 6 %. Goed voor de burgers, goed voor de economie. Dat had perfect geregeld kunnen worden via een koninklijk besluit – snel en eenvoudig. Het ene koninklijk besluit vervangt het andere. Of het had gekund via een afzonderlijk wetsontwerp, dat wellicht ook vlot zou zijn goedgekeurd. Maar nee, gooi het er maar bij in die programmawetsoep. En dan is het plots weer onze schuld dat het wordt uitgesteld? Ik dacht van niet! Het Vlaams Belang pleit trouwens al sinds 2023 voor die btw-verlaging. Nee, beste collega's, dit is geen sabotage door de oppositie. Dit is sabotage van het gezond verstand.
Ten derde, het uitstel van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Volgens de regering is dat essentieel voor de hervorming van de arbeidsmarkt en de verhoging van de werkzaamheidsgraad. Akkoord, maar kijk goed naar het oorspronkelijke artikel 202, waarin geen vaste datum van inwerkingtreding stond. Dat zou pas gebeuren na overleg in de ministerraad – of voor de goede verstaander: afhankelijk van een akkoord over de meerwaardebelasting. En wie kwam er gisteren ineens wél met exacte data? Juist, de meerderheid zelf.
Er is geen onzekerheid meer over de wetgeving; er zijn geen opschortende voorwaarden meer; er is geen koppeling meer met andere dossiers. Allicht zijn er wel andere dossiers die alsnog aan elkaar zullen zijn gekoppeld. Uiteindelijk heeft het beperkte uitstel of de vertraging de meerderheid er blijkbaar toe aangezet om juridisch degelijker werk af te leveren.
Zeg nu zelf, wie saboteert hier wie? In een parlementaire democratie is het onze plicht om wetten te verbeteren en niet om toneel te spelen. Laten wij ook wel wezen, de Raad van State gaf de oppositie gelijk. Van onze achttien amendementen kregen slechts vijf een opmerking. Die opmerkingen gingen bovendien over federale kluwens en interfederale problematieken. De rest was juridisch correct en degelijk onderbouwd, zoals onder meer het voorstel over de mantelzorgers, die het verdienen om niet te worden gestraft, omdat zij voor anderen zorgen. Dat zijn voorstellen die nu schaamteloos worden geclaimd door Groen en Ecolo, alsof ze hun idee waren, daarin natuurlijk gesteund door de media, die maar half werk leveren.
Het Vlaams Belang diende immers op 25 maart 2025 al een aanbeveling in over de mantelzorgers naar aanleiding van de bespreking van de beleidsverklaring van minister Clarinval. Weet u wat er gebeurde? Ze werd weggestemd door alle andere partijen. De hypocrisie kent hier in het halfrond geen grenzen.
Sta mij toe af te ronden met enkele heldere inzichten. Ten eerste, voorliggend ontwerp van programmawet is geen gerecht. Het is een buffet à volonté voor de meerderheid, namelijk een beetje van alles, veel compromissen en geen duidelijke lijn. Voor de oppositie is die wet een onverteerbare soep. Wij steunen wat redelijk is, maar de rest sturen wij terug naar de keuken.
Ten tweede, zoals wel vaker bij programmawetten is de wet technisch broddelwerk van het zuiverste soort. Het is haastwerk zonder degelijke onderbouwing, zonder cijfers, zonder overleg en zonder nadenken. De wet zit vol juridische gaten, economische wensdromen en politieke onkunde. Het amateurisme druipt er zo hard vanaf dat het bijna aandoenlijk wordt, ware het niet dat het hier gaat om mensenlevens en miljarden euro’s.
Ten derde, het principe van de werkloosheidsbeperking is op zich logisch. We herkennen ons eigen partijprogramma daarin, maar het wordt koud geserveerd, zonder sociaal hart, zonder nuance, koud en kil. Wie echt kwetsbaar is, wie zorgt voor anderen, wie ouder is en moeilijk opnieuw kan intreden, krijgt geen duwtje in de rug, maar een schop onder zijn bestaanszekerheid. Daarom dienen we amendementen in, omdat zelfs bij streng beleid rechtvaardigheid en menselijkheid mogelijk moeten zijn.
Ten vierde, er zijn nul flankerende maatregelen, geen visie op activatie, geen ondersteuning van bedrijven, geen steun voor innovatie, geen pad naar productiviteitsgroei. Men kan de werkzaamheidsgraad niet optrekken met slogans alleen.
Ten vijfde, de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid: economisch een evidentie, politiek een taboe. Dit federale kader is een keurslijf geworden. Vlaanderen wordt gehinderd in zijn vooruitgang en niemand in deze regering lijkt dat een probleem te vinden. Economisch gezien is dit arbeidsmarktbeleid een doodgeboren kind en politiek gezien een lijk in de kast waar niemand nog over durft te praten.
En jawel, ten zesde, de kers op de taart – of beter, de suiker in de soep – is de komst van een gloednieuwe belasting, tot stand gekomen door een ruil tussen belastingallergische partijen uit machtswellust. Zelfs de PS staat erbij en kijkt ernaar. Wie had gedacht dat ideologische principes zo makkelijk te grabbel konden worden gegooid? Het resultaat is volgens het Planbureau een tekort van 44 miljard in 2029 en een staatsschuld van 842 miljard euro. Dat is 200 miljard meer dan bij de start van deze regering. Hoewel ze de zaken op orde wilde zetten, leeft deze regering blijkbaar in een parallel universum, waar economische logica niet telt, enkel politieke macht.
Waarom doen we dit dus eigenlijk? Welke
maatregelen zullen nu wél werken? Misschien is het dan tijd dat we stoppen met
lapmiddelen en eindelijk eens echte keuzes maken, niet voor het compromis, maar
voor de toekomst. Uiteindelijk is het immers opnieuw de werkende Vlaming, de
spaarder en de ondernemer die de prijs betaalt. Dank u.
02.14 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Après des heures et des heures de discussion en commission, nous sommes aujourd’hui appelés à nous prononcer définitivement sur ce que vous appelez dans un langage technique la loi-programme. C’est une tentative vaine de ne pas trop attirer l’attention sur les réformes que vous êtes en train de mettre en place. Ce que nous avons sous les yeux est en réalité un texte fourre-tout, idéologique, qui renforce les injustices et qui, de plus, est juridiquement bancal. C’est un document brouillon. Comme des enfants impatients qui auraient essayé d’emboîter des pièces de puzzles différents les unes dans les autres, ce document est un empilement de mesures idéologiques, mal ficelées, sans vision d’ensemble, sans cohérence politique et qui ne sont pas sous-tendues par des projections crédibles. Par contre, elles ont des conséquences bien réelles sur le quotidien des Belges.
Avec ce texte, vous êtes passé en force, et vous le savez. La concertation sociale a été contournée, les auditions demandées par la société civile ont été refusées. Vous n’avez répondu sérieusement à aucune de nos questions lors de nos nombreuses séances de commission. Les motions en conflit d’intérêt introduites par les Régions ont été balayées d’un revers de la main, et l’avis quant à lui obligatoire du Conseil d’État, que vous n’avez pas pu éviter, a été exigé dans un délai absurde: 8 jours pour rendre un avis sur 241 articles. Ce n’est pas sérieux. D’ailleurs, dans son avis sévère, le Conseil d’État explique noir sur blanc qu’il n’a pas eu le temps d’examiner correctement l’ensemble des articles.
Chers collègues, nous le savons, ce texte est également le résultat d’un marchandage: les uns obtiennent leur totem – l’exclusion des chômeurs après deux ans, sans distinction ni nuance – et les autres obtiennent la taxation des plus-values. Et puis il y a ceux qui se sont battus, pour le refinancement des CPAS, sans l’avoir obtenu, malgré les grandes déclarations dans la presse. Aujourd’hui, ce micmac aura des conséquences désastreuses sur l’ensemble de la société belge.
La stratégie du gouvernement ressemble à celle déjà observée pour le budget: complexifier les choses au point de susciter le désintérêt, les rendre inaccessibles et amener les personnes à décrocher.
Chers collègues, nous allons continuer à faire en sorte que les gens comprennent exactement ce que vous êtes en train d’être de mettre en place, quelles seront les conséquences réelles sur leur vie, sur leur portefeuille, et nous allons faire en sorte que les citoyens soient de plus en plus attentifs et conscients de l’ensemble des mécanismes qui existent dans la société et qu’à la fin, ils aient une très bonne compréhension de la politique belge, contrairement à ce qui est le cas aujourd’hui.
J’espère également que vous allez revoir la méthode pour la rentrée scolaire de septembre, car il n’est plus possible de travailler dans de telles conditions.
Depuis des semaines, la population s’exprime. Le 25 juin dernier, des dizaines de milliers de citoyens étaient dans les rues. J’y étais aussi, comme d’autres parmi vous, pour les écouter.
J’ai rencontré une travailleuse du secteur de la petite enfance qui m’a expliqué à quel point elle savait que, avec les mesures de l'Arizona, sa situation professionnelle allait se dégrader.
J’ai reçu de nombreux témoignages – je suis certaine que c’est votre cas aussi et cela doit être extrêmement stressant – de personnes qui m’interpellent sur les réseaux sociaux ou via des messages privés, pour comprendre pourquoi elles sont la cible d’une telle violence, alors qu’elles ont le sentiment d’avoir fait leur part, d’avoir effectué les efforts demandés, et qui constatent qu’il n’y aura ni exception, ni pardon, même dans les cas où, objectivement, leur exclusion paraît injuste.
J’ai par exemple discuté récemment avec Mourad, qui m’a d’ailleurs demandé de vous partager son témoignage. Il me dit ceci: "Madame Schlitz, je vous écris car je suis en colère contre le gouvernement Arizona. Je suis activement à la recherche d’un emploi depuis près de deux ans. J’ai suivi des formations dans l’enseignement supérieur et j’ai aussi perfectionné mon niveau de néerlandais pour m’insérer dans la société. Au quotidien, je vis dans la peur constante que mes allocations de chômage soient supprimées, alors que j’ai cotisé pendant deux ans, que j’ai pris très peu de vacances, et que j’ai travaillé en maison médicale durant la pandémie de covid – vous vous souvenez des fameux soignants qu'on applaudissait. Aujourd’hui, je désespère de trouver ma voie et je n’attends plus rien de ce gouvernement, car personne ne contrôle réellement les efforts des demandeurs d’emploi. J’espère que vous pourrez transmettre mon message aux ministres en leur montrant des exemples concrets de ce qu’ils sont en train de faire."
Voilà, c’est chose faite.
J'ai entendu des personnes proches de la pension qui ont tout donné. On leur explique que ce ne sera pas suffisant pour maintenir leurs droits et avoir des revenus dignes pour pouvoir survivre. C’est le cas de Michel qui m'écrit : "Ma femme fait partie du personnel de Cora qui va fermer fin janvier 2026. Elle se trouve dans les conditions dont vous parlez, 38 ans de service, 59 ans lors de la fermeture et franchement elle se serait bien passée de ça. Qui va encore l'engager à cet âge-là? Et quels emmerdements va-t-elle subir alors qu'elle aurait pu finir tranquillement. Triste pays! À part subir et payer, franchement c'est dégueulasse." Je suis d'accord avec Michel.
J'ai échangé avec des parents ayant des enfants en situation de handicap qui ont mis leur carrière entre parenthèses pour prendre soin et à qui on dit aujourd'hui qu'il n'y aura pas d'exception pour vous non plus. Eux, on ne les entend pas ici. Vous ne voulez pas les entendre ici, vous faites comme s'ils n'avaient rien dit. Alors qu'en fait, ils n'arrêtent pas de parler, ils n'arrêtent pas de s'exprimer, ils n'arrêtent pas de tirer des sonnettes d'alarme en disant de regarder leur situation qui est est légitime. Faites en sorte que je puisse être respecté dans mon droit, dans les sacrifices que j'ai mis en place, lorsqu'en fait c'était l'État qui n'assurait pas quand il n'y avait pas de place en institution pour mon enfant malade ou pour mon parent handicapé. À ce moment-là, ils avaient besoin de l'État, mais ils ont assumé: nous comprenons qu'il n'y a pas de place et nous prenons congé. Aujourd'hui, ils se rendent compte qu'il n'y aura pas de remerciement, ni de compensation. Toutes ces situations seront traitées exactement comme toutes les autres, de manière froide et de manière violente.
Ce que vous proposez, ce n'est pas une réforme, c'est en réalité une punition collective. Pour qui? Pour toutes celles et ceux qui n'ont pas les bons diplômes, pas les bons réseaux, pas les bons avocats fiscalistes ou peut-être pas les bonnes cartes de parti. Pendant que vous faites porter le poids des efforts à ces personnes-là, vous organisez les cadeaux fiscaux pour vos amis, ceux qui détiennent 80 % des actions en bourse, ceux qui spéculent sur l'immobilier en pleine crise du logement, ceux que vous avez bien pris soin de briefer pour qu'ils soient prêts au premier juillet – désolée pour eux, il y aura quelques jours de retard – date d'entrée en vigueur promise de tous les avantages auxquels ils allaient avoir droit.
Alors, chers amis de l'Arizona, je peux vous reconnaître, une qualité, c'est d'être fidèle en amitié. Franchement, vous avez vraiment des belles valeurs. Vous vous êtes battus pour offrir des cadeaux à vos amis les grosses fortunes et ceux qui les aident à gérer leurs fonds d'investissement et les entreprises qui veulent éviter de payer l'impôt. Vous vous êtes même exposés politiquement. Vous avez été les briefer lors de la soirée du fiscal club afin qu'ils soient prêts, qu'ils puissent s'organiser et qu'ils ne soient pas pris au dépourvu. Ils attendent patiemment de pouvoir récolter les cadeaux que vous leur avez promis. C'est quand même un investissement important parce que même pour financer les efforts immenses que vous souhaitez réaliser dans la défense, pour financer cette chose dont vous avez très fort envie, vous n'avez pas été toucher au salaire des grosses fortunes. Franchement, chapeau!. Moi je ne l'aurais pas fait à votre place.
Passons plus concrètement aux mesures contenues dans la loi-programme.
Quand on ouvre le volet emploi de ce projet de loi, on trouve une mesure principale, la mesure faîtière de toute la réforme: l'exclusion des chômeurs après deux ans maximum. Chers collègues, c'est un peu court pour atteindre l'objectif ambitieux de 80 % de taux d'emploi. Vous voulez virer 180 000 personnes du chômage pour, hop, atteindre votre taux d'emploi. Sans bouger le petit doigt pour mettre en place d'autres mesures d'accompagnement. Au contraire, en détricotant certains services et secteurs qui sont aujourd'hui propices à la réinsertion de ces chômeurs.
Vous aviez promis que les demandeurs d'emploi de 55 ans et plus seraient exemptés de cette exclusion à condition d'avoir une carrière d'au moins 30 ans à mi-temps. Or, dans les faits, nous savons aujourd'hui que quatre sur cinq des personnes concernées seront exclues. Par exemple, une personne qui a 62 ans et qui est au chômage depuis trois ans, mais qui a travaillé 35 ans dont 10 ans à temps partiel pour s'occuper de ses enfants, sera exclue du chômage avec cette réforme. Pouvez-vous le confirmer lors de votre réponse, monsieur le ministre?
En même temps, vous remerciez la loyauté des travailleurs âgés en plafonnant les préavis à un an. On sait à quel point les travailleurs âgés sont ceux qui sont les plus vulnérables sur le marché de l'emploi, ce sont eux qui sont le plus souvent soumis à des licenciements parce qu'on estime qu'ils ne sont plus capables, plus aptes à réaliser leur travail. Pourtant vous facilitez le travail des employeurs pour s'en débarrasser et les remplacer par des travailleurs plus jeunes, alors que vous ne mettez en place aucune mesure d'accompagnement de ces profils. C'est incompréhensible!
Unia vous a alertés, mais vous n'avez pas voulu entendre. Ils vous ont dit que, si vous mettez en place cette réforme, ce sera extrêmement compliqué pour le public des 55 plus et qu'il faudrait, en parallèle, instaurer des mesures d'accompagnement pour ce public. Expliquez-moi quel est le sens d'exclure plus de 30 000 personnes de plus de 55 ans qui vont juste aller remplir les couloirs des CPAS, devenir dépendants de leur famille ou de leurs enfants et ne retrouveront pas de travail. C'est un leurre, vous le savez pertinemment bien. Aucune mesure n'est mise en place pour les accompagner parce que vous savez sans doute que c'est relativement peine perdue, ou en tout cas moins intéressant de se concentrer sur ce public-là que sur un autre. Je trouve cette façon de faire hypocrite. Nous avons d'ailleurs déposé un amendement pour corriger cette injustice.
Parlons maintenant des aidants proches. Actuellement, des milliers de Belges interrompent leur carrière pour s'occuper d'un proche malade, d'un enfant, d'une personne âgée ou en perte d'autonomie.
Ces aidants proches aussi vont être pénalisés par votre réforme du chômage. Pourtant, nous sommes bien contents de leur engagement. En réalité, ils pallient aux manquements de l'État. Lorsqu'il n'y a pas de place dans les institutions et lorsqu'il n'y a pas de possibilité de garde pour un enfant malade, ce sont eux qui assument, et qui ont des pertes de salaire, déjà maintenant. Finalement, la sanction, ils l'ont déjà. Ils ont pris cette décision. Mais aujourd'hui, on va un pas plus loin, et ils ne pourront pas être reconnus dans ce sacrifice qu'ils ont fait pour la société.
Nous avons déposé des amendements lors de la précédente séance en plénière pour analyser cette possibilité de protéger véritablement les droits des aidants proches. Nous avons bien fait de demander cet avis, monsieur le ministre, parce que le Conseil d'État non seulement nous donne feu vert pour protéger ces publics, mais nous invite même à aller plus loin en élargissant le dispositif de protection à toutes les formes de congés pour soins. Ce serait vraiment une bonne mesure à mettre en place, d'autant plus quand on voit que le programme des Engagés a toujours défendu les aidants proches. Nous ne comprenons pas pourquoi ce public ne pourrait pas être exempté de l'exclusion. C'est incompréhensible.
Parlons un peu des métiers en pénurie. En ce qui concerne les personnes qui sont aujourd'hui en formation dans des métiers en pénurie, vous prévoyez une exception uniquement pour les personnes qui se forment dans les métiers du soin. C'est incompréhensible. Aujourd'hui, une actualisation de la liste des métiers en pénurie du Forem et d’Actiris montre qu'en Wallonie, 82 fonctions sont déclarées en pénurie, dont 13 font partie des fonctions dites du soin. Pourquoi les autres fonctions ne pourraient-elles pas être exemptées également? Pourquoi ne permettrait-on pas cela à une personne qui se forme comme électricien, soudeur, enseignante, chauffagiste, technicien en informatique? Pourquoi ces profils-là ne seraient-ils pas protégés? Cela n'a pas de sens. Nous en avons besoin; et les entreprises en ont besoin également. Que voulez-vous? Que ces gens aillent se former sur fonds propres dans des métiers en pénurie, alors que c'est la société elle-même qui n'arrête pas de dire qu’on a besoin de personnes dans les métiers en pénurie? Mais si on ne les forme pas, comment voulez-vous répondre à cet enjeu? C'est complètement incompréhensible, chers collègues.
Par ailleurs, nous ne vous entendons jamais parler des causes de ces pénuries. Encore une étude du SPF Santé publique montre que 40 % des personnes ayant un diplôme d'infirmier ou d'infirmière ne travaillent pas dans le secteur en raison des mauvaises conditions de travail. C'est aussi là qu'il faut agir. De cela, par contre, on n’entend jamais parler. On n'entend jamais parler du rôle des employeurs dans le taux d'emploi, dans le fait que les personnes ne partent pas en burn-out ou en épuisement. Vous n'abordez jamais cette question de la responsabilité des employeurs. Il y a aussi des employeurs qui font bien leur travail, mais alors allons voir comment ils le font, pour s'en inspirer, plutôt que de totalement ignorer les responsabilités, les droits et les devoirs de ces employeurs. C'est incompréhensible.
Concernant les métiers en pénurie, nous avons également déposé un amendement à la loi-programme suite à l'avis du Conseil d'État recommandant de ne pas créer une discrimination entre différents métiers en pénurie et de bien protéger l'ensemble des personnes qui se forment dans les métiers en pénurie. Chers collègues, je pense que cela aurait été un amendement judicieux de la part de la majorité de pouvoir suivre au moins cet avis du Conseil d'État pour faire en sorte de protéger ces publics.
La Ligue des familles avait déjà alerté les membres de la commission sur les risques que faisait peser cette réforme sur les familles. Elle avait pointé certains éléments. Elle a demandé à être auditionnée et cela a été refusé. Aujourd'hui, la Ligue des familles sort une enquête réalisée auprès de parents dans l'ensemble du pays. Les chiffres sont absolument éloquents. Lorsqu'on pose la question abstraite sur la limitation du chômage comme vous l'avez fait pendant la campagne, "faut-il limiter à deux ans les allocations de chômage?", les gens disent que deux ans, c'est pas mal. Par contre quand on commence à rentrer dans le détail, dans la spécificité des situations, cela s'effondre: 90 % des parents interrogés ne soutiennent pas l'exclusion des parents d'enfants en situation de handicap, pourtant, c'est ce que vous vous apprêtez à faire; 60 % d'entre eux veulent maintenir le droit au chômage d'une maman solo avec deux enfants. C'est complètement incompréhensible de retirer les droits au chômage d'une maman solo qui s'occupe de deux enfants sans lui proposer un emploi à la place. C'est inconcevable. Ils ont mille fois raison. Certaines familles vont trinquer avec cette réforme beaucoup plus que d'autres. Les parents séparés qui payent une pension alimentaire vont subir cette réforme beaucoup plus que d'autres. Les mamans solos qui cohabitent vont également subir une forte réduction de leurs allocations alors qu'elles essayent justement de sortir la tête de l'eau et de mettre en place des solidarités. Par exemple, 60 % des Belges estiment que pour une maman au chômage dont le conjoint travaille en pause (c’est-à-dire le weekend et la nuit) il ne faudrait pas lui retirer ses allocations et plus de 83 % estiment qu'on ne peut en tout cas pas l'exclure sans lui proposer un emploi qui correspond à ses horaires. On ne peut pas proposer à une maman qui s'occupe de ses enfants et dont le conjoint fait les pauses d'aller prendre un travail à quatre heures de chez elle avec des horaires en décalé. Ce n'est pas possible. Votre réforme prévoit de sanctionner une personne qui refuserait d'accepter ce type d'emploi sous prétexte que ce sont des emplois convenables, mais pour nous ce ne sont pas des emplois convenables.
Cette idée d'un emploi adapté, proposé avant toute exclusion, figurait pourtant noir sur blanc dans le programme des Engagés, et même dans l'accord de gouvernement. Aujourd'hui, cette mesure a disparu.
Le ministre Clarinval nous répond que c'est une compétence régionale, mais alors pourquoi ne pas avoir réglé cet aspect en parallèle de la loi-programme? On nous répète qu'on "avance ici et on verra plus tard". Mais on ne peut pas jouer avec la vie des gens. Votre manière de procéder va plonger des profils vulnérables dans des difficultés majeures, en espérant peut-être que des mesures prises peut-être en 2026 ou 2027, on ne le sait pas, viendront réparer ce qui a été cassé. Mais il sera trop tard quand ces personnes auront basculé dans la pauvreté. Cette méthode de travail est inadmissible.
En outre, ce que vous ne dites pas, c'est que toute la population sera touchée. Vous créez un vivier de travailleurs fragilisés, disponibles immédiatement, aux abois, qui exerceront une pression à la baisse sur les conditions de travail actuelles. Prenons le travail de nuit: vous affirmez que seuls les nouveaux arrivants seront payés au tarif de jour la nuit. Mais les employeurs, eux, feront le calcul. Ils verront qu'il est plus intéressant de remplacer les anciens salariés par ceux qui coûtent moins cher. Résultat: un nivellement vers le bas. Une mise sous pression généralisée qui est, pour nous, inacceptable.
Parlons maintenant du volet fiscal de la loi-programme. Ne nous voilons pas la face: il s'agit d'une super loi-cadeau pour les super riches. Vous créez un système à deux vitesses: d'un côté, vous demandez toujours plus à celles et ceux qui travaillent et déclarent chaque euro, qui n'ont pas le luxe d'un montage fiscal; de l'autre, vous offrez des avantages à ceux qui n'en ont pas besoin, qui ont déjà plus que les autres. Exemple: vous plafonnez les cotisations patronales pour les très hauts salaires. Cela signifie que toute la partie supérieure de leur revenu sera exemptée de cotisations. Gratuitement, sans que cela n'ait le moindre sens. Vous prétendez vouloir sauver la sécurité sociale mais dans le même mouvement, vous faites ce cadeau aux employeurs. C'est totalement incompréhensible, à moins de vouloir accéder à une revendication du banc patronal.
Vous allégez aussi les taxes sur les plus-values des investissements, c'est déjà un bonus pour les gérants de ces fonds. Pire: vous organisez une régularisation permanente, qui ressemble à une promotion pour la fraude fiscale et sociale. Aujourd'hui, vous encouragez littéralement à tenter le coup de la fraude. C'est incompréhensible.
Pendant ce temps, en fait, vous demandez aux personnes qui veulent devenir Belges de payer sept fois plus qu'aujourd'hui en faisant passer ce droit de 150 à 1 000 euros, alors que ce sont des personnes qui souhaitent justement démontrer leur intégration et leur volonté de travailler et de vivre ici avec nous.
Avec toutes ces réformes, vous allez encore élargir davantage le fossé entre ceux qui peuvent contourner les règles et ceux qui les subissent. Par ailleurs, nous n'entendons toujours pas parler des fameux 500 euros supplémentaires par mois que vous avez promis à vos électeurs pendant toute la campagne de 2024.
Pour couronner le tout, vous ne prenez quasiment aucune mesure en matière de fiscalité environnementale. Ainsi, vous refusez de différencier la taxe d'embarquement des jets privés des billets d'avion pour un vol de ligne. Vous dites à ceux qui utilisent les jets privés comme ils prendraient le bus qu'ils peuvent payer la même chose qu'une personne qui prend un billet d'avion pour aller à la Costa del Sol. Ce n'est pas normal! D'une part parce qu'il s'agit de personnes qui ont les moyens et qu'il faudrait prévoir une progressivité de la taxation, mais aussi parce que cela pollue beaucoup plus – quatorze fois plus qu'un vol de ligne! Il est donc inadmissible de prévoir la même taxation.
Pour conclure, nous n'avons aucun doute sur l'adoption de cette loi-programme avant l'été. Avec votre méthode qui est brutale, qui est cynique, qui est butée, vous avez refusé d'entendre les avis du Conseil d'État ou de l'Institut pour les droits humains, les gens qui vous parlent dans la rue et qui essayent d'attirer votre attention sur leur situation. Vous continuez de refuser de les entendre.
Eh bien nous, nous allons continuer à vous
montrer, chers collègues, que d'autres solutions sont possibles. Des solutions
crédibles, construites, chiffrées. Des solutions avec un cap, à savoir la
justice sociale, la transition écologique, le respect de ceux qui portent cette
société à bout de bras. Et avec du courage, le courage de faire payer ceux qui
ont le plus de moyens, ceux qui ont les épaules les plus larges. Alors face à
votre triste vision de l'avenir, face au renoncement auquel vous êtes en train
de nous confronter, enfermés dans votre tour d'ivoire, enfermés dans des
certitudes et embobinés dans vos marchandages, nous continuerons à porter ici
le projet d'une Belgique qui est juste, d'une Belgique qui est solidaire, et de
porter la voix des Belges. Je
vous remercie.
De voorzitter: Er zijn amendementen ingediend. Wij hebben afgesproken dat elke fractie tien minuten krijgt om zich daarover uit te spreken.
02.15 Kurt Moons (VB): Wij hebben een hele reeks amendementen ingediend, die vooral te maken hebben met sociale rechtvaardigheid en hier en daar met andere zaken. Ik zal de volgorde van de artikelen aanhouden.
Met amendement 29 willen we de eenmalige heffing voor het verkrijgen van de nationaliteit van 1.000 naar 5.000 euro optrekken, om te tonen dat de nationaliteit geen gratis vodje papier is, maar een kostbaar goed. Dat vraagt van de betrokkene een hoge mate van burgerschap en impliceert naast rechten ook plichten, waaronder een financiële en solidaire bijdrage aan onze sociale welvaartsmaatschappij en democratie.
Met amendement 31 willen we de arbeidsmigranten uitsluiten van de inschakelingsuitkeringen.
Met amendement 32 willen we ervoor zorgen dat de dagen waarop mensen als mantelzorger gewerkt hebben en betaald zijn, gelijkgesteld worden met arbeidsdagen voor de toepassing van de werkloosheidsregels.
Met amendement 33 willen we de wijziging voor vreemde of staatloze werknemers schrappen die erin voorziet dat ze hun recht op werkloosheidsuitkeringen pas na 90 in plaats van 60 dagen verliezen, wat overeenkomt met de single permit. Die zou daarmee vervallen. Daar heeft ook amendement 35 betrekking op.
Amendement 34 gaat over het zelfontslag, iets wat wij ontzettend vreemd vinden. Dat moet volledig geschrapt worden, want het draagt niet bij aan de activering van werklozen en amper aan de invulling van knelpuntberoepen.
Het haalt mensen weg van de arbeidsmarkt en moedigt profitariaat feitelijk aan.
Amendement 36 is een technisch amendement ter uitklaring van iets wat volgens ons beter zou kunnen.
Met amendement 38 wensen we de uitkering van mensen die in het verleden recht hadden op een kunstwerkuitkering te schrappen en wel onbeperkt in de tijd.
Amendement 39 gaat over de degressiviteit. We volgen de aanbevelingen van professor Baert van de UGent en we stellen een hoger beginpercentage voor van het uitkeringsbedrag, in plaats van 65 % van het gemiddelde dagloon, 75 % voor de eerste twee maanden, 70 % voor de derde maand en voor de resterende vier tot zes maanden 65 %. Waarom? Omdat wij onder andere in Nederland gezien hebben dat er betere resultaten mogelijk zijn dan die we vandaag bekomen. We zien dat de eerste zes maanden het belangrijkste zijn. Dus, dit is een constructief voorstel om de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd te verbeteren.
Amendement 40 gaat over de mantelzorgers. We wensen die niet uit te sluiten van de werkloosheidsuitkeringen.
Amendement 41 en 42 gaan over een passende betrekking. We gaan ervan uit dat op een gegeven moment mensen toch tegen een lager loon dan voordien kunnen worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt. Op dat moment zijn ze actief en kunnen ze effectief uitkijken naar andere mogelijke jobs.
Amendement 43 gaat ook over mantelzorgers. We laten die deelnemen onder de definitie van voldoende beroepsverleden.
Met amendement 44 willen we voor de 55-plussers de voorwaarde van voldoende beroepsverleden schrappen en vervangen door de voorwaarde dat ze de Belgische nationaliteit bezitten of ten minste 8 jaar in België verblijven en ten minste 3 jaar belastingplichtig zijn geweest met een beroepsinkomen. Waarom? Omdat dit perfect aansluit bij de verzekeringsprincipes die door de nieuwe regering gehanteerd worden voor de werkloosheidsuitkering.
Met amendement 45 wensen wij ook de mantelzorgers opnieuw in te schakelen bij de groep van 55-plussers, zodat ook zij hun dagen kunnen laten meetellen.
Dan komen wij bij amendement 104, waarin wij de belastingverhoging bij fraude wensen te verlagen van 20 % naar 10 % voor een tweede overtreding, waarnaar de heer Vereeck zojuist verwees. Dat is dus amendement 104.
Amendement 105 heeft betrekking op het terugdraaien van het vermoeden van schuld, waarmee wij helemaal niet akkoord gaan. Daarom hebben wij ook op dat punt een amendement ingediend.
Amendement 106 gaat over de vliegtaks, waarbij wij een onderscheid willen maken tussen wie retroactief die nieuwe vergoedingen al dan niet zou hebben kunnen doorrekenen aan de klanten. Daarom stellen wij voor om een scheidingslijn te leggen op 1 oktober – voor en na die datum – om het geheel rechtvaardiger te maken.
Ik kijk even. Amendement 107 zijn wij voorbij. Dus komen wij bij amendement 164. Dat is nog een belangrijk amendement. Met dat amendement willen wij bij de zelfstandigen de titel wijzigen.
Amendement 165 beoogt de invoering van een nieuw artikel, dat handelt over de meewerkende echtgenoten. Het gaat om zij die geboren zijn tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968 en die zich vrijwillig hebben onderworpen aan het maxistatuut voor meewerkende echtgenoten gedurende de periode van 1 januari 2003 tot 30 juni 2005 voor een of meerdere kwartalen. Zij moesten zich verplicht aansluiten vanaf 1 juli 2005, maar voldoen niet aan de huidige voorwaarden om recht te hebben op het minimumpensioen.
Het maxistatuut voor meewerkende echtgenoten werd ingevoerd in 2003 en vormt een volwaardig sociaal statuut voor meewerkende echtgenoten. Tegenover de hogere sociale bijdrage die zij betalen, staat eenzelfde verzekeringsdekking als voor zelfstandigen in hoofdberoep. Het maxistatuut is automatisch van toepassing op alle meewerkende echtgenoten die geboren zijn na 1955. Zij die vóór 1956 geboren zijn, konden zich sinds 1 januari 2003 aansluiten. Voordien vielen zij onder het ministatuut met lage sociale bijdragen in ruil voor een minimale sociale bescherming. Zij bouwden bijvoorbeeld geen pensioenrechten op maar enkel sociale rechten voor uitkering bij arbeidsongeschiktheid.
Het amendement strekt ertoe de voormelde beperking op te heffen en alle meewerkende echtgenoten die onder het maxistatuut hebben gewerkt, toegang te geven tot het minimumpensioen, ongeacht hun geboortedatum of de datum van aansluiting bij het maxistatuut. Hier in het halfrond zijn er denkelijk wel leden die dat voorstel genegen zijn.
Dan rest mij nog amendement 172, dat gaat over de knelpuntberoepen. Wij zijn immers voorstander van de mogelijkheid dat alle opleidingen voor knelpuntberoepen onbeperkt in de tijd kunnen worden gevolgd. Uiteraard moet daarop een bepaalde controle worden voorzien. Zo zouden deelnemers examens moeten afleggen. Indien ze niet slagen, krijgen ze nog één herkansing. De opleiding moet bovendien gericht zijn op het zoeken naar werk in het betrokken knelpuntberoep.
We hebben dat echter even bekeken en de Raad van State heeft ons erop gewezen dat het federale kluwen ons daar parten speelt. Blijkbaar is de federale overheid namelijk verantwoordelijk voor de betaling van de werkloosheidsvergoeding. De gemeenschappen zijn daarentegen bevoegd voor het onderwijs en de gewesten zijn via de arbeidsbemiddelingsagentschappen verantwoordelijk voor de duurtijd en de bepaling van de voorwaarden. We bevinden ons dus in een juridisch kluwen. Daarom hebben we voorgesteld om het systeem voor knelpuntberoepen volledig door te voeren, maar wel samen met onze collega’s in het Vlaams Parlement een wijziging aan te brengen. Dank u wel.
02.16 Axel Ronse (N-VA): We zijn het hier allemaal eens over een zaak: 1 juli 2025 ligt achter ons.
Collega Van Quickenborne, 1 juli 2025 ligt achter ons. Akkoord? Het was een mooie dag, maar hij ligt achter ons. In de programmawet staan nogal wat verwijzingen naar die fameuze datum. We hebben het aangepast. Dat is de filosofie achter de ingediende amendementen. De tekst luidt als volgt: “zal in werking treden na publicatie in het Belgisch Staatsblad”.
Daarnaast zijn er nog twee andere bepalingen die een gelijkaardige retroactieve aanpak vereisen – enerzijds wat betreft de pensioenen, anderzijds inzake de fiscale overuren die vanaf 1 juli van start gaan. Wanneer een maatregel al van kracht is vanaf een bepaalde datum, zonder dat er reeds een publicatie van de goedgekeurde wet in het Belgisch Staatsblad heeft plaatsgevonden, moet dat juridisch correct worden onderbouwd. Dat hebben we nu ook gedaan, naar aanleiding van de vertraging, via de bekende formule die de oudere parlementsleden onder u ongetwijfeld zullen kennen: de formule F4513. Voor de nieuwere collega’s onder ons: die formule is terug te vinden in de handleiding ‘Beginselen van de wetgevingstechniek’.
Dat zijn onze amendementen. Collega Piedboeuf zal straks een ander amendement van de meerderheid toelichten, namelijk op artikel 207.
02.17 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le président, il s'agit d'un amendement à l'article 207. Cet amendement porte le numéro 134 et vise à ne plus laisser l'application à un arrêté royal, mais de l'intégrer directement dans la loi afin d'éviter tout retard supplémentaire, sans effet rétroactif évidemment, puisqu'on prévoit la mise en œuvre de ce qui est contenu dans la loi à partir du 1er janvier 2026 pour une partie et pour le 1er mars 2026 pour les sections 1 à 3.
Il s'agit "simplement", façon de parler, d'intégrer directement dans la loi-programme les dates de mise en œuvre de ce que nous espérons pouvoir voter la semaine prochaine.
De voorzitter: Twee fracties hebben meer sprekers opgegeven voor hun amendementen. De spreektijd blijft beperkt tot 10 minuten, maar ik geef wel beide fractieleden achter mekaar het woord.
02.18 Greet Daems (PVDA-PTB): Mijn fractie heeft een amendement ingediend op artikel 4, dat de kostprijs voor het verkrijgen van de Belgische nationaliteit drastisch wil verhogen, van 150 naar 1.000 euro. Ook de Hoge Commissaris van de VN voor de Vluchtelingen, het UNHCR, vindt het problematisch dat de regering niet in uitzonderingen voor vluchtelingen en staatlozen voorziet. Nochtans is België gebonden aan de Conventie van Genève. De VN herinnert België aan zijn verplichtingen onder artikel 34 van de Conventie van 1951 en artikel 32 van de Conventie van 1954, namelijk het faciliteren van de naturalisatie van vluchtelingen en staatlozen en het verminderen van de kosten die gepaard gaan met die procedure. Met andere woorden, België mag die drempels niet verhogen. De toegang tot het verkrijgen van de nationaliteit is noodzakelijk voor de integratie van vluchtelingen en staatlozen en hun kinderen. De VN vraagt dan ook een uitzondering voor vluchtelingen en staatlozen.
Ik heb veertien jaar lang Nederlandse les gegeven aan kortgeschoolde nieuwkomers bij Ligo, met als doelgroep volwassenen die in hun land van herkomst amper of geen scholing hebben genoten. Mijn cursisten deden stuk voor stuk hun best om de taal te leren, in te burgeren en een job te vinden. De realiteit is echter dat hoe hard zij ook hun best doen, het voor deze regering nooit genoeg zal zijn. U mag drie keer raden waar die mensen, die dus een migratieachtergrond hebben en kortgeschoold zijn, terechtkomen op de arbeidsmarkt. Hoewel ze keihard werken, komen ze vooral terecht in jobs waar ze weinig verdienen. Tegen hen zegt deze regering dus dat ze naar de nationaliteit mogen fluiten, want die 1.000 euro is voor hen onbetaalbaar, zeker op gezinsbasis.
Wij vinden dat iedereen de mogelijkheid moet hebben om de Belgische nationaliteit te verkrijgen. Vandaag moeten kandidaten al aan heel wat voorwaarden voldoen: men moet hier minimaal vijf jaar wettig verblijven, kennis hebben van een landstaal en bewijzen dat men geïntegreerd is. De Belgische nationaliteit wordt vandaag dus niet zomaar aan wie dan ook gegeven.
Door de voorgestelde verhoging van de kostprijs lijkt het er vooral op dat deze regering de nationaliteit alleen wil toekennen aan wie in haar ogen genoeg geld heeft. Wat iemand wel of niet kan betalen, heeft echter niets te maken met een hoger niveau van burgerschap. Het is een asociale maatregel, die bepaalde mensen de kans op het verkrijgen van de Belgische nationaliteit zonder meer ontzegt.
Daar passen wij voor en daarom vraagt mijn fractie om artikel 4 van de programmawet te schrappen.
02.19 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Je ne vais pas commenter l’ensemble des amendements que j’ai introduits précédemment. Je souhaiterais néanmoins réagir aux amendements de la majorité et surtout à celui expliqué par M. Piedboeuf, à savoir le n°134.
De voorzitter:
Mevrouw Merckx, mag ik u vragen om u aan de afspraak te houden en uw eigen
amendementen te verantwoorden? Straks kunnen er vragen worden gesteld aan de ministers.
02.20 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Je viens pourtant de demander à M. Van Hecke si je pouvais faire un commentaire sur les amendements, les miens ou ceux de la majorité. Je n’entends pas parler au-delà de mon temps imparti.
De voorzitter: Ik citeer uit de afspraak van gisteren: "onverminderd het recht om vragen te stellen over amendementen aan de ministers tijdens de thematische bespreking." Ik citeer verder: "Er wordt na de algemene bespreking een ononderbroken spreektijd van 10 minuten, inclusief de niet-erkende fracties, voorzien voor de toelichting van amendementen."
Soit, wat u zegt, blijft sowieso binnen uw 10 minuten spreektijd, maar ik denk dat het tegen de afspraak ingaat.
02.21 Sofie Merckx (PVDA-PTB): En tout cas, je m'attendais à ce que la majorité introduise des amendements qui aillent dans le même sens que les nôtres. Or vous durcissez vos mesures. À la suite de l'accord conclu au sujet des plus-values, vos dispositions sur le chômage entreront en vigueur le 1er juillet et le 1er janvier. Ce matin, la Ligue des familles a indiqué que les gens n'étaient pas d'accord que vous excluiez tout le monde, sans considération pour leur situation familiale. Nous avons aussi reçu l'avis de l'Institut Fédéral des Droits Humains, qui considère que l'on viole la Constitution et le principe de protection sociale qui y est inscrit, qu'il s'agisse des personnes de plus de 55 ans ou des différentes catégories pour lesquelles j'ai introduit des amendements. De plus, le Haut-Commissariat pour les réfugiés a indiqué que vous appliquiez les conventions internationales à géométrie variable.
Surtout, même si le Conseil d'État n'a pas pu rendre l'avis que nous avions sollicité voici deux semaines sur tous les amendements, il relève très clairement deux faits. D'abord, s'agissant des personnes qui bénéficient d'une allocation garantie de revenu, c'est-à-dire un complément de chômage à leur emploi, il estime que rien ne justifie d'établir une discrimination entre ceux qui travaillent au moins 19 heures – comme vous l'avez prévu – et ceux qui travaillent moins de 19 heures. Ensuite, le Conseil d'État considère que l'exception que vous avez prévue pour une formation dans les soins de santé, monsieur Clarinval, n'est pas fondée. Il rend un avis sur un amendement que nous avions introduit relativement à d'autres métiers en pénurie. Par exemple, l'accès à l'enseignement est aussi inscrit dans la Constitution. Je ne comprends pas que, pour les aidants proches, vous ne prévoyiez pas d'exception. Ces femmes s'occupent de proches qui sont malades et qui ne guériront pas du jour au lendemain. Cela ne concerne pas beaucoup de gens. Je pense également aux Agences locales pour l'emploi (ALE), à propos desquelles nous avons introduit un autre amendement. Il s'agit de quelques centaines de personnes qui, elles aussi, perdront leur allocation de chômage, alors qu'elles travaillent. Je pense de même aux agents de prévention et de sécurité. La ville de La Louvière est concernée. Ce sont des dizaines de personnes qui travaillent dans les communes et qui vont y perdre. Cette situation va grever les finances communales et, bien entendu, la sécurité dans les communes, puisqu'elles ne pourront plus offrir d'emploi à ces personnes, étant donné l'asphyxie organisée par la Région wallonne.
Dernier élément, cette offre d'emploi finale que les Régions doivent offrir aux demandeurs d'emploi, et qui se trouve dans l'accord de gouvernement. J'ai appelé mes collègues à la Région wallonne pour savoir ce qu'il en était, ce que le gouvernement wallon avait prévu de faire à ce sujet. On m'a répondu qu'il était impossible de me transmettre des informations à ce sujet, vu qu'il n'y avait rien de prévu. Vous avez menti aux gens. Vous l'avez mis dans l'accord de gouvernement, Les Engagés l'ont promis, et il n'y a rien à la Région wallonne ni au Forem. Vous avez menti, monsieur Clarinval. Les Engagés aussi, vous avez menti aux gens. Et la Ligue des familles l'a encore dit ce matin, les gens ne sont pas d'accord d'exclure les demandeurs d'emploi du chômage si on ne leur offre pas un emploi convenable par rapport à leur situation.
Voilà, j'ai expliqué mes amendements, et il reste deux minutes.
02.22 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik zal de amendementen rond fiscaliteit toelichten; mijn collega’s zullen het hebben over die met betrekking tot sociale zaken.
Amendement 109 betreft de belasting om onze nationaliteit te verkrijgen. Die stijgt van 150 naar 1.000 euro. Dat vinden wij buiten alle proportie. We stellen voor om een inhaalbeweging te maken op basis van de gezondheidsindex en het bedrag dus op 200 euro te bepalen.
Amendement 110 gaat over de carried interest, waarvoor een tarief van 25 % wordt opgelegd. Dat tarief vinden we ongepast. Er bestaan studies die pleiten voor een aanslagvoet van 33 %. Dat is ook wat wij met het amendement beogen, dus 33 % voor de carried interest.
Amendementen 111 en 112 betreffen de hervorming van de DBI-aftrek. In het regeerakkoord wordt die hervorming op twee punten strenger gemaakt, maar de regering is er één vergeten in de programmawet. Wij corrigeren dat door de participatievoorwaarden te verhogen naar 4 miljoen euro.
Amendement 113 schrapt de herinvoering van de fiscale regularisatie voor zwart geld. Fiscale regularisatie ondergraaft de geloofwaardigheid van een beleid waarin de ambitie zou moeten zijn dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en waarin belastingontduiking niet getolereerd wordt. De vorige regering heeft een einde gemaakt aan fiscale amnestie. De nieuwe regering wil die deur opnieuw openzetten; wij doen ze opnieuw dicht met het amendement.
Amendement 114 beoogt fytofarmaceutische producten te onderwerpen aan het normale btw-tarief. Fytofarmaceutica zijn pesticiden en herbiciden, waaronder glyfosaat. Die producten genieten momenteel een verlaagd btw-tarief; wij stappen daarvan af. Amendement 115 doet hetzelfde met de kunstmeststoffen.
Amendement 116 strekt ertoe om het verlaagde btw-tarief van 6 % van toepassing te maken op de herstelling van huishoudapparaten. Met die ontbrekende bepaling helpen we de regering met de verwezenlijking van haar doelstelling van haar fiscale hervorming, met name het versnellen van de transitie naar een duurzame economie.
Amendement 117 betreft de bijsturing van de jaarlijkse taks op effectenrekeningen. In de tekst van de programmawet staat dat het weerlegbaar vermoeden van misbruik geldt voor rekeningen vanaf 1 miljoen euro. Wij vinden dat dat ook moet gelden voor rekeningen van minder dan 1 miljoen euro, omdat belastingplichtigen meerdere rekeningen kunnen hebben bij verschillende banken. Ons amendement helpt dat gat in het net te dichten.
Voorts zorgen we met amendement nr. 131 voor een differentiatie in de inschepingstaks, waarbij er een hoger tarief geldt voor privéjets. Ik raad u aan om dat amendement goed te lezen, want de inschepingstaks kan het gebruik van privéjets ontraden.
Amendement nr. 132 vervroegt de inwerkingtreding van het verlaagd btw-tarief van 6 % voor warmtepompen, met name 1 juli 2025 in plaats van 1 januari 2026. Voor andere btw-aanpassingen gebeurt dat al in de programmawet, maar voor de warmtepompen was men dat vergeten. De heer Lejeune van Les Engagés is eveneens voorstander om dat tarief zo snel mogelijk in te voeren.
Amendement nr. 133 beoogt het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen door de btw op vervoersbewijzen af te schaffen. Dat is in het belang van de klimaattransitie, de sociale integratie en de vermindering van de afhankelijkheid van de individuele wagen.
02.23 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Ook ik stel namens onze fractie een aantal amendementen voor. We hebben vastgesteld dat, door de plafonnering van de sociale bijdragen op de hoogste lonen, werknemers met lage lonen en middenlonen er relatief armer op worden, terwijl werknemers met de hoogste lonen er rijker op worden. Dat staat in de artikelen 80 tot en met 84 van de programmawet. De artikelen 85 tot en met 87 beogen de indexering van de uitkeringen na overschrijding van de spilindex af te schaffen, wat de koopkracht vermindert. Die artikelen zijn volgens ons sociaal onwenselijk en gaan in tegen de belofte van het regeerakkoord. Onze amendementen zijn heel eenvoudig: wij stellen voor om die zeven artikelen gewoon te schrappen.
Voorts stellen we een wijziging voor met betrekking tot artikel 169 om de uitzondering op de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd uit te breiden naar alle erkend niet-toeleidbare werkzoekenden, ongeacht of ze ooit een inschakelingsuitkering hebben gekregen. De wet moet worden aangepast om die kwetsbare doelgroep te beschermen. Immers, zoals u in de open brief, die ook werkgevers uit de sociale economie hebben ondertekend, kunt lezen, genieten werkzoekenden met het statuut van niet-toeleidbaar enkel van de uitzondering op de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, als ze een beschermingsuitkering hebben. Aangezien de uitzondering enkel geldt voor werkzoekenden die vroeger een inschakelingsuitkering hebben gekregen en toen al als niet-toeleidbaar waren erkend, vallen veel kwetsbare mensen nu uit de boot. Ons amendement strekt ertoe dat soort onwenselijke neveneffecten te corrigeren.
02.24 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, nous avons déposé en complément une série d'amendements.
Un premier amendement vise à protéger toutes les personnes qui se forment dans des métiers en pénurie, pas uniquement celles qui se forment dans les métiers du soin, pour coller aux réalités du marché du travail et respecter les compétences des Régions.
Via un autre amendement, nous souhaitons faire en sorte de protéger les aidants proches. Nous l'avions déjà déposé lors de notre première séance. Mais, en l'occurrence, sur la base de l'avis du Conseil d'État, nous étendons cette protection, comme il le suggère, à tous les types de congés pour soins, par exemple des soins palliatifs.
Ensuite, nous avions déjà déposé quatre amendements qui prévoyaient de protéger l'ensemble des demandeurs d'emploi âgés de 55 ans et plus.
En ce qui concerne le congé parental pour les familles d'accueil, un aspect pose problème bien qu'il s'agisse d'une bonne mesure pour laquelle nous sommes heureux qu'il y ait enfin un déblocage du côté du MR. On vous rappelle que cela fait plusieurs années que le groupe Ecolo-Groen porte un texte en vue d'étendre le congé parental aux familles d'accueil, ce qui est complètement normal, mais qu'il y avait un blocage depuis des années en particulier par le MR. Via notre amendement, nous simplifions administrativement cet aspect qui pose problème afin de faire en sorte que le droit au congé soit ouvert dès la désignation formelle du parent d'accueil et non pas après l'inscription de l'enfant dans les registres qui peut prendre du temps et retarder l'effectivité du congé d'accueil.
Un autre amendement propose d'assimiler, et non de neutraliser, les périodes de maladie, d'invalidité ou d'accident pendant la période de référence pour assurer la continuité de leurs droits.
Nous proposons également de relever à 30 ans l'âge limite pour bénéficier des allocations d'insertion, étant donné que le nombre de jeunes qui terminent leurs études après 25 ans est très élevé. Il s'agit en réalité d'adapter la loi au parcours d'aujourd'hui et non pas de les pénaliser.
Un autre amendement vise à réintégrer les périodes de transition dans les périodes assimilées afin d'éviter la précarisation de ceux qui en ont bénéficié.
Ensuite, nous estimons qu'un emploi ne peut pas être imposé s'il est moins bien rémunéré que les allocations de chômage. Actuellement, votre gouvernement propose qu'on contraigne un demandeur d'emploi à accepter un emploi s'il est rémunéré à 90 % de son allocation. S'il ne l'accepte pas, il subira une sanction. C'est pour nous inacceptable et nous voulons relever ce seuil à minimum 110 % du montant de l'allocation.
Ensuite, nous demandons, via un amendement, un reporting annuel obligatoire, ventilé
par genres, afin de suivre les effets de cette réforme. Nous l'avons maintes fois
répété, pour nous, il est essentiel d'avoir une projection des effets concrets
de cette réforme sur la population. Nous déposons cet amendement afin de réaliser ce monitoring.
02.25 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Voorzitter, ik wil eerst en vooral reageren op de amendementen van de meerderheid. Ik heb de heer Ronse en ook de heer Piedboeuf beluisterd. Ik denk dat die dertien amendementen van de meerderheid goed in mekaar zitten. Gisteren heb ik van de minister van Financiën begrepen dat de bepalingen voor de fiscaliteit in werking treden vanaf de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dat is duidelijk. Dat is helder. Ik zie alleen een probleem met amendement 145, dat bepaalt dat de beperking van de indexering van bepaalde pensioenen op 1 juli start, retroactief dus. Mogelijk zullen belanghebbenden daartegen beroep aantekenen, omdat hun verworven rechten zijn aangetast. Ik meen dat amendement 145 dus een risico inhoudt.
Wat me wel opvalt, collega's - en ik richt me nu tot de heer Ronse, want hij is de man die de meerderheid bijeenhoudt -, is dat in een aantal hoofdstukken de datum van inwerkingtreding niet werd aangepast. Zo werd de datum van inwerkingtreding van de ethische comités, artikel 79, niet aangepast, noch die van het door minister Vandenbroucke ingevoerde loonplafond, artikel 84, noch die van de harmonisering van de indexering, 1 juli, artikel 87, noch die van het ouderschapsverlof voor pleegouders, artikel 219. Dat vormt wel een risico, want volgens het fameuze compendium waarnaar u verwijst en dat de oude krokodillen onder ons natuurlijk goed kennen, mag een maatregel wel met terugwerkende kracht worden ingevoerd, maar dan moet dat wel worden gemotiveerd. Het probleem is dat er voor die vier artikelen geen amendementen ingediend werden en er dus geen aanpassing gemotiveerd werd. Als men dat niet motiveert, creëert men rechtsonzekerheid en zullen burgers mogelijks opwerpen dat de datum van 1 juli een willekeurig gekozen datum in het verleden is. Eigenlijk was het beter – dit is maar een suggestie, maar wie ben ik – geweest dat de meerderheid ook voor die vier artikelen een amendement had ingediend.
Overigens is amendement nr. 134 zeer terecht, want het schrapt het fameuze koninklijk besluit.
Ik zal nu onze amendementen toelichten en dat zijn er veel. De minister kent ze wel intussen, denk ik; hij heeft ze goed bestudeerd. Eerst en vooral hebben we het amendement nr 86 over de carried interest voor private equity. Daarover hebben we, ook in de commissie, aangetoond dat het niet correct is dat speculatieve carried interest op dezelfde manier wordt behandeld als carried interest, terwijl het daarbij gaat om marktconforme voorwaarden.
Amendement 87 gaat over het feit dat kleine vennootschappen geen liquidatiereserve kunnen aanleggen, als het over carried interest gaat. Ik ben me ervan bewust dat het allemaal zeer complex is, maar het is wel belangrijk. Men kan wel een uitsluiting doen ten bedrage van de winst uit carried interest, maar niet ten bedrage van andere winsten.
Met amendement 88 – en u luistert aandachtig, mijnheer de voorzitter, waarvoor mijn grote dank – beogen wij de schrapping van de exittaks in zijn geheel. De heer De Visscher noemde het immers een slechte maatregel en ook de Raad van State is vernietigend. Trouwens, we zien elkaar daar in de rechtbank, mijnheer de minister.
Amendement 89 is bedoeld om de memorie van toelichting in verband met de exittaks in overeenstemming te brengen met de wettekst. Het gaat enkel over de reserves opgebouwd in België en niet over andere historische reserves. Daar komen we straks op terug bij de vragen aan de minister. Die worden interessant, mijnheer de voorzitter. We zijn er klaar voor en hopelijk is de minister dat ook.
Amendement 90 gaat over het feit dat de exittaks enkel verschuldigd is bij de effectieve uitkering van het dividend en niet al eerder. Dat heb ik ook toegelicht in de commissie.
Amendement 91 betreft twee aanpassingen aan de exittaks. Als die heffing niet wordt afgeschaft, is de tweede beste optie dat de reserves beperkt worden tot de periode dat de vennootschap in België gevestigd was en dat de heffing wordt beperkt tot niet-inwoners.
Amendement 92 gaat over de schrapping van de financiële vaste activa, de beperking op de DBI-aftrek, zoals ik daarnet heb uitgelegd. Volgens ons is dat een zware ingreep in de DBI en gevaarlijk voor ons investeringsklimaat.
Amendement 93 valt samen te vatten als: als we natuurlijke personen uitsluiten van de exittaks, moeten we dat ook doen voor rechtspersonen. Dat is de strekking van dat amendement.
Amendement 94 gaat over het fameuze artikel 444, over goede trouw. We hebben met mevrouw Verkeyn, ook hier aanwezig, gediscussieerd over de relatie met artikel 351, de ambtshalve heffing. Ik denk voldoende experts te hebben gevonden om te concluderen dat, aangezien u wel een stap vooruitzet inzake goede trouw met de schrapping van de boete bij de eerste overtreding maar meteen artikel 351 uitsluit van het toepassingsgebied, het een stap achteruit is, aangezien wie ambtshalve door de fiscus wordt belast, geen beroep meer kan doen op artikel 444.
Wie zijn die mensen? Dat zijn degenen die hun aangifte laattijdig, enkele dagen na het verstrijken van de datum, indienen. Er is nog geen correspondentie geweest met de fiscus. Zij krijgen een ambtshalve aanslag en kunnen geen beroep meer doen op de verweergrond van de goede trouw. Dat is het gevolg van de krakkemikkelige aanpassing van artikel 444. Ik heb dat met handen en voeten uitgelegd aan de minister. Hij heeft goed geluisterd, maar heeft niet bewogen. Naar mijn mening is hij verkeerd.
Amendement nr. 95 strekt ertoe om 120 extra overuren toe te laten.
Monsieur Clarinval, vous offrez dans la deuxième moitié de 2025, 120 heures de relance supplémentaires, comme nous l’avions prévu avec l’ancien gouvernement pour la première moitié de 2025. Si vous n’acceptez pas l’amendement 95, c’est un chat dans un sac, c’est-à-dire que rien ne va changer.
Collega’s, de amendementen 96 tot 101 gaan over het installeren van...
Il s’agit de l’installation, monsieur le
ministre, des 360 et 450 heures supplémentaires, comme prévu dans l’accord
de gouvernement. On va donc
se précipiter.
Amendement 102 voorziet in de afschaffing van alle belastingen. Als u met een belastingverlaging komt, kunnen wij misschien de belastingen bekijken. Amendement 102 voorziet alvast het schrappen van alle belastingen.
Amendement 103 is belangrijk voor de pensioenen. Ik spreek namens mevrouw Bertrand. Het amendement voorziet een aanpassing van de pensioenen. U weet dat de indexering die u aan de hoogste pensioenen toekent, momenteel beperkt is tot de index van het minimumpensioen. Dat is niet conform het regeerakkoord. Het regeerakkoord zegt immers letterlijk dat er wordt geplafonneerd op het niveau van de hoogste werknemerspensioenen. Dat passen wij aan via amendement 103.
Vervolgens ga ik over tot amendement 147. Met betrekking tot de werkloosheid stellen wij voor dat werknemers van buiten de Europese Unie langer moeten werken om recht te krijgen op werkloosheidsuitkeringen. Wij zijn namelijk van oordeel dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen Belgen, Europeanen en niet-Europeanen. De leden van andere partijen luisteren aandachtig mee.
Amendement 148, droit au rebond, komt in de plaats van het bestaande systeem en niet erbovenop. Dat weet de minister heel goed.
Mijnheer Mahdi, amendement 149 betreft de invoering van degressiviteit in twee fases binnen de periode van zeven tot twaalf maanden.
Mijnheer de voorzitter, amendement 150 trekken wij in, aangezien het identiek is aan amendement 134. Dat hebt u ongetwijfeld al opgemerkt.
Amendement 151 betreft uiteraard het schrappen van de arizonastudiebeurs.
De amendementen 152 tot en met – collega’s, ik controleer het nog even – 158 worden ingetrokken. Ze zijn immers dezelfde als amendement 95, waarover ik het daarnet had.
Mijnheer de minister, de amendementen 159 tot en met 163 hebben betrekking op de overuren: 360 uur en 450 uur.
Il s’agit des heures supplémentaires telles que prévues dans l’accord de l’Arizona. Nous faisons donc le travail pour vous. Il s’agit ici du volet fiscal joint aux autres amendements.
Ik zie dat ik nog 40 seconden heb. Ik wil eigenlijk de voorzitter bedanken en feliciteren voor de goede werkzaamheden en de goede afspraken die we gemaakt hebben, waaronder de beperkte spreektijd. U hebt ook gezien dat ik mij soms aan de spreektijd kan houden. Ik kan het dus ook kort houden. Ook voor het amendement, voorzitter, hebben we gezien dat het is gelukt om dit binnen de 10 minuten te doen. Bedankt voor uw vertrouwen.
We kijken allemaal uit, collega’s, naar het echte spektakel dat nu volgt: de 1-1-1, waarbij ministers zullen antwoorden op gerichte, punctuele vragen en ik heb er daarvan wel enkele voorbereid. Voilà, ik heb nog 8 seconden over. Dank u.
De voorzitter: Ik stel twee zaken vast, collega Van Quickenborne. Ten eerste, dat u het toch niet kon laten om die 40 seconden niet ongebruikt te laten en ten tweede, dat u bij het indienen van uw amendementen enige slordigheid aan de dag hebt gelegd. Vandaar dat ik aan uw lippen hing. Ik vroeg me af of u het zou rechttrekken en u hebt dat gedaan.
02.26 François De Smet (DéFI): Je reviendrai brièvement sur les quelques amendements que j'ai introduits.
L'amendement n°1 sera rapide; il s'agit simplement d'étendre le régime de la TVA en vigueur sur les pompes à chaleur plutôt que d'y mettre fin.
L'amendement n°2 concerne, lui, la réforme du chômage et vise à ce que les journées pour lesquelles une allocation de chômage temporaire a été octroyée au travailleur pour cause de force majeure dans la période covid soient assimilées à des journées de travail pour l'application de la réglementation du chômage. Il nous paraîtrait juste et nécessaire de tenir compte de cette période particulière.
L'amendement n°3 concerne les congés thématiques familiaux et a pour objet de considérer ces journées, pour lesquelles le travailleur peut avoir bénéficié d'une allocation d'interruption de l'Onem, comme journées assimilées au sens de la réglementation du chômage.
L'amendement n°5 a pour objet d'étendre l'exemption qui est faite dans la réforme du chômage pour le monde soignant au métier d'enseignant, puisque c'est un autre métier en pénurie extrêmement important.
L'amendement n°108, déposé récemment, tire des leçons de l'avis du Conseil d'État sur cet amendement n°5. J'ai parlé du Conseil d'État dans mon intervention. Il remet le couvert en argumentant qu'on peut se demander si cibler certains métiers plutôt que d'autres est vraiment juste et s'il ne faudrait pas étendre la question à tous les métiers en pénurie. C'est ce que nous faisons via cet amendement n°108 en proposant de majorer l'exemption existante pour la réglementation du chômage, l'exemption qui permettra à des gens de continuer à bénéficier d'un chômage non limité, à tous les métiers en pénurie. Je sais que des collègues d'autres groupes le font également. Je crois fondamentalement que c'est vraiment la pièce qui manque à cette réforme et qui la rendrait juste pour de bon.
Enfin, l'amendement n°170, déposé ce matin, vise un tout autre aspect: ce que j'appelle la taxe censitaire sur la nationalité. Vous le savez, c'est dans le Code des droits d'enregistrement. On va porter la participation des étrangers souhaitant devenir Belges de 150 à 1 000 euros. Demander une participation à celles et ceux qui bénéficient d'un acte administratif n'est pas en soi illogique, mais ce prix de 1 000 euros est très lourd. Un avis du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés est arrivé hier. Il rejoint l'idée que pour les réfugiés et apatrides, c'est quand même fort demander. En vertu de l'article 34 de la Convention de 1951 relative au statut des réfugiés, à laquelle la Belgique est partie, "les États Contractants faciliteront, dans toute la mesure du possible, l'assimilation et la naturalisation des réfugiés. Ils s'efforceront notamment d'accélérer la procédure de naturalisation et de réduire, dans toute la mesure du possible, les taxes et les frais de cette procédure".
C’est une vraie question: cette taxe censitaire, en tout cas en ce qui concerne les réfugiés et apatrides, ne devrait-elle pas être annulée pour ces deux catégories de personnes, pour être en conformité avec la Convention de 1951, que notre pays a signée? C’est le motif et l’objet de cet amendement, qui exonère les réfugiés et les apatrides de cette taxe pour l’obtention de la nationalité belge.
J’en ai
fini, monsieur le président.
De voorzitter: De algemene bespreking is gesloten.
La
discussion générale est close.
Discussion thématique
De thematische bespreking is geopend.
La
discussion thématique est ouverte.
Voor de thematische bespreking zullen vier ministers in de loop van de avond beschikbaar zijn.
U kent de werkwijze, maar ik herhaal ze kort. Elke minister krijgt 10 minuten ononderbroken spreektijd. Na die 10 minuten is er de mogelijkheid om vragen te stellen, met een maximale duur van 1 minuut per vraag. De minister beantwoordt die vragen binnen maximaal 1 minuut. Daarna volgt een repliek. Zodra dat onderdeel is afgerond, kunnen alle fracties – binnen de hun toegemeten spreektijd – hierover reflecteren.
Ik geef het woord aan minister Clarinval.
Werk
Emploi
02.27 David Clarinval, ministre: Merci monsieur le président.
Je vais tenter de répondre, mais je ne garantis pas que je me tiendrai aux 10 minutes prévues car cela fait sept heures que nous avons ce débat et c'est la première fois que je vais pouvoir m'exprimer.
Chers collègues, aujourd'hui me revient la tâche de vous présenter la réforme de l'assurance-chômage. Cette réforme n'est pas un simple ajustement technique ou budgétaire. Non, elle est un changement politique majeur dans notre pays. C'est une modification historique dans l'histoire de notre sécurité sociale. En effet, nous allons transformer l'assurance-chômage en une véritable assurance active, centrée sur le retour à l'emploi et la responsabilisation.
Contrairement à ce qu'a dit M. De Smet tout à l'heure, notre ambition est bel et bien de récompenser les gens qui font des efforts. Notre ambition vise à atteindre un taux d'emploi de 80 % d'ici 2029. Car l'emploi, c'est bien plus qu'un revenu: c'est la dignité, la stabilité, l'autonomie et la participation sociale. Sans mobiliser tous les talents, notre modèle social ne tiendra pas.
Cette réforme fait donc de l'assurance-chômage un tremplin vers l'emploi. Nous instaurons un équilibre entre responsabilisation des demandeurs d'emploi et accompagnement humain et personnalisé. L'assurance-chômage cessera d'être un filet passif pour devenir un levier dynamique d'insertion. Notre politique s'inscrit dans l'État social actif, juste et responsable. Cette réforme garantit des droits solides tout en rétablissant le lien entre droits et devoirs. Chaque allocataire verra son parcours professionnel et ses cotisations pris en compte, gage de justice sociale et de solidarité durable.
Sur le plan budgétaire, agir est urgent. La Commission européenne, le FMI et la Banque nationale tirent la sonnette d'alarme: sans réforme, notre dette deviendra ingérable, menaçant notre modèle social. Actuellement, la Belgique est le seul pays de la zone euro à offrir un chômage illimité, sans condition de ressources. Ce système freine l'emploi et fragilise notre économie. Nous y mettons donc fin.
Voortaan zal er slechts één toegangsvoorwaarde zijn: ten minste 1 jaar gewerkt hebben in de loop van de voorbije 3 jaar. Het recht op uitkeringen zal 1 jaar duren en worden verlengd naargelang de anciënniteit. Het bedrag van de uitkeringen zal beter afgestemd zijn op de individuele inspanningen. Dit rechtvaardiger systeem vermijdt een te plotse daling van het inkomen aan het begin van de werkloosheid en moedigt tegelijkertijd een snellere terugkeer naar werk aan. Het steunt op concrete resultaten, zoals de beperking in de tijd van de inschakelingsuitkeringen die al efficiënt is.
Om deze hervorming te begeleiden, verhogen we de financiering van de OCMW's met 234 miljoen euro, ondersteunen we de tewerkstelling in de sociale economie, en verhogen we de minimumuitkeringen tijdens de eerste 6 maanden van de werkloosheid. Zo beschermen we de meest kwetsbare mensen en stimuleren we tegelijkertijd de hervatting van de activiteit.
Om de rechtvaardigheid te garanderen, is er een overgangsfase voorzien, alsook uitzonderingen voor sommige specifieke categorieën zoals de oudere werknemers met een al goed gevulde loopbaan, de havenarbeiders, de kunstenaars en de mensen die een opleiding volgen voor een kritieke functie in de zorg.
Wat de jongeren betreft, zullen de inschakelingsuitkeringen beperkt worden tot 1 jaar en afhankelijker gemaakt worden van de voorwaarde van een diploma van secundair onderwijs, om duurzame tewerkstelling te bevorderen.
Tot slot erkennen we een nieuw recht, het
ouderschapsverlof voor pleegouders. Dit is een belangrijke sociale vooruitgang.
Je voudrais maintenant apporter des éléments de réponse aux nombreux amendements déposés lors de la précédente séance ainsi qu'à quelques interpellations qui ont été formulées ce matin.
Les amendements déposés portent sur plusieurs thématiques qui touchent au cœur de la réforme de la réglementation du chômage: le renforcement du lien entre les cotisations de sécurité sociale et l’ouverture des droits, la stimulation de la réinsertion sur le marché du travail et l’évitement d’une logique passive d’assistance, la justice sociale ainsi que la simplification du système. Je répondrai par thématique.
Plusieurs amendements visent à élargir la liste des périodes assimilées, notamment en ce qui concerne le chômage temporaire dû au coronavirus (amendement 2), le congé parental (amendement 3), les aidants proches et les autres (amendements 11, 13, 14, 17, 32, 40, 43, 45). Je peux confirmer que toutes les périodes de chômage temporaire sont déjà prises en compte comme périodes assimilées. J’insiste également sur le fait que la réglementation du chômage n’a jamais prévu l’assimilation de périodes d’interruption volontaire de carrière ou de crédit-temps, qui constituent des interruptions d’activité choisies par le travailleur.
Cela étant dit, le projet prévoit bien une prolongation de la période de référence pour ces situations, afin que le recours aux formes indemnisées d’interruption de carrière ou de crédit-temps ne constitue ni un désavantage ni un avantage disproportionné dans le cadre de l’assurance chômage. Cela vaut en particulier aussi pour le congé thématique pour aidants proches. La possibilité d’obtenir une dispense de disponibilité sur le marché du travail afin de prodiguer des soins en tant qu’aidant proche pendant une période de chômage reste en effet ouverte pour un maximum de 48 mois sur l’ensemble de la carrière. L’aide apportée par les aidants proches est d’une grande importance dans notre société et mérite dès lors un encadrement adéquat. Elle ne constitue toutefois pas une exception à la limitation dans le temps et n’est pas assimilée à une période de travail pour l’ouverture du droit aux allocations de chômage.
Il ne faut pas perdre de vue la comparaison avec le travailleur actif sur l’ensemble de sa carrière: celui-ci ne dispose que de six mois de suspension complète, avec le motif de soins en tant qu’aidant proche. Les possibilités offertes dans le cadre du chômage sont donc déjà très larges.
Il est enfin important de prendre au sérieux les remarques du Conseil d’État. Assimiler les périodes de congé pour aidant proche impliquerait, au nom du principe d’égalité, l’assimilation de nombreuses autres périodes d’interruption d’activité. Je pense avoir ainsi répondu clairement aux questions de Mme Schlitz, de M. Van Hecke et de M. Moons.
J’en viens à présent à la limitation dans le temps du droit aux allocations.
De kern van de hervorming blijft het principe dat werkloosheidsuitkeringen in de tijd worden begrensd. Verschillende amendementen, onder andere amendement nr. 4, 5, 12, 15, 16, 18, 21, 46 en 60, trachten de uitzonderingen op die beperking te verruimen of die af te schaffen. De regering erkent dat maatwerk belangrijk is, maar wijst erop dat uitzonderingen onderbouwd en pertinent moeten zijn, zoals het geval is voor de uitzonderingen voor verpleeg- en zorgkundigen.
Ik verwijs daarvoor naar de memorie van toelichting, die na het advies van de Raad van State op het voorontwerp reeds werd aangevuld, en naar de besprekingen in de commissie.
Werkloosheidsuitkeringen zijn geen studiebeurs, zeg ik aan al diegenen die uitzonderingen van verschillende omvang voor het volgen van opleidingen bepleiten. Zonet deed de heer De Smet dat nog. Toch kan opleiding een cruciaal onderdeel in de begeleiding naar werk van werkzoekenden blijven. Mevrouw Schlitz laat uitschijnen dat dat niet meer zou kunnen. Ook in de hervormde werkloosheidsverzekering duurt de gemiddelde opleiding tot een knelpuntberoep 9,4 maanden. Dat het voor werkzoekenden onmogelijk zou worden om een opleiding te volgen, is dus niet correct.
C'est un point fondamental. Il faut en moyenne 9,4 mois pour suivre une formation dans un métier en pénurie. Avec un chômage de 24 mois, on a largement le temps de passer 9 mois en formation pour trouver un métier en pénurie. Dire que la limitation à deux ans empêche de suivre des formations est totalement faux. Un minimum d'honnêteté intellectuelle devrait permettre à tout le monde de comprendre cela.
Tot slot is de toekenning van werkloosheidsuitkeringen zonder einde geen oplossing voor diverse problemen die worden aangekaart. Wat wel aan een oplossing bijdraagt, is bijvoorbeeld de bijkomende financiering ten belope van maar liefst 50 miljoen euro voor de sociale economie.
À propos du chapitre sur les travailleurs de 55 ans et plus, la réforme prévoit une exception pour les personnes de 55 ans disposant d'un passé professionnel suffisant.
De voorzitter: Ik wil erop aandringen dat de vragen die nu gesteld kunnen worden, verband houden met wat reeds gezegd is, want misschien komen er nog dingen, maar dat zal pas op het einde blijken.
02.28 David Clarinval, ministre: Vous avez parlé sept heures et j'ai eu droit à 10 minutes! Je dois répondre à 50 amendements. Cela va être facile, je ne répondrai plus aux amendements!
De voorzitter: Dames en heren, de spreektijd van de minister is niet beperkt tot tien minuten; hij mag straks voortgaan.
02.29 David Clarinval, ministre: J'aimerais pouvoir m'expliquer sans être interrompu!
De voorzitter: Vandaar mijn verzoek dat de vragen die nu worden gesteld, beperkt blijven tot wat tot nu toe werd gezegd. De minister heeft nog wel wat tekst in petto. Wanneer hij straks een nieuw thema aansnijdt, kunnen de leden daarop ingaan. Dat lijkt mij de logica zelve.
Mevrouw De Sutter, u hebt het woord.
02.30 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): (…)
De voorzitter: Ik denk dat mevrouw De Sutter geen buikspreker nodig heeft.
02.31 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Mijnheer Van Quickenborne, we moeten de afspraken nu niet veranderen.
Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de uitzondering op de beperking van de werkloosheid in de tijd. Vorige week is er wat onduidelijkheid ontstaan over een mogelijke uitzondering voor mensen die niet naar werk toeleidbaar zijn, inaptes au travail, mensen die kampen met psychische, sociale of medische problemen. Dat kwam vooral omdat Vlaams minister van Werk, mevrouw Demir, heeft gezegd dat de federale regering werkt aan een nieuw stelsel buiten de werkloosheid voor mensen met dat specifieke statuut.
Wij vinden dat niet terug in de programmawet
en daarom wil ik u vragen wat dat nieuw stelsel zal inhouden, wanneer het in
werking zal treden en op wie het van toepassing zal zijn. U hebt daarover niet
gesproken bij de uitzonderingen. De vraag is of alle mensen met het huidige
label van niet toeleidbaar of advies welzijn aanspraak kunnen maken, dan wel
alleen diegenen die een beschermingsuitkering krijgen. We hebben daarover een amendement ingediend.
02.32 David Clarinval, ministre: Sur cette question précise, je travaille actuellement avec mon collègue Rob Beenders sur toute une série de catégories de travailleurs se trouvant dans des situations plus complexes. Je pense notamment aux personnes porteuses de handicap et toute une série de situations techniquement compliquées.
Nous partageons, avec mon collègue Beenders, la volonté de trouver une solution pour ces personnes spécifiques. Je citerai un seul exemple, celui des personnes qui sont employées dans une entreprise de travail adapté (ETA). Il s’agit d’un public particulier, appartenant à plusieurs catégories. Nous tentons actuellement de trouver des solutions spécifiques à ces situations. C’est pour cette raison que ces catégories n’apparaissent pas dans le texte aujourd’hui, car rien ne change dans leur cas.
02.33 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het is belangrijk. Vanwege de opmerking van mevrouw Demir vorige week, moet u begrijpen dat daarover enige onduidelijkheid bestond. Ik begrijp dat u effectief werkt aan een bijkomend statuut voor mensen die niet toeleidbaar zijn, inaptes au travail. In Vlaanderen alleen al gaat het om 10.000 mensen.
Het is belangrijk dat dit nieuwe stelsel samen zou worden ingevoerd met de nieuwe werkloosheidsregels, want anders zal er een dissociatie ontstaan die uiteraard niet gunstig is. We zullen het verder opvolgen.
02.34 David Clarinval, ministre: Je veux être constructif. J’ai oublié de dire à Mme De Sutter qu’outre avec mon excellent collègue Rob Beenders, nous travaillons aussi avec les Régions sur cet aspect spécifique, puisqu’il comporte évidemment un volet régional. Je suppose que c’est à ce titre que Mme Demir s’est exprimée car, en effet, nous travaillons avec les Régions et Rob Beenders sur ce point.
02.35 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Daar heb ik niets meer aan toe te voegen.
02.36 David Clarinval, ministre: De nombreuses questions et de nombreux amendements ont été envoyés pour avis au Conseil d'État à propos des travailleurs âgés de plus de 55 ans.
La réforme prévoit une exception pour les personnes de 55 ans et plus disposant d'un passé professionnel suffisant. Les amendements qui visent à supprimer cette condition minent le principe assurantiel selon lequel une contribution effective et significative à la sécurité sociale justifie certains droits. Certains de ces amendements s'appuient pour motiver leurs propositions sur des affirmations qui ne sont pas entièrement exactes. Il s'agit des amendements 6, 7, 8, 9, 10, 17, 26, 44, 59, 62 et 64. Le fait que seulement 18 % des chômeurs âgés de 55 ans et plus remplissent les conditions de carrière a légitimement suscité de l'émoi. Mais cet émoi a été sciemment instrumentalisé dans une certaine mesure par certains qui ont tenté d'en faire le résultat d'un défaut technique dans le traitement des travailleurs à temps partiel ou d'une injustice sociale d'un manque de périodes assimilées. Ce n'est pas le cas.
La véritable indignation pour moi devrait plutôt porter sur le fait que pendant des décennies, l'inactivité et le système inactif du chômage ont mené au fait que seulement 18 % de ces travailleurs de plus de 55 ans sont dans cette situation d'avoir recueilli une carrière suffisante. En fait, nous parlons d'un public spécifique de travailleurs.
Si l'on regarde de manière plus routinière ce qu'il va se passer en réalité, nous savons que ce pourcentage sera largement supérieur. En réalité, dans ce paquet de personnes de plus de 55 ans qui sont concernées par la réforme, 61 % n'atteignent pas 20 ans de passé professionnel, 46 % n'atteignent pas 15 années de passé professionnel et 32 % n'ont même pas 10 ans de carrière professionnelle. Cela inclut toutes les périodes assimilées telles que les maladies, le chômage temporaire, les accidents de travail, etc. Une réforme du système en profondeur était donc nécessaire et cette réforme est par ailleurs suffisamment accompagnée par des mesures d'encadrement telles que le renforcement de l'économie sociale et le financement des CPAS.
Les chiffres récents de l'ONEM et de Statbel sur l'amélioration rapide et significative de la situation des 55 ans et plus sont encourageants. Dès lors, je voudrais vraiment attirer votre attention sur ces chiffres. Aujourd'hui, plus de 60 % des personnes de 55 ans et plus sont aujourd'hui à l'emploi. Le gouvernement prévoit d'autres mesures pour aller encore plus loin. De même, près de 50 % des 55 ans et plus qui perdent leur emploi sont réinsérés dans les deux ans. Nous n'en sommes donc pas à 18 %. En routine, nous en sommes à plus de 50 % après deux ans, et seulement 25 % restent demandeurs d'emploi après la période des deux ans. Donc, en fait, au lieu de 18 %, nous en sommes en réalité à 75 % en période de routine. Néanmoins, si on se focalise sur le "stock", nous arrivons effectivement à 18 %.
J'aimerais également répondre spécifiquement à certaines affirmations avancées dans la motivation des amendements 59 et 63. Il est à nouveau – et à tort – affirmé que le calcul de la carrière professionnelle varie selon le type de travail à temps partiel, ce qui entraînerait un traitement inégal. Ce n'est pas exact: il est effectivement établi une distinction, mais celle-ci repose sur le fait que le demandeur d'emploi perçoit des allocations en tant que travailleur à temps plein ou à temps partiel. Il est donc exact qu'un travailleur occupé à temps partiel, dont le salaire dépasse le salaire de référence, peut être considéré comme travailleur à temps plein pour l'ouverture de droits aux allocations de chômage.
Mais je suis catégorique, et je sais que Mme Schlitz est particulièrement attentive à cet égard: personne ne sera contraint de bénéficier de cet avantage contre sa volonté. Dès lors, si des travailleurs âgés de 55 ans ou plus deviennent chômeurs, souhaitent renoncer à cet avantage et préfèrent percevoir des allocations en tant que travailleur à temps partiel – par exemple parce que, dans ce régime, ils remplissent les conditions de carrière pour bénéficier d'allocations sans limitation dans le temps –, leur choix sera accepté. Personne ne se verra imposer contre son gré le bénéfice des allocations comme travailleur à temps plein.
Cependant, comme cela a été répété à plusieurs reprises, ceux qui ont opté pour une assimilation à un travail à temps plein pendant et après une occupation à temps partiel, afin de maintenir leur droit en tant que travailleur à temps plein et d'en tirer tous les avantages, doivent évidemment remplir les conditions de carrière d'un travailleur à temps plein pour pouvoir prétendre aux allocations sans limitation dans le temps à partir de 55 ans.
Je pense ici avoir répondu aux questions de Mme Schlitz, mais aussi à celles de M. Van Hecke, de M. De Smet ainsi que de M. Moons.
Het recht op een doorstart na minstens 10 jaar loopbaan kan slechts één keer worden gebruikt en is beperkt in duur. Het amendement 57 wil de voorwaarden versoepelen, maar ik benadruk dat voldoende haalbare opleidingen tot een knelpuntberoep binnen de voorziene termijn beschikbaar zullen zijn. De gemiddelde duur van een opleiding tot een knelpuntberoep is 9,41 maanden. Amendement 34 wil dit recht dan weer schrappen uit vrees voor misbruik, maar het recht is al voldoende afgebakend en is een essentieel onderdeel van het regeringsbeleid dat gericht is op het werkbaar maken van langer werken.
Sur la dégressivité des allocations, plusieurs amendements proposent des formes alternatives de dégressivité. Il s'agit des amendements 20, 21, 22, 23, 24, 25, 39, 40, 58, 60 et 65. Le gouvernement souhaite maintenir le projet actuel qui prévoit une allocation plus élevée pendant les six premiers mois suivie d'une diminution progressive simplifiée mais renforcée. Le système incite à la recherche active d'emploi et est socialement juste car il permet d'utiliser les ressources limitées de manière ciblée afin d'obtenir un effet positif maximal.
Il convient de souligner, face aux nombreuses propositions d'exceptions à la dégressivité des allocations de chômage, que c'est précisément cette politique d'exceptions, quasi infinies et souvent non pertinentes, qui caractérise et rend inefficace le système actuel. Le projet vise à éviter cet écueil.
J'en viens au chapitre consacré aux allocations de garantie de revenus (AGR). à la suite des observations formulées par le Conseil d'État concernant l'amendement 61 relatif à l'exception à la limitation dans le temps pour les travailleurs bénéficiant d'une AGR et occupés au moins à mi-temps, je souhaite apporter les éléments de réponse suivants. Le Conseil d'État a observé que la justification de cette distinction n'a pas été suffisamment développée dans l'exposé des motifs du projet de loi. Je tiens à revenir sur ce point pour le clarifier. Il existe bel et bien dans la réglementation actuelle du chômage une distinction importante entre le travailleur bénéficiant d'une AGR qui travaille plus qu'un mi-temps et celui qui travaille moins qu'un mi-temps. Les personnes qui travaillent plus qu'un mi-temps avec une AGR sont soumises à une disponibilité adaptée. Celles qui travaillent moins qu'un mi-temps avec une AGR sont soumises à la disponibilité normale et active après les 12 premiers mois. Cela est déjà prévu aux articles 56 et 58/2 de l'arrêté royal relatif à la réglementation du chômage.
Outre le développement cohérent de cette distinction existante, la condition selon laquelle il faut travailler au moins à mi-temps pour pouvoir continuer à percevoir une allocation de garantie de revenu sans limitation dans le temps constitue également une application du principe assuranciel. Une prestation minimale peut être exigée en contrepartie de l'octroi d'un avantage déterminé et considérable. Le fait que cette contribution minimale soit fixée à l'emploi à mi-temps s'aligne sur les principes de disponibilité sur le marché du travail tels qu'ils sont actuellement en vigueur et tels qu'ils resteront d'application après la réforme.
Les amendements 19, 27, 28, 31, 33, 35, 36, 37, 38, 41, 42, 44, 65 et 84 visent des modifications ponctuelles, notamment, en ce qui concerne entre autres l'offre d'emploi finale, que l'accord de gouvernement laisse clairement aux services régionaux compétents. Madame Merckx, vous insistiez tout à l'heure, il s'agit vraiment d'une mission des Régions de faire cette partie du travail.
La reconnaissance de l'équivalence de diplômes obtenus à l'étranger, la situation de travailleur étranger ou apatride, la suppression de dispositions spécifiques comme l'adaptation à des critères de l'emploi convenable, le changement de l'intitulé du chapitre de la loi, le report de l'élargissement: ces sujets ont déjà été largement abordés en commission et ces propositions nous paraissent, selon le cas, peu pertinentes ou contraires à l'accord de gouvernement. Certaines sont même contraires au droit européen, selon le Conseil d'État.
Contrairement aux amendements précédemment discutés, nous soutenons par contre pleinement l'amendement de M. Piedboeuf, qui inscrit dans la loi l'entrée en vigueur de la réforme du chômage, conformément aux modalités déjà prévues et expliquées dans l'exposé des motifs. Nous ne souhaitons pas passer par un arrêté royal pour la mise en œuvre.
En conclusion, la réforme proposée repose sur des principes clairs, une activation logique, assurantielle, une équité et une simplicité. De nombreux amendements avancent des alternatives, mais beaucoup d'entre eux sont incompatibles avec ces choix fondamentaux. L'architecture réfléchie et équilibrée de cette réforme doit être respectée. Elle est le fruit de décisions claires et longuement motivées.
Mesdames et messieurs, cette réforme marque une rupture avec l'immobilisme du passé. Elle répond aux défis majeurs que nous connaissons: le chômage de longue durée trop élevé, l'inadéquation entre l'offre et la demande d'emploi, une pression croissante sur le financement de la sécurité sociale.
Ne rien faire aurait été irresponsable. Nous agissons pour un système plus juste, transparent, lisible et incitatif. Ce n'est pas une réforme punitive ou aveugle, mais une transformation sociale équilibrée, fondée sur la valeur travail, la justice et l'équité. Nous choisissons un état social renforcé, plus juste et durable.
Je vous invite donc à soutenir toutes et tous pleinement cette réforme essentielle pour préparer l'avenir de notre protection sociale et garantir à toutes et tous la dignité par le travail. Je vous remercie pour votre attention.
02.37 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre Clarinval, j'ai quelques questions.
Vous dites vouloir récompenser les gens qui font des efforts. Alors, je me demande ce que vous répondez à Mieke, cette dame qu'on a eu l'occasion de voir dans une émission télévisée sur la VRT. Mieke, qui a 59 ans et est comptable, a envoyé 80 candidatures et n'a obtenu aucune réponse. Comme parti du travail et de l'emploi, quelles sanctions avez-vous imaginées dans votre réforme à l'encontre de tous ces employeurs qui ne répondent pas? En l'occurrence, je ne sais pas bien qui ne fait pas les efforts.
Ma deuxième question concerne ma copine Rosa qui travaille dans les titres-services. Rosa a 61 ans et est en incapacité de travail.
Je ne sais pas si cela intéresse M. Ronse. Sinon, il peut aller manger une boule de Berlin!
02.38 David Clarinval, ministre: Madame Moscufo, je ne connais pas Mieke et, comme je n'ai pas vraiment le temps de regarder la télévision, je n'ai pas eu l'occasion de voir ce reportage. Mais je conseille à Mieke de contacter le VDAB, qui est un organisme très efficace en Flandre et qui pourra fort probablement l'aider et l'accompagner dans la recherche d'un emploi, ou de s'inscrire dans une agence d'intérim. Ces agences sont aussi très efficaces. Je ne doute pas qu'en ayant un diplôme de comptable, elle arrivera fort probablement à trouver un emploi rapidement. Ce sont des conseils que je lui donne, mais je ne connais pas sa situation particulière.
02.39 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, ma question consistait à savoir où, dans votre réforme, vous sanctionniez ces 80 employeurs qui ne répondent pas aux gens qui postulent. Je me demande en effet s'ils ne jouent pas un rôle moteur dans le découragement de ces gens que vous voulez sanctionner. Je ne vous ai pas entendu à ce sujet. C'est pourtant sur cela que portait précisément ma question.
02.40 David Clarinval, ministre: Je reconnais que les employeurs ont un rôle à jouer dans la mise à l'emploi de toute une série de personnes. En l'occurrence, j'imagine fort aisément qu'ils doivent aussi prendre leur part de responsabilité dans le fait d'au minimum répondre quand ils reçoivent des offres d'emploi. Je connais beaucoup d'employeurs qui répondent quand ils reçoivent des candidatures. J'ignore pourquoi il y a 80 cas. Ne connaissant pas le cas de Mieke, j'ignore à qui elle a envoyé ses offres d'emploi.
02.41 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Un de vos problèmes et celui de votre gouvernement, c'est que justement vous ne connaissez pas les Mieke de ce pays.
Monsieur le président, M. Ronse intervient pendant que je parle. C'est fort désagréable!
Monsieur Clarinval, tantôt, je vous parlerai de Rosa que vous ne connaissez pas non plus, j'imagine.
02.42 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u hebt daarnet over de mantelzorgers gesproken. Wij hebben toch een andere interpretatie van het belang van het werk dat die mensen doen. Natuurlijk hebt u gezien wat de Raad van State gezegd heeft over het amendement dat ingediend is. De Raad van State zegt duidelijk: dat zou wel tot een uitzondering kunnen leiden die verantwoord kan zijn binnen de hervorming van de werkloosheidsuitkeringen en de beperking ervan in de tijd.
Mijn vraag is wel heel direct. Ziet u
mantelzorg ook als een zinvolle en duurzame vorm van werk die maatschappelijk
belangrijk is? Waarom neemt u de mantelzorg dan niet mee als volwaardig in uw
regelgeving? Kunt u en zult u die aanpassing nog doorvoeren? U kunt
bijvoorbeeld ons amendement steunen. Wat is uw positie daarover?
02.43 David Clarinval, ministre: Comme je l'ai déjà signalé dans les commentaires des amendements, je considère que le travail d'aidant proche est très important, en tout cas pour le rôle social qu'il joue.
Toutefois, nous n'avons pas l'intention de reconnaître la période durant laquelle une personne est aidant proche comme une période assimilée pour le droit au chômage, pour les raisons que j’ai déjà expliquées tout à l’heure, notamment en réponse aux avis du Conseil d’État.
02.44 Petra
De Sutter (Ecolo-Groen): Dank u wel, mijnheer de
minister. Ik begrijp zeker dat dit uw standpunt is en misschien ook dat van nog
een partij in deze regering. Ik begrijp echter niet dat partijen als Vooruit of
cd&v, dat zich een gezinspartij noemt, niet harder aan de kar trekken om
mantelzorg effectief te laten meetellen. Wij betreuren dat. Wij nemen daar akte van.
02.45 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, vous aviez évoqué des exceptions pertinentes dans le temps, mais qu'allez-vous dire aujourd'hui aux familles? Comme nous, vous avez entendu à la radio – c'est d'ailleurs l'objet de nos différents amendements – les résultats sans appel du sondage de la Ligue des familles. Or aujourd'hui, vous continuez à justifier l'injustifiable.
Comment justifier qu'on exclut du chômage des parents qui n'ont aucune solution de garde, et dont les conjoints font des horaires décalés? Comment justifier le fait de sanctionner des familles qui veulent travailler, mais qui n'ont aucun moyen de garde pour leurs enfants? Nous proposons une chose simple: pas d'exclusion sans une alternative réaliste qui tient compte des contraintes familiales.
C'est une question de justice sociale, et même de bon sens. Par conséquent, je ne comprends pas comment – et je me retourne également vers les Engagés – vous pouvez faire la sourde oreille à cet appel de la Ligue des familles?
02.46 David Clarinval, ministre: Les remarques de la Ligue des familles n'étaient pas inconnues, puisqu'elles avaient été communiquées il y a déjà plusieurs semaines.
Nous avons la volonté dans cette réforme d'inciter les gens à travailler, et le fait d'être une maman solo, par exemple, n'est pas un motif suffisant pour être indéfiniment au chômage. Nous pensons qu'il est possible de pouvoir à la fois éduquer ses enfants et travailler. D'ailleurs, la grande majorité des mamans solos peuvent le faire.
Il y a évidemment toute une série d'adaptations à faire, notamment auprès des crèches, pour permettre de garder les enfants, mais ces compétences dépendent des Communautés.
02.47 Sophie Thémont (PS): Mais, monsieur le ministre, vous ne répondez à rien! Vous bégayez. Enfin, vous avez vu le sondage, comme moi. Premièrement, il date de ce matin, et la population belge soutient ce sondage et elle s'oppose majoritairement à l'exclusion automatique.
Alors, vous me faites rire! Parce qu'on est une femme et qu'on a un enfant, on est obligé de travailler. Mais je pense que les femmes ont envie d'aller travailler. Le problème vient du fait qu'aujourd'hui, on ne leur offre pas les moyens de le faire. Si vous n'avez personne pour garder vos enfants…
Vous parlez de places en crèche. Quels sont vos contacts avec la Région wallonne pour continuer à créer des places en crèche, monsieur le ministre? Franchement, peut-être aurez-vous maintenant différents relais à l'ONE? Certes. Mais comment feront les gens qui travaillent en horaires décalés? Vous ne donnez aucune réponse.
Ma demande est: allez-vous revoir votre réforme pour l'adapter à toutes ces familles?
02.48 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous nous avez parlé des compléments au chômage pour les personnes qui travaillent à temps partiel et vous créez une distinction entre les personnes qui travaillent à mi-temps et les personnes qui travaillent à moins d'un mi-temps. Pour vous, en fait, ce n'est pas ok de travailler à moins d'un mi-temps et donc vous estimez que ces personnes ne pourront plus rentrer dans un régime avec un complément de chômage indéfini. Pouvez-vous nous le confirmer? Je pense que c'est bien ce que vous avez évoqué.
Vous nous avez aussi dit en commission qu'une possibilité serait de renforcer les travailleurs pour aller réclamer du temps de travail supplémentaire auprès de leurs employeurs.
Monsieur le ministre, je m'interroge alors à quel moment on responsabilise les employeurs par rapport au fait que la loi impose déjà, en principe, de proposer du temps de travail disponible aux travailleurs et travailleuses à temps partiel qui sont déjà présents dans l'entreprise? Quand ce gouvernement va-t-il faire respecter cette obligation? Par ailleurs, comment allez-vous globalement responsabiliser les employeurs?
02.49 David Clarinval, ministre: C'est très clair, madame Schlitz. Nous maintenons le droit infini au chômage, au complément d'ONEM pour les AGR de plus d'un mi-temps. Pourquoi un mi-temps? Cette justification existe déjà dans un arrêté royal. Je considère qu'en dessous d'un mi-temps, l'AGR est limité et donc, après un certain temps, ce complément de l'ONEM disparaît.
Alors, il est possible pour ces travailleurs, s'ils le souhaitent, d'augmenter leur temps de travail pour aller au-delà d'un mi-temps car, en effet, le choix du gouvernement a été de dire qu'en dessous d'un mi-temps, le complément d'ONEM s'arrête après un certain temps. C'est assez clair.
02.50 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen):
Monsieur le ministre, vous répondez la même chose que ce que vous m'avez répondu
en commission, comme je viens de vous le dire. Mais à quel moment allez-vous
responsabiliser les employeurs par rapport à ces situations? Il n'est pas
normal de faire reposer toute la charge et la responsabilité de la situation
d'un temps partiel subi à moins d'un mi-temps uniquement sur le travailleur et
de ne rien mettre en place pour inciter les employeurs à proposer des temps
partiels supérieurs à un mi-temps. C'est illogique et c'est inefficace.
Certaines personnes ont témoigné être aujourd'hui bénéficiaires d'une AGR,
alors qu'elles sont à moins d'un mi-temps. Elles disent que ce sera plus
intéressant pour elles d'arrêter tout simplement de travailler pour se tourner
vers le CPAS. Est-ce là votre objectif? Je ne le pense pas. Vous êtes donc à nouveau
en train de rater le coche et il y aura des effets que vous ne calculez pas
parce que vos mesures sont prises de façon complètement non différenciée en
fonction des publics. À
nouveau, certains publics seront plongés dans les difficultés.
02.51 Annik Van den Bosch (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, u wilt de arbeidsmarkt bevorderen door de werkloosheidsuitkeringen te beperken. U wilt werken doen lonen en een tewerkstellingsgraad van 80 % bereiken. U zet echter de deur wagenwijd open voor meer flexijobs, onzekere contracten, onvoorspelbare en onregelmatige uren, beknibbeling op nachtpremies, kortere opzegperiodes, soepelere overuren. Met andere woorden, u duwt mensen richting jobs zonder toekomst, zonder zekerheid en zonder bescherming. Hoe zult u in godsnaam op deze manier werken doen lonen?
02.52 David Clarinval, ministre: Madame Van den Bosch, à l'heure où je vous parle, il y a 180 000 emplois disponibles, de sorte que les personnes qui souhaitent travailler peuvent le faire. Le chômage n'est pas une fatalité, on n'est pas voué à rester au chômage toute sa vie, il faut changer d'état d'esprit et adopter une mentalité plus active.
En outre, la récompense du travail ne passe pas
uniquement par la réforme du chômage. Il y a d'autres réformes qui sont en
préparation, notamment la réforme fiscale, qui va augmenter les revenus. Nous
avons également prévu une réforme devant permettre d'augmenter le montant des
chèques-repas. Comme vous le voyez, il y a toute une série de mesures qui
récompensent les gens qui travaillent. Or nous avons également prévu un bâton, grâce
auquel les gens qui ne veulent pas travailler vont peut-être commencer à
envisager de travailler. Il y
a 180 000 emplois disponibles, madame Van den Bosch.
02.53 Annik Van den Bosch (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, u hebt het over een heel klein percentage, maar u straft wel aanzienlijk veel mensen. U hebt echt geen voeling met de werkvloer en al zeker niet met de werkende klasse. U creëert flexibiliteit voor de werkgevers die profiteren van goedkope en flexibele arbeid, ten koste van de werknemers. U bent geen minister van Werk, maar een architect van onzekerheid.
02.54 Katja Gabriëls (Open Vld): Dank u wel, mijnheer de minister. Wij steunen de beperking van de werkloosheidsuitkeringen. Ik wil echter even inzoomen op de ongerustheid bij de OCMW's. In uw inleiding sprak u over een compensatie van 234 miljoen euro. Zoals we vorige week al hebben gezegd, is dat bedrag veel te laag. Als u ervan uitgaat dat een derde van de betrokkenen bij de OCMW's zou terechtkomen, moet dat bedrag veel hoger liggen – tot 900 miljoen euro. Mijnheer Ronse verklaarde nogal uit de losse pols dat de lokale besturen voor 100 % gecompenseerd zouden worden en daar geen gevolgen van zouden ondervinden. Intussen heeft ook uw coalitiepartner Les Engagés openlijk aangegeven dat het bedrag veel te laag is en opgetrokken zou moeten worden tot 400 miljoen euro.
Wordt het compensatiebedrag nog aangepast? Wat is uw mening hierover? Hoe zou dat bedrag worden verdeeld? Er heerst immers heel wat onzekerheid. We moeten daarover dan ook zo snel mogelijk duidelijkheid scheppen, ook ten aanzien van de OCMW's en de gemeenten.
02.55 David Clarinval, ministre: Pour ce qui concerne les CPAS, j'ai déjà communiqué les derniers chiffres connus. Il reste un débat ouvert, et madame Van Bossuyt va venir dans les prochains jours et les prochaines semaines au gouvernement afin de trancher définitivement les aides et la manière dont nous allons aider les CPAS. Je l'ai dit en commission et je le répète ici, les montants évoqués sont une base, et nous aurons sans doute la possibilité d'aller plus loin dans le cadre de nos discussions au sein du gouvernement.
Je suis d'un naturel optimiste, et je ne doute pas qu'avec les montants prévus, les CPAS auront toute latitude pour pouvoir prendre en charge les frais engendrés par cette réforme et aider autant que possible les personnes qui seront concernées. Toutefois, n'oublions pas que notre volonté est d'inciter les gens à travailler, et pas de s'adresser aux CPAS. Cela change évidemment de la politique menée pendant tant d'années sous les précédents gouvernements.
02.56 Katja Gabriëls (Open Vld): De heer Ronse heeft letterlijk gezegd dat de OCMW’s die factuur niet zullen betalen. 234 miljoen euro zal natuurlijk niet voldoende zijn; het zal nooit genoeg zijn. Ik zeg ook niet dat de OCMW’s 100 % moeten worden terugbetaald. Wij dragen nu ook al een groot deel van het leefloon. Ik ben ervan overtuigd dat in Vlaanderen heel wat OCMW’s zich voorbereiden om nog sterker in te zetten op activering. Alleen vind ik het niet van goed bestuur getuigen dat we daar nog geen zicht op hebben en dat we nog geen informatie hebben.
U zegt dat mevrouw Van Bossuyt over enkele dagen, of anders in september, met maatregelen zal komen. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de lokale besturen volop met hun meerjarenplanning bezig zijn. Het is niet aanvaardbaar dat we pas in september of oktober uitsluitsel krijgen. De gevolgen zijn daarvoor veel te zwaar, niet alleen budgettair, maar ook organisatorisch voor de maatschappelijk werkers. Die onbekende factor moet zo snel mogelijk worden uitgeklaard voor de lokale besturen.
02.57 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de wet in werking zou treden na een koninklijk besluit, genomen in de ministerraad. Door amendement 134, ingediend door de meerderheid en toegelicht door de heer Piedboeuf, is dat niet meer nodig.
Ik heb één eenvoudige vraag voor u, mijnheer
de minister. Kunt u bevestigen dat de wet, zodra ze hier in het Parlement is
goedgekeurd, automatisch in werking treedt? Of kan ze nog op andere manieren worden
geblokkeerd?
02.58 David Clarinval,
ministre: Il faut arrêter de parler de blocages, nous travaillons tous ensemble
au sein du gouvernement dans le but de trouver des solutions. Vous savez bien
qu'il y a plusieurs dossiers sur la table et, loyalement, tout le monde
veillera à mettre en œuvre les différentes mesures, qu'il s'agisse du chômage
ou des plus-values. Toutes ces mesures seront mises en œuvre dans les délais
impartis, et je suis persuadé que nous parviendrons à un accord complet qui
permettra à chacun d'avancer dans les compétences qui sont les siennes. Je n'ai aucune crainte à cet égard.
02.59 Vincent Van
Quickenborne (Open Vld): Eerst en vooral,
mijnheer de minister, u die het over blokkeren hebt, wie maakt hier
koppelingen? De regering koppelt alles aan alles, met veel blokkeringen en
onzekerheid tot gevolg. Collega's, mevrouw Gabriëls verwees daarnet naar de
situatie van de burgemeesters en de OCMW’s, maar het valt me op dat de minister
niet antwoordt op de vraag. Die was nochtans heel eenvoudig.
Je vais répéter ma question en français: une fois que la loi aura été votée ici, la réforme sera-t-elle automatiquement mise à exécution ou faudra-t-il adopter d'autres arrêtés ou d'autres règlements pour que cette réforme puisse être mise à exécution? Telle était ma question.
02.60 David Clarinval, ministre: Si je ne m'abuse, le vote aura lieu la semaine prochaine, et si l'amendement de M. Piedbœuf est voté – ce que je souhaite –, il permettra d'éviter qu'il y ait d'autres mesures qui doivent être mises en œuvre. Dès lors, je ne doute pas que jeudi prochain, tous les partenaires de la majorité seront rassurés et pourront voter ensemble ce texte. Il nous reste quelques jours pour rassurer tout le monde.
02.61 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Bedankt voor het antwoord. Het tweede antwoord was veel accurater. Het was duidelijker. Eigenlijk zegt u nu: we moeten zien dat we alle coalitiepartners tegen de stemming komende donderdag op één lijn hebt. Met andere woorden, u zult pas volgende week de zekerheid hebben dat al uw coalitiepartners u steunen, als alles dan uitgeklaard is. Dat betekent dat de koppelingen tegen dan uitgeklaard moeten zijn.
Welnu, collega's, the clock is ticking. Het is vandaag woensdag. Volgende week zal er over de tekst gestemd worden, heb ik gehoord. Eigenlijk geeft u de eerste minister nog één week de tijd om alles uit te klaren. The clock is ticking. We zullen zien of het lukt.
c
02.62 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur le ministre, vous avez évoqué plus tôt le travail comme étant vecteur de dignité et de stabilité. Et c'est effectivement ce qu'il devrait être, partout, toujours, pour chacune des travailleuses et chacun des travailleurs de ce pays. Mais, malheureusement, la réalité est souvent tout autre. Pas pour tout le monde, mais nous savons tous qu'il y a des métiers pénibles, des métiers qui cassent le corps, qui usent l'esprit, qui ne permettent pas de vivre dignement. Bref, ce qu'on appelle communément des bullshit jobs.
Je vous rejoins sur le fait que le travail devrait être vecteur de dignité et de stabilité. Par contre, dans un deuxième temps, vous parlez de flexibilité, d'intérim, etc.
Vous avez répondu à notre collègue Sophie Thémont qu'être maman solo n'était pas un motif pour rester au chômage. C'est vrai dans l'absolu. Mais c'est nier les réalités quotidiennes de ces mamans solos confrontées à l'éducation de leurs enfants. Nous avons déposé un amendement, que j'appelle "amendement Ligue des familles", et un deuxième concernant les parents d'enfants en situation de handicap.
02.63 David Clarinval, ministre: Nous ne soutiendrons évidemment pas ces amendements. Nous ne considérons pas qu'être maman solo est un motif pour rester au chômage toute sa vie. Il y a énormément de mamans solos qui travaillent et qui font leur job avec beaucoup de courage. Et, en effet, il y a sans doute beaucoup de choses à faire au niveau de l'accueil des enfants. Je regrette que le Parti Socialiste, qui a été tant au pouvoir en Région wallonne, n'ait pas pu le faire mieux pendant toutes ces années, et qu'il y ait encore malheureusement si peu de places en Wallonie.
C'est clair, il y a sans doute des choses à faire à ce niveau-là. Mais être maman solo n'est pas un motif suffisant que pour être au chômage toute sa vie. Au contraire, je pense que nous devons encourager et permettre aux mamans solos de travailler. Cela me paraît évident.
02.64 Pierre-Yves Dermagne (PS): Merci monsieur le président. J'ai entendu la position du ministre Clarinval concernant les mamans solos. Dont acte.
Je vous ai parlé dans un deuxième temps, puisque vous aviez déjà répondu à notre collègue Sophie Thémont sur les mamans solos, des parents d'enfants en situation de handicap, qui doivent effectuer des accompagnements, des trajets, des soins au quotidien. On a évoqué longuement sous la précédente législature, et sous celle-ci aussi, la situation des enfants ayant besoin de séances de logopédie. Des enfants autistes avec un QI faible. On connaît la difficulté vécue par ces parents. On l'a entendue au sein de ce Parlement.
Vous avez donné votre position sur les mamans solos. Je vous interroge maintenant sur l'amendement déposé, lui aussi en écho à l'appel de la Ligue des familles, qui concerne les parents d'enfants handicapés.
Considérez-vous que l'on peut effectivement, demain, leur octroyer une dérogation, dans le cadre de leur recherche d'emploi, pour soutenir au quotidien leurs enfants handicapés?
02.65 David Clarinval, ministre: Je vais vous faire une confidence, monsieur Dermagne. Je suis le parrain d'une petite fille dont la sœur est trisomique et donc, dans la situation que vous évoquez. Je connais très bien les parents. Ils travaillent tous les deux, et ils sont courageux. Ils travaillent et ils ont trois enfants dont une enfant trisomique. Ce qu'ils demandent, ce n'est pas d'être au chômage, ce n'est pas d'avoir ce genre de choses. Ils demandent en effet d'avoir des possibilités de mettre ces enfants dans des institutions, d'avoir un accompagnement pour ces enfants. C'est cela dont ils ont besoin, pas qu'on leur dise "va au chômage toute ta vie parce que tu as un enfant trisomique". Franchement, je trouve que vous devriez être un peu plus sérieux dans vos arguments. Il y a des choses à faire pour aider ces familles, mais ce n'est certainement pas de les mettre au chômage toute leur vie.
02.66 Pierre-Yves Dermagne (PS): Ce qui est pénible avec ce gouvernement, et avec le ministre Clarinval, c'est qu'on est tout de suite dans la caricature, dans le cliché. Bien entendu, j'aimerais que toutes les mamans solos puissent vivre dignement de leur travail, et qu'elles puissent élever leurs enfants comme n'importe quels parents en couple dans ce pays. Je voudrais effectivement qu'il y ait suffisamment de places en institutions pour les personnes porteuses de handicap. Bien entendu! Mais ce n'est malheureusement pas la réalité aujourd'hui et votre réforme doit tenir compte de ces situations. Elle doit tenir compte de la vraie vie des gens. Vous prenez des exemples, mais tant mieux, je me réjouis que des gens, des mamans solos, des parents d'enfants en situation de handicap puissent effectivement travailler et s'épanouir dans la dignité et la stabilité. Mais ce n'est pas le cas ni la chance de tout le monde. Et vous devez tenir compte de ces situations qui sont difficiles, humainement pénibles, qui sont indignes d'un État civilisé. Vous ne pouvez pas fermer les yeux sur ces situations-là, monsieur le ministre.
02.67 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd is heel goed, maar het betekent niets als er niet ook een activering aan te pas komt. Er zijn enerzijds duidelijke regionale verschillen en anderzijds, vergen de doelgroepen ook een ander beleid en een andere aanpak. Hoe zult u daarmee omgaan? Ik heb die vraag al een paar keren gesteld, maar ik heb nooit een duidelijk antwoord gekregen. Dus hoe zult u mensen ertoe aanzetten een juiste job te vinden? Welke actie zult u daarvoor ondernemen? U zult ongetwijfeld opwerpen dat het een gewestelijke bevoegdheid betreft, maar als minister van Werkgelegenheid zult u toch aan de kar moeten trekken.
02.68 David Clarinval, ministre: M. Moons donne la réponse dans sa question: il s’agit d’une compétence régionale. Je ne doute pas que les Régions auront à cœur de faire leur travail convenablement.
Je constate que la VDAB est en pointe. Je vais vous faire une confidence: la Communauté germanophone a anticipé la réforme. Elle a déjà tout mis en place pour la mettre en œuvre, avant même que les textes ne soient votés. Nous avons donc ici une Communauté qui est en avance. Le VDAB est en ordre, le Forem et la Région wallonne mènent des réformes pour être prêts le moment venu.
Les indicateurs sont un peu moins optimistes au niveau de Bruxelles, mais je ne doute pas que la Région bruxelloise et Actiris auront aussi à cœur d’accompagner les chercheurs d’emploi. Il y a en effet des emplois à Bruxelles. Il serait dès-lors souhaitable qu’Actiris puisse aussi être efficace, qu’elle anticipe et mette en œuvre la réforme, comme les autres.
Ce sont donc bien les Régions qui doivent prendre leurs responsabilités, monsieur Moons.
02.69 Kurt Moons (VB): De regio's moeten inderdaad hun verantwoordelijkheid opnemen. Maar dat zouden ze al 30 jaar gedaan moeten hebben. Er is niets veranderd. Waar gaat het met het samenwerkingsfederalisme heen, als er geen incentives zijn? Er zijn geen redenen waarom een arbeidsbemiddelingsagentschap beter zou werken dan voordien, als het geen incentive krijgt. Ik blijf op mijn honger, want ik zie niet in waarom Forem of Actiris het beter zou doen dan in het verleden, als er geen druk gezet wordt.
02.70 François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous ai entendu dire à notre collègue Mme Thémont que vous aviez connaissance des remarques de la Ligue des familles depuis longtemps. De toute évidence, nous ne parlons pas de la même chose. Je vous invite vivement à lire le sondage publié ce matin, qui porte sur plus de 1 000 personnes. Il évoque des situations familiales réelles, dans lesquelles une partie de la population se reconnaîtra dans les mois qui viennent. En politique, il faut pouvoir rester humble face au caractère souvent imprévisible de la réalité. Ce que vous lancez, c’est une grande expérience sociale. Dans une matière aussi humaine et incertaine, certaines situations familiales ne pourraient-elles pas infléchir vos décisions? Excluez-vous absolument que la confrontation avec la réalité vous fasse changer vos plans? Et, une vraie question politique, ne pourrions-nous pas imaginer que vous évaluiez votre réforme d’ici six mois à un an, si les résultats ne sont pas au rendez-vous? Avez-vous d’ailleurs envisagé une évaluation de votre réforme sur le chômage après un certain temps et, dans l'affirmative, selon quels indicateurs?
02.71 David Clarinval, ministre: On ne peut pas dire qu’il s’agit d’une expérience puisque nous sommes le seul pays de l’OCDE qui ne limite pas le chômage dans le temps. Il suffit de regarder ce qu’il se passe dans les pays avoisinants. Je n’ai pas l’impression qu’en France, en Allemagne ou aux Pays-Bas, les situations familiales soient plus ou moins complexes que chez nous. Nous ne faisons que nous aligner sur ce que font les autres pays européens, ce n’est pas une expérimentation. Nous ne laisserons évidemment aucune famille au bord du chemin. Par ailleurs, je ne suis pas du tout fermé à une évaluation. La mise en place d’une telle évaluation prendra sans doute un certain temps puisque la mise en œuvre de cette réforme sera étalée sur deux ans au moins. Rendez-vous en 2028, donc.
02.72 François De Smet (DéFI): Je prends note de l’engagement du ministre devant témoins qu’il n’est pas opposé à ce qu’on évalue sa réforme. Je pense que ce sera indispensable, parce que très rapidement, la réalité nous rattrapera. Encore une fois, tout le monde souhaite que les familles monoparentales, ou comprenant un membre porteur de handicap, ou dont les horaires sont impossibles, trouvent un emploi. Le problème, c’est qu’avec votre réforme, vous pariez sur le fait qu’il suffit de mettre un coup de pression pour que toute une série de gens se mettent en mouvement. Certes, cela fonctionnera pour certains, mais nous savons bien que ce ne sera pas le cas pour tout le monde. Il faut aussi que l’emploi soit disponible, qu’il y ait des places en crèche, qu’un certain nombre d’acteurs fassent preuve de flexibilité. Sinon, vous ne ferez qu’ajouter de la précarité à la précarité, et c’est là qu’il y a expérimentation, parce que vous ne maîtrisez pas toutes les données de ce que vous lancez.
02.73 Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, tout à l'heure, vous avez parlé du calcul du passé professionnel et des temps partiels. Je dois bien vous avouer que vos explications ne sont absolument pas convaincantes. Je vous avais déjà d'ailleurs interpellé sur le sujet en commission. Vous parlez de choix, mais comment ce choix pourrait-il être rétroactif sur le passé professionnel? Cela veut dire que quand la personne a déjà travaillé à temps partiel avec maintien des droits pendant de nombreuses années, comment pourra-t-elle revenir sur ce choix pour avoir un calcul plus juste de son passé professionnel? J'aimerais, enfin, monsieur le ministre, que vous puissiez vraiment être un petit peu plus précis.
02.74 David Clarinval, ministre: Franchement, on a déjà évoqué cette question une bonne dizaine de fois. J'ai répondu tout à l'heure. Je vous renvoie à ma réponse en commission. Il est clair que les personnes qui ont travaillé et qui disposent d'une allocation de garantie de revenus (AGR), et qui sont à plus d'un mi-temps, pourront continuer à en bénéficier. Celles qui sont en dessous pourront augmenter leur temps de travail. C'est un des éléments. Pour les autres éléments, je fais référence aux discussions en commission parce que j'ai déjà répondu un bonne dizaine de fois à cette question.
02.75 Sophie Thémont (PS): Oui, vous avez déjà répondu une dizaine de fois, et encore une dizaine de fois à côté parce que vous n'êtes absolument pas convaincant, encore une fois. Vos explications restent peu précises et surtout, monsieur le ministre, indignes d'une telle réforme. Ce serait quand même un comble que le travailleur qui a opté pour le maintien de ses droits à travailler à temps plein et n'en a jamais eu l'occasion soit pénalisé. Les gens, parfois, ne choisissent pas. Prenez la grande distribution, monsieur le ministre. Vous savez très bien que dans la grande distribution, les gens travaillent à quatre cinquièmes, même s'ils ont envie de travailler à temps plein. Ce n'est pas maintenant, en plus, en relevant les heures pour les étudiants à 650 heures, qu'on va faire travailler les gens à temps plein, notamment dans la grande distribution.
Je ne vous parlais même pas des AGR, monsieur le ministre. Ce n'est pas ça. Donc en plus, vous n'avez même pas compris la question que je vous ai posée. C'est quand même grave.
02.76 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'ai une question supplémentaire par rapport aux mesures qui vont être mises en place au niveau des Régions pour l'accompagnement des chômeurs de longue durée. Vous nous dites sans cesse que cela sera discuté plus tard en Conférence interministérielle (CIM).
Or je constate des retour du terrain que, déjà aujourd'hui, il y a des coupes budgétaires dans les services d'accompagnement tels que les CISP ainsi qu'un blocage de l'index. Ces structures-là sont donc actuellement en train de licencier. C'est pareil du côté des CPAS. La semaine dernière, on nous expliquait qu'il suffisait que les CPAS prennent déjà maintenant contact avec les demandeurs d'emploi qui vont être éjectés au 1er janvier 2026, de manière à anticiper leur prise en charge. Mais c'est en fait impossible dans des communes comme Liège où on est en train de licencier à cause de la limitation du plan PACE. Monsieur le ministre, pouvez nous dire comment vous voyez les choses sur le terrain?
02.77 David Clarinval, ministre: Madame Schlitz, c'est une question purement régionale. Je veux bien assumer beaucoup de choses mais les CISP sont une compétence régionale. Je vous invite à demander à vos collègues du Parlement wallon d'interroger mon collègue Jeholet. Oui, une réforme est en mise en œuvre au niveau régional. Je suis confiant. Je vois qu'au niveau wallon aussi, des choses bougent, vont dans le bon sens et vont aussi changer la fatalité qui était en place depuis tant d'années pour permettre maintenant d'avoir un vrai accompagnement au niveau régional. Je vous invite donc, madame Schlitz, à poser votre question au Parlement wallon ou à vos collègues qui siègent au Parlement Wallon.
02.78 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous invite à avoir cette discussion au bureau de parti. Ce sont vos collègues du MR et des Engagés qui siègent dans ces gouvernements. Arrêtez donc de nous dire "Ah, c'est pas moi, c'est les autres". On entend cela en permanence dans ce Parlement.
Vous prétendez mettre en place une grande réforme, un big bang de l'emploi, alors qu'en fait, tout ce que vous faites, c'est éjecter des gens des allocations pour faire des économies. Voilà ce que vous faites. Aujourd'hui, on ne voit pas une mesure de responsabilisation des employeurs. On ne voit pas un euro investi dans les organismes de formation, au contraire! On voudrait dès lors savoir aujourd'hui ce qu'il va se passer pour ces personnes.
Nous, nous sommes évidemment dans une optique d'accompagnement et de valorisation des talents. Mais pour cela, il faut s'appuyer sur les professionnels. Or, aujourd'hui, les professionnels sont licenciés parce qu'il n'y a plus d'argent dans les structures qui fonctionnent et parviennent à accompagner ce personnel.
Dès lors, monsieur le ministre, je vous demande de mettre ce point à l'ordre du jour de la prochaine CIM pour faire en sorte qu'il y ait une articulation entre les différents niveaux de pouvoir.
02.79 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je voudrais quelque peu approfondir une question posée par les collègues de l'Open Vld.
Il a longuement été question de la compensation pour les CPAS. Dans votre intervention, vous avez d'abord évoqué un montant de 234 millions d'euros. Ensuite, vous avez entrouvert la porte en disant que Mme Van Bossuyt allait venir la semaine prochaine. Voilà des semaines que nous lui posons la même question et que nous obtenons la même réponse!
En outre, pour ce qui est des moyens octroyés aux CPAS et à la compensation, je lis aujourd'hui dans Het Laatste Nieuws ce qui suit.
"Cd&v wil niet dat de federale
regering de gemeenten volledig bijpast. Er moeten voldoende prikkels zijn om
moeite te doen om mensen naar werk te leiden. Ook de MR zit op die lijn."
Donc, monsieur le ministre, le montant alloué aux CPAS sera-t-il supérieur à 234 millions d'euros?
De voorzitter:
Mijnheer de minister, ik merk wel dat af en toe soortgelijke vragen worden
gesteld. Ik vermoed dat
de minister zelfde antwoord geeft.
02.80 David Clarinval, ministre: J'ai en effet déjà dit que les 234 millions étaient une base. C'est ce que j'ai dit en commission, je le répète ici. Mme Van Bossuyt va venir présenter un projet qui comprend peut-être un montant supérieur et qui comprendra également des éléments techniques devant permettre de tenir compte des volontés de réinsertion et des volontés d'activation des CPAS, conformément à l'accord de gouvernement.
Nous voudrions éviter, madame la députée, d'être confrontés à une situation comme ce fut le cas à Anderlecht, par exemple, où des CPAS se contentent de donner de l'argent à des amis, sans aucun contrôle. Nous voulons éviter les situations telles que celles qu'on a connues dans certaines communes socialistes, et nous mettrons donc en place des mécanismes incitants. Je vous invite, dès lors, à poser votre question à ma collègue.
02.81 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Mais quel mépris pour les gens qui travaillent dans les CPAS tous les jours! Savez-vous combien de personnes vont arriver au CPAS de Charleroi dès le 1er janvier? Plus de 1 000 personnes vont être exclues du chômage, et bon nombre d'entre elles vont s'adresser au CPAS. Et aujourd'hui, qu'avez-vous prévu à ce sujet? Rien du tout!
Cette semaine encore a été publiée une étude dont il ressort clairement que 234 millions ne suffisent pas et que vos calculs se basent sur ce qui a été fait par le gouvernement Di Rupo. Mais ici, nous ne sommes pas du tout dans le même cas de figure, surtout vis-à-vis des personnes âgées et des plus de 55 ans qui seront exclus du chômage. Ce montant sera réellement insuffisant. L'Institut fédéral des Droits Humains tient les mêmes propos. Toutes ces personnes vont aller frapper aux portes des CPAS, qui vont être débordés. Nous allons être confrontés à de véritables catastrophes, dont vous serez responsable!
Nous reviendrons vers vous à ce sujet, effectivement.
02.82 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik ga nog even door op de 234 miljoen euro. Ik heb een vraag die nog niet werd beantwoord.
Monsieur le
ministre, en commission, vous avez parlé d’un montant de 234 millions
d’euros.
Is het bedrag van 234 miljoen de compensatie voor het federale luik of voor het lokale luik? Een deel wordt namelijk betaald door de federale overheid in kleine gemeenten gaat het om 55% - en de rest door de lokale overheid. Is de 234 miljoen bedoeld ter compensatie van de extra federale uitgaven, dan wel de extra lokale uitgaven? Daar zou ik graag een precies antwoord op willen.
02.83 David Clarinval, ministre: Je veux bien assumer beaucoup de
choses, mais c’est typiquement une compétence de ma collègue Mme Van Bossuyt.
Je vous invite à lui poser ces questions. Je vous ai déjà
donné le chiffre de 234 millions. Je ne vais pas commencer à dévoiler ici
les projets de ma collègue. Je vous invite à lui poser la question.
02.84 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Nu wordt het interessant. U hebt als minister dat bedrag
in de commissie meegedeeld, maar u bent ook vice-eersteminister in de regering.
Ik vind het belangrijk om dat te weten. Ik hoor journalisten, onder meer van De Tijd, uitleggen dat het bedrag enkel
een compensatie vormt voor het federale luik, met andere woorden voor de
volume-effecten door dat meer mensen zich tot het OCMW richten. U zegt nu van niet.
Vous dites que non, que ce n’est pas correct. Vous dites que c’est la compensation pour la partie locale. Oui ou non, monsieur le ministre?
02.85 David Clarinval,
ministre: Je ne peux pas parler pour ma collègue, mais ce ne sont pas les
éléments de l’effet volume. Non. Il y a un effet volume, et il y a
234 millions en plus. Évidemment.
02.86 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): We gaan stap voor stap vooruit, want wat de minister hier zegt, is interessant. Hij zegt dat dat bedrag een compensatie vormt voor de lokale uitgaven, niet voor de federale. Dan zou ik graag in de meerjarenbegroting zien waar de meeruitgaven voor de federale overheid vermeld staan. Ik heb ze niet gezien: noch in de begroting van 2026, noch in die van 2027, noch in die van de volgende jaren. Er is dus een bijkomend probleem voor de federale begroting, want die meeruitgaven zijn niet begroot.
Ten tweede heeft hij nu uitgeklaard wat het bedrag betekent voor het lokale gedeelte. De vraag is of het voldoende is. De heer Ronse beweerde twee weken geleden bij hoog en bij laag dat de gemeentelijke factuur volledig door de federale overheid zal worden betaald. Hij garandeerde dat. Ik ben benieuwd of hij woord zal houden.
02.87 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd tot twee jaar stond inderdaad al in uw regeerakkoord, maar daar was aan toegevoegd dat dat was bij de weigering van een ultiem jobaanbod. U hebt de mensen wijsgemaakt dat ze hun recht op werkloosheidsuitkeringen zouden verliezen na twee jaar indien ze zo’n ultiem jobaanbod weigerden. Dat is in feite de vertaling van de eis van Vooruit om een basisbaan in te voeren, zoals opgenomen in het regeerakkoord.
Mijnheer de minister, waar is dat ultieme jobaanbod precies in uw programmawet verankerd? Kunt u dat toelichten? Of gaat het uitsluitend om jobaanbiedingen bij Kind en Gezin?
02.88 David Clarinval, ministre: Cela doit être la douzième ou la treizième fois que je
réponds à cette question; j'ai notamment répondu à votre chef de groupe.
L’offre d'emploi finale est une compétence régionale. Ce sont les Régions qui
seront amenées à faire cette ultime proposition. C’est à ce niveau que la proposition sera faite.
02.89 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, het regeerakkoord staat vol met regionale bevoegdheden, waarmee u als federale overheid niets te maken hebt. Zo is het natuurlijk gemakkelijk: u bespaart, maar de lokale besturen zitten met alle miserie, want de miljoenen aan extra uitgaven aan leeflonen zijn voor hun rekening.
Het bedrag van 234 miljoen euro is nergens op gebaseerd. Vlaanderen alleen al zal minstens 203 miljoen euro moeten uitgeven aan leeflonen en aan personeel om de aanvragen voor leeflonen te verwerken. U gebaart van krommenaas en schuift de verantwoordelijkheid door naar minister Van Bossuyt, die op haar beurt van krommenaas gebaart.
Wat voor een circus is dat hier eigenlijk? U
hebt gewoonweg niets doorgerekend. U voert een ingrijpende hervorming door die
zoveel mensen treft, de hele werkende klasse, maar die nergens op gebaseerd is.
U zult alleen maar miserie creëren. Maar wie is gebaat bij zoveel miserie, bij
zo’n grote groep precariaat? De werkgevers, want zij kunnen daardoor de lonen drukken!
02.90 Paul Magnette (PS): Monsieur le ministre, savez-vous pourquoi 83 % des Belges pensent que votre réforme est injuste? Parce qu’elle l’est!
Vous vivez dans vos chiffres et dans vos statistiques. Par contre, les gens, eux, savent que lorsqu’on a plus de 55 ans, on peut faire tous les efforts du monde, mais c’est très difficile de retrouver un emploi. Les gens savent que lorsqu’on est une maman seule, qu’on élève deux enfants et qu’on ne trouve pas de place en crèche, c’est quasi impossible de travailler. Les gens savent que lorsqu’un enfant handicapé fait partie de la famille et qu’aucune place en structure d’accueil n’est disponible, c’est quasi impossible de trouver un emploi.
Vous vous en moquez éperdument. Vous sanctionnez tout le monde. Vous renvoyez les responsabilités vers les autres, et vous dites: "Tant pis, on ne peut pas faire de dérogation pour tous ces hommes et toutes ces femmes."
C’est exactement cela que ressentent les gens lorsqu’ils disent que votre réforme est injuste. Ils ressentent qu’elle est inhumaine et même tout simplement dégueulasse. Il n’y a pas d’autre mot.
02.91 David Clarinval, ministre: Le fait d’être impoli ne vous donne pas le droit de dire des mensonges. En disant que la réforme est "dégueulasse", monsieur Magnette, vous vous trompez! Vos 83 % sont faux car plus de 60 % des citoyens estiment que cette réforme est juste. Il s’agit sans doute d’une mauvaise lecture des sondages, mais pour ma part, je me réfère à des sondages qui montrent que plus de 60 % de la population estime que cette réforme est juste.
Et il est vrai que l’idée de faire travailler les chômeurs semble difficile à entendre pour vous, compte tenu du passif socialiste, qui a façonné un système inchangé depuis plus de 100 ans.
En tout cas, cette réforme est juste et plus de 60 % des habitants la soutiennent en Belgique.
(Des tracts sont jetés de la tribune)
(Vanuit de tribune worden pamfletten gegooid)
02.92 Paul Magnette (PS): Monsieur Clarinval, vous vous contentez de renvoyer la responsabilité vers tous les autres. Vous, vous avez pris les sanctions, et pour le reste, ce sont les autres qui devront régler les problèmes. Cela ne m’étonne pas de votre part, vu le mépris que vous affichez envers ces personnes qui ont perdu leur emploi.
Mais vous, Les Engagés – vous n'êtes
d'ailleurs presque plus là vu que vos bancs sont complétement vides –,
comment pouvez-vous vivre avec cela? Vous avez bonne conscience? Vous arrivez à
dormir la nuit, vous le parti de la famille? Vous défendez la famille, vous
défendez les gens, mais pas ceux qui ont plus de 55 ans et qui, demain, se
retrouveront sans revenu, ni ceux qui ont un enfant en situation de handicap et
qui perdront le peu d’aide qu’ils avaient pour essayer de vivre dignement, ni
non plus les mamans seules qui élèvent leurs enfants. Tous ceux-là, vous ne les
défendez pas. Vous, Les Engagés, avez trahi toutes vos promesses de
campagne. Vous devriez en
avoir honte!
02.93 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, ik wil nog even terugkomen op de knelpuntberoepen. U hebt een uitzondering voorzien voor opleidingen in de gezondheidszorg. We weten echter allemaal dat er ontzettend veel knelpuntberoepen zijn, al verschillen die enigszins per regio. De Raad van State heeft opgemerkt dat het heel ongelukkig is om enkel voor de zorg een uitzondering toe te staan en niet voor andere sectoren.
Mijnheer de minister, bent u niet bang dat daaraan juridische consequenties verbonden zijn, dat er bijkomende problemen zullen ontstaan, dat er juridische geschillen uit zullen voortkomen?
Wat is uw antwoord op die discriminatie?
Welke argumenten hebt u om ze te rechtvaardigen? In feite gaat het om mensen
die op zoek zijn naar een job en die daarvoor een opleiding willen volgen in om
het even welke richting. Is het dat waard om hen de mogelijkheid te ontzeggen
om die opleiding te volgen? Ik vind dat heel raar.
02.94 David Clarinval, ministre: Monsieur Moons, je puis vous rassurer. Nous avons réussi à justifier pourquoi les métiers en rapport avec le secteur des soins sont spécifiques. Au demeurant, ils ont un taux de retour à l'emploi de près de 90 %. Donc, je puis vous rassurer: nous avons pu justifier pourquoi nous ne retenions que cette catégorie de formation pour l'exception.
02.95 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, mag ik dan ook weten welke uw argumenten zijn?
Ik heb ook nog een bijkomende vraag. In welke mate zult u controleren dat mensen die een opleiding volgen, daadwerkelijk de lessen volgen, goed examens afleggen en begeleid worden? Hoe wilt u dat controleren?
We zitten namelijk in een heel moeilijke situatie: de federale overheid staat in voor de uitbetaling via de RVA, maar onderwijs is een bevoegdheid van de gemeenschappen, terwijl de arbeidsbemiddeling tot de gewestelijke bevoegdheden behoort. Hoe zult u dat in godsnaam allemaal kunnen begeleiden?
Hoe kunt u vermijden dat er misbruik van het systeem wordt gemaakt? Dat is trouwens reeds gebeurd in Brussel, waar mensen werden aangemoedigd om nog snel snel een opleiding te zoeken, enkel en alleen om verder te kunnen profiteren van de werkloosheidsuitkering.
02.96 David Clarinval, ministre: Il incombe bien aux Régions de contrôler si les formations sont effectivement suivies. Je ne doute pas qu'elles prendront leurs responsabilités, même s'il est vrai que les déclarations d'Actiris à ce sujet m'ont quelque peu inquiété. En tout cas, je ne doute pas qu'elles auront à cœur de veiller à ce que les formations soient effectivement suivies et réussies.
02.97 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, u hebt nog altijd niet geantwoord op de vraag welke argumenten u gebruikt hebt om de Raad van State te overtuigen.
02.98 Khalil Aouasti (PS): Monsieur le président, ces questions sur les allocations de chômage sont essentielles. Je vais peut-être y répondre à la place du collègue Clarinval.
Monsieur le ministre, dans le budget 2026, vous avez réduit de 265 millions d'euros l'allocation fédérale pour les CPAS, les fameux 65 ou 70 % qui sont versés par lui. En cela, l'inquiétude du collègue Van Quickenborne est fondée. Vous avez réduit de 265 millions, alors que les besoins et le nombre de bénéficiaires vont augmenter. Donc, je ne sais pas comment vous avez fait. Puis, par un tour de prestidigitation, vous déclarez un minimum de 234 millions. Autrement dit, cela ne suffit même pas à combler la dotation fédérale aux CPAS pour couvrir les 65 ou 70 %. Si vous remettez 234 millions, on en arrive presque à zéro. Il faudrait encore 250 millions d'après vos calculs, 400 millions d'après les nôtres, pour compenser le surcoût dans les CPAS des trois Régions.
02.99 David Clarinval, ministre: Monsieur Aouasti, vous avez des dons de devin, puisque nous n'avons pas encore élaboré de budget en 2026. Vous parlez du budget 2025. Or la réforme débutera au 1er janvier 2026. Donc, je ne vois pas comment, nous aurions pu, dès 2025, entreprendre une réforme qui ne commencera qu'en 2026. Dès lors, monsieur Aouasti, je vous donne rendez-vous pour le budget 2026. Vous verrez que les montants suffisants seront prévus pour soutenir les CPAS, tant en effets "volume" que pour les compensations nécessaires à la prise en charge des demandeurs d'emploi.
02.100 Khalil Aouasti (PS): En réalité, M. le vice-premier ministre ne connaît pas les tableaux budgétaires qu'il a lui-même validés et envoyés à la Chambre. En effet, monsieur le ministre, vous faites cet arbitrage pour essayer de maintenir un équilibre budgétaire pluriannuel à l'horizon 2029. C'est vous qui avez élaboré et transmis ces documents.
Monsieur le vice-premier ministre, j'ai envie de vous demander ceci. Lorsque l'on pose des questions, on les pose au gouvernement, pas à un ministre en particulier. Si vous êtes dans l'incapacité de nous répondre quant au coût de votre réforme, à la hauteur des dotations et ainsi de suite, alors, j'ai envie de poser la question à M. le président qui, lui-même, semble embarrassé par vos réponses: suspendons la séance et demandons à l'ensemble du gouvernement de nous rejoindre afin que nous obtenions enfin des réponses aux questions que nous vous posons relativement à l'impact sur les CPAS.
De voorzitter: De minister, die de regering vertegenwoordigt, antwoordt wat hij binnen het kader van de programmawet meent te kunnen antwoorden. Dat deel ik u mee zonder er een oordeel over te vellen.
02.101 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous avez dit tout à l'heure que ces allocations de chômage fragilisaient l'économie. Ne serait-ce pas plutôt autre chose qui fragilise notre économie? Nous vivons dans un système capitaliste et les grandes entreprises dans ce système n'ont qu'une chose en tête: profit, profit, profit. Pour faire ce profit, il faut diminuer les effectifs, augmenter la productivité et avoir une main-d'œuvre corvéable à merci. Je me suis demandé si votre réforme des allocations sociales n'était pas destinée à continuer à dérouler un tapis rouge pour défendre les intérêts de ces grandes entreprises. Qu'en pensez-vous?
02.102 David Clarinval, ministre: Je pense que le modèle de la Corée du Nord, qui est beaucoup plus apprécié par Mme Moscufo, est peut-être un système moins engageant. Personnellement, je préfère un système capitaliste à celui de la Corée du Nord, qui est manifestement en faillite. Mais je ne doute pas que nous ne serons pas d'accord, car nous avons une vision du monde qui n'est pas tout à fait la même.
02.103 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): J'avais dit à ma mère que j'allais vous poser cette question. Elle m'a répondu: "Ma fille, si tu poses cette question à un libéral, ça veut dire que tu n'as rien compris. Ce monsieur Clarinval est l'héritier des libéraux, qui à l'époque ont tout fait pour que nous n'organisions pas notre sécurité sociale. Et, grâce à la lutte, nous l'avons obtenue."
Et votre réforme va trouver devant elle cette même résistance sociale avec les pionniers du monde du travail. Il y a déjà une date de prévue: le 14 octobre, nous serons avec les syndicats dans la rue. Il y a eu dix sorties dans la rue depuis le mois de janvier, avec entre autres une grève exemplaire et 100 000 personnes dans la rue. Non, vous n'êtes pas légitime, monsieur le ministre. Non, vous ne représentez pas la classe travailleuse. Vous n'êtes pas le parti du travail, vous êtes le parti du travail précaire!
02.104 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik keer terug naar het onderwerp van de discussie.
Mijnheer de minister, twee weken geleden vertelde de heer Ronse op de spreektribune dat de werklast van de OCMW’s verlicht zou worden. Op basis van berekeningen van de FOD Werkgelegenheid, uw administratie, zou een op vijf werkdagen van de maatschappelijk werkers vrijgemaakt kunnen worden voor andere taken. Hij noemde dat een quick win.
Ik vond dat een opmerkelijk voorstel: uw FOD zou door die calculs het werk van maatschappelijk werkers ontnemen. Er was enthousiasme op de banken naast mij, met mevrouw Gabriëls als burgemeester.
Mijnheer de minister, klopt dat? Hoe zit dat systeem precies in elkaar? Hoeveel mensen bij de FOD Werkgelegenheid zullen zich daarmee bezighouden?
02.105 David Clarinval, ministre: Je veux bien parler pour le gouvernement, mais je ne vais pas parler à la place de monsieur Ronse. J'ignore ce qu'il vous a dit. Je vous invite à lui poser la question. Je ne suis pas responsable des propos de Monsieur Ronse. Je ne doute pas qu'il vous livrera ses réflexions sur ce sujet.
Au niveau des CPAS, nous travaillons avec la collègue Van Bossuyt pour pouvoir apporter aussi vite que possible une réponse à la fois sur les budgets et sur la manière dont nous aiderons les CPAS. Et je ne doute pas qu'on aura cette réponse pour la semaine prochaine.
Je ne sais pas vous répondre par rapport aux réflexions de Monsieur Ronse. Il n'est pas là, mais je vous invite à lui poser des questions tout à l'heure.
02.106 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, de heer Ronse sprak over uw administratie.
Il a parlé de votre SPF! Il a dit que votre SPF Travail et Emploi va organiser cela. Soit vous n'êtes pas au courant que le SPF va le faire, soit …
Anders zat hij, met excuses voor de woordkeuze, hier gewoon uit zijn nek te lullen. Volgens mij heeft hij hier een verklaring afgelegd die nergens op gestoeld is.
Maar stel, mijnheer de minister, dat hij iets vertelde over uw FOD. U bent tot nader order nog steeds minister van Werk en dus bevoegd voor de FOD Werkgelegenheid. Hebt u weet van een opdracht ten aanzien van uw FOD om dergelijke zaken te doen? Of klopt dat niet? Als u zegt dat daar niets van aan is, dan weten we dat ook, maar ik wil het wel uitgeklaard hebben.
02.107 David
Clarinval, ministre: Le SPF Emploi ne travaille pas
sur la réforme des CPAS. Cela
peut vous aider dans votre réflexion.
02.108 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat is een antwoord, dank daarvoor. Hetgeen de heer Ronse hier vertelde, is dus waanzin. Daarom is het goed dat we videoverslagen hebben. Die dienen niet alleen om filmpjes te maken, maar ook om dingen opnieuw te bekijken. Hij heeft letterlijk gezegd: we gaan werk ontnemen van de maatschappelijk werkers. Mijn collega was heel content, want ze begon al te tellen voor Berlare. Een op vijf werkdagen vrijmaken, vond ze wel interessant. Ook Aalst kwam toen trouwens ter sprake.
Iedereen vond het erg interessant, maar er is dus niets van aan. De heer Ronse, de fractieleider van de grootste partij in het Parlement, vertelt hier gewoonweg dingen die nergens op slaan. Ik vind dat eigenlijk beschamend. We noemen hem sinds kort Eddy Wally, maar Eddy Wally sprak tenminste nog de waarheid. Hij wist niet altijd goed wat er gebeurde, maar hij sprak wel de waarheid. Wat we hier meemaken, is Eddy Wally in het kwadraat.
Mijnheer Ronse, waar bent u? Ik heb nog
9 seconden spreektijd. Kom terug en geef een verklaring, want niemand
begrijpt er nog iets van. Uw eigen minister spreekt u tegen, uw eigen regering
spreekt u tegen. Allez,
Eddy Wally, waar bent u?
02.109 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je voudrais vous parler de Laetitia. Elle a 46 ans. Elle a commencé à travailler jeune, d'abord en apprentissage, puis 8 ans à temps plein dans un magasin de sport, 14 ans à 24h/semaine dans un magasin où elle faisait la caisse, les rayons, les surgelés, le pain. Et puis un jour, son corps a lâché. Elle a eu le diagnostic de fibromyalgie. En plus, elle a un fils autiste, de 12 ans. Il n'est pas autonome. Elle doit l'accompagner tout le temps. Il s'absente beaucoup de l'école.
Pour vous, est-elle fainéante? Est-elle assistée? La vérité, c'est que Laetitia ne s'arrête jamais, monsieur le ministre. Aujourd'hui elle se trouve toutefois entre deux cases: elle n'est pas assez malade pour être reconnue par la mutuelle et en même temps elle n'est pas assez apte. En outre, la reconnaissance pour l'aide à son enfant n'est nulle part.
Est-ce que Laetitia aussi, si au 1er janvier 2026 elle n'a pas trouvé un emploi, sera exclue des allocations de chômage?
02.110 David Clarinval, ministre: Le cas de Laetitia m'a l'air bien compliqué. Une personne souffrant de fibromyalgie et qui a un fils autiste et qui travaille 24h, ou ne travaille pas, je n'ai pas bien compris… Je ne la connais pas. Si la fibromyalgie n'est pas reconnue comme étant une maladie professionnelle, alors il y a sans doute des questions à poser à mon collègue de la Santé sur cette problématique. Mais je ne suis pas spécialiste de la fibromyalgie. Je suis très touché par le fait qu'elle ait un gamin autiste et je ne doute pas qu'il y a aussi toute une série d'aides qui sont apportées aux personnes qui ont un enfant porteur de handicap. Je ne connais pas la situation spécifique de Laetitia mais je vous invite à m'envoyer par mail sa situation. Je l'étudierai avec beaucoup d'intérêt et je tenterai de l'aider un maximum. Comment voulez-vous que je puisse répondre à une question pareille?
02.111 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, c'est peut-être cela votre problème: vous ne connaissez pas la réalité des gens. Oui, je suis désolée. Aujourd'hui, combien de gens sont reconnus aidants proches et étant au chômage? Ce sont 300 personnes. Combien de personnes ont plus de 33 % d'incapacité de travail? Il y a 8 000 chômeurs aujourd'hui qui sont dans le cas de Laetitia.
Et vous, qu'allez-vous faire, sans nuance? Vous allez jeter tout le monde. Et elle n'aura même pas droit au CPAS. Évidemment, je vais vous envoyer ses coordonnées, son témoignage. Tout le monde ne fait pas partie de la famille Bouchez. Apparemment, d'après ce que nous avons appris ces derniers jours, il est facile de trouver un emploi si on se trouve dans son entourage. Pour M. Bouchez, il est facile de dire qu'il suffit de traverser la rue pour trouver un emploi. La situation de bon nombre de demandeurs d'emploi est un peu plus compliquée que cela, monsieur Clarinval!
02.112 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur le ministre, cela va sans doute vous énerver que je revienne là-dessus, mais nous n'avons toujours pas de réponse claire sur la manière dont les CPAS de ce pays seront demain compensés, indemnisés des conséquences de votre politique.
Les Engagés, dans leur programme électoral, avaient pris l'engagement de compenser à 100 % les conséquences pour les pouvoirs locaux des décisions prises à d'autres niveaux de pouvoir. J'attends de voir ici.
Monsieur le ministre, vous répondez à M. Aouasti: "Je ne sais pas, connaissez-vous déjà le budget de 2026?" Mais vous avez pris un engagement de 234 millions d'euros pour les CPAS, dont on ne sait toujours pas comment ils seront financés ni quels seront les critères d'attribution.
Alors, j'entends qu'il n'y a toujours pas d'accord tant au sein du gouvernement que du Conseil des ministres restreint. Je ne vous demande pas de dévoiler la couronne. Mais il y avait quand même, dans l'accord de gouvernement et dans les tableaux, des éléments qui prévoyaient des mesures de compensation uniquement pour les villes de 100 000 habitants ou de plus de 100 000 habitants. Ce critère est-il toujours d'actualité, monsieur le ministre? Quels autres critères sont-ils aujourd'hui sur la table pour compenser les CPAS des conséquences de votre politique destructrice?
02.113 David Clarinval, ministre: Monsieur Dermagne, j'ai déjà répondu une bonne dizaine de fois à cette question. Par rapport au critère des 100 000 habitants, celui-ci ne s'applique pas à la réforme du chômage puisque c'est un critère qui s'applique à une aide spécifique pour les grandes villes mais qui n'est pas lié à la réforme du chômage. Je peux donc vous rassurer et vous dire que ce volet-là n'est pas du tout concerné.
Pour le reste, monsieur Dermagne, je vous invite, comme je l'ai déjà dit 18 fois, à poser la question à la collègue Van Bossuyt.
02.114 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur le président, on assiste à un exercice qui a de moins en moins de sens. On interroge un vice-premier ministre, le numéro 2 du gouvernement De Wever-Clarinval, qui n'a aucune réponse à apporter. On n'a aucune réponse aux questions que l'on pose et qui sont tout à fait légitimes. Celles-ci ne sont pas neuves. Elles existent dans le débat public et au sein de cette Assemblée depuis l'accord de gouvernement.
On est à quelques jours des congés parlementaires et on nous annonce un fameux zomerakkoord pour le 21 juillet, ou plutôt pour le 17, et on n'a toujours aucun élément de réponse concret, tant en ce qui concerne la vie quotidienne des gens qui vont être frappés par ces mesures ou les pouvoirs locaux de ce pays qui vont devoir assumer les conséquences de vos politiques et vos décisions. C'est quand même dingue, monsieur le président, monsieur le ministre, de n'avoir aucune réponse! Si vous n'arrivez pas à répondre pour l'ensemble du gouvernement, qu'on fasse alors venir les ministres concernés et qu'ils apportent les réponses aux questions légitimes que les parlementaires se posent.
02.115 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik wil toch nog even terugkomen op het ultieme jobaanbod. Dat staat in uw regeerakkoord. U verwijst daarbij naar de gewesten en argumenteert dat u ter zake niet bevoegd bent. Mijnheer de minister, u beschikt over veel meer macht dan u laat uitschijnen. Gebruik een keer alle macht waarover u beschikt. U kunt dat perfect zelf regelen via de werkloosheidsreglementering. U kunt daarin opnemen dat mensen pas hun werkloosheidsuitkering verliezen na een ultiem jobaanbod. U kunt dat opleggen, u kunt dat controleren en u kunt het ook opleggen aan de gewesten.
Wij hebben daarvoor amendement nr. 19
ingediend. We hebben dat voor advies aan de Raad van State voorgelegd, u hebt
daar misschien iets van vernomen. De Raad van State heeft daarover geen enkele
opmerking geformuleerd. Het kan dus perfect. U hebt de macht om die voorwaarde
van het ultieme jobaanbod voor werkzoekenden in te voeren. Zult u dat doen, mijnheer Clarinval?
02.116 David Clarinval, ministre: Nous ne soutenons pas cet amendement, monsieur Tonniau. Je renvoie aux multiples réponses que j'ai déjà données à ces questions posées par vos collègues. Il s'agit, selon nous, d'une compétence régionale, de sorte que nous ne soutenons pas votre amendement.
02.117 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Ik vind dat bizar. Als de Raad van State geen opmerkingen heeft over het feit dat u dat kunt beslissen, waarom doet u dat dan niet? Het staat in het regeerakkoord. Waarom voert u dat niet uit? Het is het programma van de kameraden van Vooruit en Les Engagés. Zij staan er allemaal achter. Waarom voert u dat niet uit? Waarom blokkeert u dat? Is het omdat u moet van de N-VA of van het patronaat?
Ik heb al gezegd dat het de bedoeling is het aantal mensen in miserie te doen toenemen en de lonen te drukken. De werkgevers wrijven zich in de handen: laat ze maar komen, die leefloners; laat ze maar bedelen voor een job; wij hakken onze jobs in stukjes: een voltijdse job wordt een halftijdse, een halftijdse wordt een kwartje per week. De mensen komen erom smeken, want ze krijgen allemaal maar een leefloon. Dat is uw bedoeling, dat is het achterliggende mechanisme. De mensen hebben dat door en daarom komen ze op straat en vechten ze voor hun sociale zekerheid.
02.118 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Dans la répartition actuelle des chômeurs, 40 % sont au chômage depuis moins d'un an, 36 % depuis un à quatre ans, 14 % depuis cinq à neuf ans, 6 % depuis 10 à 14 ans, 2 % depuis 15 à 19 ans, et enfin 2 % depuis plus de 20 ans. Il apparaît donc clairement que la majorité des chômeurs sont des chômeurs de courte durée qui retrouvent du travail rapidement.
Dès lors, toute votre réforme se base sur une poignée de personnes, d'autant plus qu'il n'est pas tenu compte dans ces chiffres des personnes qui ont travaillé pendant une courte période, autrement dit moins de trois mois. Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire si toute journée de travail, même dans le cadre d'un contrat de moins de trois mois, prolongera la période indemnisée ou, pour le dire autrement, sera prise en considération dans le parcours du demandeur d'emploi?
02.119 David Clarinval, ministre: Comme déjà précisé en commission, nous tenons bien évidemment compte du travail presté et de la carrière des personnes pour calculer le droit au chômage. Toute journée est donc intégrée dans la méthode de calcul.
02.120 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): On savait que vous vouliez qu'à partir de maintenant, chaque journée compte, mais vous nous dites que rétroactivement, vont être récupérées dans le calcul des droits sociaux toutes les périodes de travail qui ont été effectuées pendant toute la carrière. C'est plutôt une bonne nouvelle.
02.121 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Monsieur le ministre, l'objectif de cette réforme consiste à accroître le taux d'emploi. Le Bureau fédéral du Plan a fait le calcul, compte tenu des réformes de ce gouvernement et, selon ses calculs, le taux d'emploi passera de 72,4 % à 74,7 % en 2029, soit une hausse de 2,3 %.
Dat is in vergelijking met de vorige regering, die de coronacrisis heeft meegemaakt, iets beter. Bij de vorige regering was het 1,9 %, bij de regering-De Wever is het 2,3 %.
Monsieur le ministre, avec toutes ces réformes – chômage, maladie et bazar –, comment expliquez-vous que nous n’arrivions qu’à 74,7 %? C’est une simple question. Comment expliquez-vous que ces réformes n'auront presque pas d'effet? Je voudrais bien le savoir.
02.122 David Clarinval, ministre: Monsieur Van Quickenborne, vous dites à la fois que cela n'a pas d'effet et que cela a plus d'effet que dans le précédent gouvernement. C'est un peu contradictoire. Moi, je me réjouis que nous ayons une augmentation de plus de 2,3 %. C'est un calcul du Bureau du Plan, toutes choses égales par ailleurs.
Nous espérons évidemment que les effets retours de ces réformes seront supérieurs à ce qui a été calculé par le Bureau du Plan. Je suis un libéral optimiste et je pense que nous irons bien au-delà de ce que le Bureau du Plan a calculé.
02.123 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): C'est bien d'être optimiste. Je suis très optimiste. Mais il faut en même temps vérifier les chiffres.
Monsieur le ministre, le Bureau fédéral du Plan dit qu'avec vos réformes, vous arriverez à 74,7 %.
Dat is 0,4 % beter dan de vorige regering, die met de coronacrisis werd geconfronteerd en die inderdaad minder heeft hervormd dan u. Dat geef ik grif toe.
Vous nous promettez d'arriver à 80 % en 2029. Vous l'avez encore dit. Et vous arrivez à 74,7 %?
Dat is een verschil van 5,3 procentpunten.
Weet u hoeveel jobs dat is? Dat zijn 350.000 jobs, die u moet vinden.
Ce sont 350 000 jobs qui ne seront pas créés.
Mijnheer de minister, dat antwoord is allesbehalve correct. Het is niet veel. Uw bilan is triestig.
02.124 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vais vous parler de mon amie Rosa. Elle a 61 ans. Elle travaille dans le secteur des titres-services. Elle est en incapacité de travail; elle va bientôt devoir être opérée du canal rachidien. Savez-vous pourquoi? Parce qu'en fait, à 55 ans, elle aurait déjà dû arrêter et qu'elle a tiré sur la corde. Aujourd'hui, son médecin lui a dit qu'il faudrait que son employeur lui donne un travail adapté. Son employeur lui a déjà dit qu'il n'y en aurait pas. Elle ira donc au chômage, même si elle ne veut pas. Et dans deux ans, vous allez l'exclure. Enfin, nous espérons que non, parce que nous allons encore tout faire pour que votre réforme vole à la poubelle. Savez-vous ce qu'elle m'a dit? "Demande un peu au ministre si c'est comme ça qu'il compte réaliser sa promesse de campagne avec les 500 euros de différence entre ceux qui travaillent et ceux qui ne travaillent pas. Ma collègue continuera à gagner 900 euros et moi zéro euro."
02.125 David Clarinval, ministre: Madame Moscufo, vous allez me dire que si je ne connais pas Rosa, je ne connais pas le monde du travail. Mais je vais vous parler de Stéphane, de Jean-Paul et de Mélanie. Ce sont les trois personnes que j'ai rencontrées récemment à ma permanence sociale. Si vous voulez, j'échangerai leurs profils avec le vôtre et on pourra regarder ensemble comment on peut aider, dans le cadre de nos permanences sociales, toutes ces personnes qui ont des difficultés. Moi aussi, je rencontre et j'aide beaucoup de gens. Je pourrais peut-être vous les faire connaître et vous verrez qu'il y a aussi d'autres situations complexes. Puisque nous en sommes à échanger nos permanences sociales et nos cas, je vous présenterai les miens. Je vous invite à en parler après la réunion, parce que je n'ai pas l'habitude de répandre sur la place publique les cas de mes amis qui viennent à mes permanences sociales.
02.126 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Dois-je déduire de votre réponse que, pour vous, exclure les gens du chômage après deux ans, pour qu'ils se retrouvent avec zéro euro, et laisser les femmes de ménage continuer à crever sur le terrain avec des salaires de misère de 900 euros, c'est acceptable? La différence entre ces deux femmes du même secteur est de 900 euros. Ça, c'est votre projet libéral pour contribuer à ce que le travail soit valorisé! Merci pour votre réponse. Je dois vous dire que je pensais que c'était votre objectif. Évidemment, vous allez bloquer les salaires, supprimer les primes de nuit, etc. Donc vous n'allez rien faire pour récompenser les gens qui travaillent, bien au contraire. Et c'est ça, votre objectif. Vous essayez de diviser la classe travailleuse entre ceux qui travaillent et ceux qui ne travaillent pas. ça, ça ne va pas marcher, parce que celui qui ne travaille pas aujourd'hui peut devenir celui qui travaille demain et vice-versa!
02.127 Paul Magnette (PS): Monsieur le ministre, dans le programme des Engagés se trouvait l'idée que toute personne qui ne trouvait pas un emploi après deux ans devait s'en voir proposer un. C'était aussi dans le programme de Vooruit. Promesse qui a été oubliée, comme toutes les autres.
Vous nous dites que cela ne relève pas des compétences fédérales. C'est totalement faux. Le système des agences locales pour l'emploi est un système financé par le fédéral, qui fonctionne exactement sur ce principe. Le système des territoires zéro chômeur de longue durée, que nous avons proposé sous le gouvernement précédent et que vous avez bloqué, fonctionne exactement aussi sur ce principe. Tout simplement, vous ne voulez pas le faire.
Ma question est très simple. Si on suit les chiffres du Bureau fédéral du Plan, il y a peut-être 100 000 personnes qui vont trouver un emploi, principalement en Flandre. Il y en a peut-être 100 000 qui vont bénéficier d'une aide du CPAS. Et puis, il y en a 100 000 autres, le troisième tiers. Que vont-ils devenir, monsieur Clarinval? Que vont devenir ces gens qui ne trouveront pas d'emploi?
02.128 David Clarinval, ministre: La promesse des Engagés n'a pas été oubliée. Je ne suis pas là pour parler en leur nom, mais je peux vous dire qu'ils ont défendu leur point et que nous avons considéré tous ensemble, au gouvernement, que c'était une matière régionale et qu'il incombait aux Régions d'y répondre. Les Engagés ont fait leur job, je peux vous rassurer à ce sujet.
Pour ce qui concerne le troisième tiers, monsieur Magnette, vous défendez sans doute les personnes qui ont de gros revenus immobiliers, puisque, en effet, il existe des personnes qui bénéficient du chômage alors qu'ils ont plusieurs logements, appartements. Ce sont de riches propriétaires immobiliers qui touchent le chômage. Ils sont dans ce troisième tiers et les CPAS, comme celui de Charleroi, j'imagine, auront bien à cœur de dire que ce tiers a des revenus et ne recevra donc pas le revenu d'intégration sociale (RIS).
02.129 Paul Magnette (PS): Vous vivez complètement sur une autre planète, monsieur Clarinval! Je ne vous parle pas des gens qui ont un revenu immobilier. Je vous parle d'une dame qui travaille chez Cora, qui a perdu son emploi, dont le mari travaille, et qui n'aura donc droit à rien. Elle perdra l'indemnité de cohabitant.
Monsieur le président, je ne sais pas si cela sert à grand-chose de continuer ce débat. Ce n'est pas un ministre qu'on a en face de nous, mais un call center. Quand on vous parle des CPAS, vous répondez "appuyez sur un"; quand on vous parle de la formation professionnelle, "appuyez sur deux"; quand on vous parle des pénuries, "appuyez sur trois"; quand on vous dit qu'il n'y a pas de place dans les crèches, "appuyez sur quatre". Répondez à la question, monsieur le ministre! Vous n'êtes pas un call center, vous êtes vice-premier ministre et vous représentez l'ensemble du gouvernement. Ou bien, mettons fin à ce débat complètement stérile.
02.130 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik vond de vergelijking met
het callcenter wel goed.
Mijnheer de minister, ik wil u confronteren met een uitspraak van een politicoloog uit mijn stad die gisteren op X schreef dat "On peut faire de l’institutionnel sans faire de l’institutionnel." Bart De Wever heeft verklaard dat de beperking van de werkloosheid in de tijd de belangrijkste communautaire hervorming is die men kan doorvoeren, omdat die maatregel veel meer impact heeft in Brussel en Wallonië dan in Vlaanderen. Dat is de stelling van Bart De Wever, de grote goeroe, de pasja die nu in de 16 zit. Mijnheer de minister, vindt u ook dat die maatregel een grote communautaire hervorming is?
De voorzitter:
Ik weet niet of dat nog een vraag is met betrekking tot de programmawet. Op die
manier is het niet duidelijk of er nog beperkingen zijn qua vragen, die men
hier kan stellen. De
minister mag eventueel antwoorden.
02.131 David Clarinval, ministre: Monsieur le président, j'ai compris que nous n'étions plus vraiment dans la loi-programme, mais plutôt dans la chasse aux canards. En tant qu'Ardennais, je connais!
Monsieur Van Quickenborne, je ne réagis pas de la sorte. En effet, si l'on voulait adopter un regard communautaire, on pourrait considérer que, vu que le taux de chômage est supérieur en Wallonie, les Wallons sont alors évidemment plus concernés que les Flamands par cette réforme. Toutefois, on pourrait également considérer que la réforme des pensions est également d'ordre communautaire, puisqu'il y aura plus de retraités en Flandre et que ceux-ci seront donc plus affectés que les Wallons par cette mesure. Bref, avec cette vision du monde, on ne va pas très loin. Pour ma part, je considère qu'un équilibre a été trouvé dans l'accord de gouvernement et que toutes les réformes vont dans le bon sens. Donc, je ne partage pas votre point de vue, monsieur Van Quickenborne.
02.132 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Monsieur le ministre, ce n'est pas mon point de vue, mais celui de votre chef, de Bart De Wever! C'est lui qui l'a dit: "Voilà la réforme communautaire la plus importante."
Ik vind uw antwoord veel evenwichtiger dan dat van de heer De Wever. Dat is evident. Wat de heer De Wever echter niet heeft verteld, is het volgende. De meerwaardebelasting is de meest communautaire belasting die ooit in dit land is ingevoerd.
Wie zal die meerwaardebelasting immers betalen? Niet de kiezers van de PS, niet die van de PVDA. Zij zullen die niet betalen, maar wel de hardwerkende mensen en zij bevinden zich voor 80 tot 90 % in Vlaanderen. Dat is de realiteit. We horen de N-VA daar natuurlijk niet over, want over de meerwaardebelasting moet zo snel mogelijk worden gezwegen. Zolang wij in het Parlement zetelen – en dat zal nog lange tijd duren, mijnheer Ronse – zullen we daar echter over blijven spreken.
U treft de Vlaming, de hardwerkende Vlaming, de middenklasse. Zij krijgt de rekening gepresenteerd door de trots van de N-VA, zoals de heer Ronse het zegt.
02.133 Sofie Merckx (PVDA-PTB): Monsieur Clarinval, tout à l'heure, vous avez encore parlé de 170 000 emplois vacants. Comme 180 000 personnes vont être exclues du chômage, cela paraît simple. Cependant, je voulais m'assurer que vous êtes bien au courant du nombre de demandeurs d'emploi dans notre pays. Ma question est assez simple: confirmez-vous que la Belgique compte 502 892 demandeurs d'emploi inoccupés en 2024 et que, parmi ceux-ci, quelque 284 000 touchent une allocation de chômage?
02.134 David Clarinval, ministre: Écoutez, je vous invite à consulter le site internet qui donne des informations au jour le jour. De la sorte, vous obtiendrez toutes les données statistiques que vous souhaitez, madame Merckx.
02.135 Sofie Merckx (PVDA-PTB): C'est justement ce que j'ai fait, monsieur Clarinval. Sinon, je n'aurais pas pu vous communiquer les chiffres. Je voulais seulement recevoir une confirmation. Vous présentez cette histoire de manière très simple: vous dites qu'il y aura 180 000 exclus pour 170 000 emplois vacants. Ce n'est pas aussi simple. D'abord, le nombre de demandeurs d'emploi est bien plus élevé. Et puis, la réalité est là. Dans 42 métiers pour lesquels existent des offres d'emploi, on a besoin de qualifications, parmi lesquelles un certain niveau de diplôme. Or beaucoup de demandeurs d'emploi n'en ont pas. Par conséquent, ils ont besoin de formations. Et c'est un aspect stupide de votre réforme puisque vous parlez d'une moyenne de neuf mois pour suivre une formation, si bien que le délai de deux ans vous semble généreux. Mais je suis désolée, pour devenir enseignant, par exemple, on a quand même besoin de plus de neuf mois. Vous êtes au moins d'accord avec moi? À moins qu'on forme désormais des enseignants en neuf mois dans ce pays? Je connais justement quelqu'un qui l'est devenu en ayant été quatre années au chômage.
02.136 Vincent
Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister,
ik zou het willen hebben over de uitzonderingen. Er is een uitzondering voor
mensen die een opleiding voor een knelpuntberoep volgen. U zei zelf dat de
gemiddelde opleiding 9,4 maanden duurt, maar u stelt een overgangstermijn
van vijf jaar voor. U zegt immers dat iemand die zich nu nog inschrijft voor
een opleiding voor een knelpuntberoep een werkloosheidsuitkering kan ontvangen
tot juni 2030. Vijf jaar lang. Ik stel me de vraag waarom dat tot 2030 duurt.
Dat is een jaar na de
verkiezingen.
Je pense que, pour le PS, c'est un cadeau, parce que c'est un robinet qu'on peut rouvrir en 2030. À ce moment-là, on pourra dire "Il y a encore des gens qui sont au chômage! On va ouvrir le robinet et faire continuer le chômage." Pourquoi avez-vous choisi cette date-là? Et pas une date juste avant les élections, monsieur le ministre?
02.137 David Clarinval,
ministre: C'est une date qui a été fixée dans le cadre des négociations que
nous avons eues avec les partenaires régionaux. C'était une demande qui émanait
des Régions. Il a été convenu que cinq ans était une période suffisante
pour permettre à toutes les personnes qui sont en cours de formation, dont
certaines sont plutôt longues, de la terminer. C'est un délai que nous avons estimé raisonnable.
02.138 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Eigenlijk zijn het dus de regio's die dat hebben gevraagd, als ik het goed heb begrepen. Wat ik echter niet begrijp, mijnheer de minister, is dat u in uw wetsontwerp niet hebt ingeschreven dat mensen minstens moeten slagen voor die opleiding om de werkloosheidsuitkering te kunnen blijven genieten.
Vous l'avez inscrite dans la loi, cette obligation de réussir pour avoir le droit au rebond. Or pour cette exception, vous n'avez pas prévu la condition de la réussite. Pourquoi?
Waarom hebt
u dat niet gedaan?
02.139 David Clarinval, ministre: C'est un débat que nous avons eu au sein du gouvernement et nous avons tranché pour cette option.
02.140 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat is interessant.
Minister Clarinval is in vergelijking met andere ministers beter. Jullie zijn niet altijd gelukkig met zijn antwoord, maar hij probeert tenminste te antwoorden.
Het is dus duidelijk dat de linkse partijen
of les partis gauchistes – Les
Engagés, cd&v, die hier nog lichtjes aanwezig is, maar ook Vooruit –
op een bijsturing hebben aangedrongen. Dat ziet u echter van hier.
Le monsieur d’Actiris a invité à suivre les cours avant la fin de l’année.
De heer Ronse heeft dat een pervers effect genoemd op X. Hij noemt dat pervers.
Mijnheer Ronse, er is perversiteit
geïnstalleerd in de wet. U bent daarvoor dus zelf verantwoordelijk. U hebt de
achterdeur dermate geopend dat mensen nog vijf jaar lang van een
werkloosheidsuitkering kunnen genieten, gewoon door zich in te schrijven voor een
opleiding. Zij moeten zelfs niet slagen. Zij moeten niet geslaagd zijn. Zij
moeten gewoon inschrijven, vijf jaar lang lekker meedraaien en ondertussen een
werkloosheidsuitkering innen of, zoals de heer El Yakhloufi het noemt, cash cash in the pocket. Zij krijgen vijf jaar lang een
werkloosheidsuitkering: cash cash.
02.141 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Sous la législature précédente, la question de l’individualisation des droits sociaux a fait l’objet de nombreuses discussions et même d’auditions. Monsieur le ministre, vous vous opposiez à cette mesure en expliquant qu’une individualisation ne pourrait jamais avoir lieu sans une contrepartie: la limitation dans le temps des allocations de chômage. Vous avez même déclaré sur les ondes de La Première qu’il fallait aller vers une forme d’individualisation des droits pour mieux protéger les personnes, quel que soit leur statut. Et on ne peut qu’être d’accord. Mais aujourd’hui, bien que vous ayez obtenu cette limitation dans le temps, on ne voit pas poindre l’individualisation des droits. Or c’est une question de justice: une personne doit avoir droit à ce pour quoi elle a cotisé, sans que ce droit ne soit mis en balance avec le fait qu’elle habite sous le toit d’une autre personne. Pouvez-vous nous dire pourquoi votre gouvernement ne souhaite pas favoriser davantage de justice sociale en instaurant cette individualisation?
02.142 David Clarinval, ministre: À peine avons-nous mis en place la première réforme, que Mme Schlitz s’impatiente déjà pour voir la suivante. Je n’enlève rien à ce que j’ai dit. J’ai toujours été favorable à l’individualisation des droits sociaux et je le reste. Le gouvernement a commencé par la réforme qui consiste à limiter le chômage dans le temps. Je vous informe que j’ai déjà déposé un projet de loi qui flexibilisera et modernisera la loi sur le travail, et je ne doute pas du fait que l’individualisation des droits sociaux viendra ultérieurement, dans le cadre des négociations et discussions au sein du gouvernement.
02.143 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je me réjouis d'entendre que vous continuerez d’en faire un combat. J’ai plaisir à entendre une bonne nouvelle dans cette après-midi de plénière. Toutefois, il me semble que ce genre de réformes doivent se mener de front. On ne peut pas lancer une réforme qui aura des impacts énormes sur un grand nombre de secteurs de la société, et faire la suite après. De nombreuses personnes basculeront dans la précarité dès maintenant. Un avis de l’Institut Fédéral des Droits Humains, que vous avez sans doute reçu également, explique que la réforme a, par exemple, un impact disproportionné sur les femmes, notamment celles vivant en cohabitation, en raison des montants fortement réduits après un an, de la fin de l’assimilation des périodes de maladie et de la non-individualisation des droits. C’est une mesure qui permettrait pourtant de protéger certains publics. Comme nous le dénonçons depuis des mois, il aurait fallu mener ces réformes de front.
02.144 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik zou iets willen vragen over de droit au rebond of het recht op doorstart.
Mijnheer de minister, die bepaling is ingeschreven in de wet. U geeft zelf aan dat er 180.000 vacatures zijn. Waarom moet dus iemand die zelf ontslag neemt, een werkloosheidsuitkering krijgen wanneer er zoveel vacatures zijn?
Ik zou echter iets willen weten. Hoe vermijdt u met de droit au rebond dat mensen zes maanden op wereldreis gaan op kosten van de belastingbetaler? Mensen kunnen immers zelf ontslag nemen en toch zes maanden werkloosheidsuitkering krijgen. Hoe vermijdt u dat de betrokkenen beslissen zes maanden op wereldreis te gaan, terwijl zij een werkloosheidsuitkering uitbetaald krijgen?
Dat zou ik van u willen weten.
02.145 David Clarinval, ministre: Monsieur Van Quickenborne, ce n'est pas l'objectif du droit au rebond. Le droit au rebond a pour objectif de permettre à toute personne qui souhaite changer de carrière ou qui souhaite réorienter sa carrière de pouvoir démissionner et d'avoir, pendant une période déterminée, la possibilité de bénéficier du chômage pour suivre une formation courte ou pour faire une recherche de travail dans un autre secteur. Tel est l'objectif du droit au rebond! L'objectif n'est pas de permettre à cette personne de partir en voyage autour du monde.
02.146 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): C’est pas le but, maar zij kunnen dat wel doen.
Vous dites que ce n’est pas le but, mais si une personne veut le faire, vous confirmez ici qu'elle le peut.
Wij hebben het hele debat van het tijdkrediet gehad destijds. Het tijdkrediet werd afgeschaft om te vermijden dat mensen op wereldreis zouden gaan. Nu wordt de wereldreis opnieuw ingevoerd met David Clarinval.
Mijnheer de minister, mijnheer Ronse waarom hebt u niet in uw wet ingeschreven dat mensen, om de droit au rebond te gebruiken, minstens een opleiding moeten volgen? Dat was misschien een interessante visie geweest.
Mevrouw Vanrobaeys, iemand kan de droit au rebond gebruiken om zijn of
haar carrière te heroriënteren door een opleiding te volgen. Dat staat echter niet in de wet.
Vous dites que ce n’est pas le but, mais vous confirmez que les personnes peuvent éventuellement le faire.
Mensen kunnen zes maanden lang vertrekken op wereldreis met een cheque van de Belgische belastingbetaler. Dat is ongelooflijk. Dat komt dan van een regering die zichzelf rechts of centrumrechts noemt. U bent volledig door de knieën gegaan voor Les Engagés en u moet réveiller.
02.147 Pierre-Yves Dermagne (PS): Monsieur le président, je ne sais pas si je dois mettre les propos du ministre Clarinval relatifs à l'individualisation des droits sociaux sur le même plan que les prises de position du vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, Maxime Prévot, qui parle à titre personnel, car j'entends le ministre dire qu'il est depuis toujours favorable à l'individualisation des droits.
Or votre accord de gouvernement Arizona prévoit la mise en place d'un registre des différentes prestations sociales et aides sociales, qu'elles soient fédérales, régionales voire communales via les CPAS pour les bénéficiaires. Comment articulez-vous cela avec votre combat, semble-t-il, historique pour l'individualisation des droits, monsieur le ministre? Puisque, au contraire, cette mesure de registre vise – comme c'est le cas dans des pays anglo-saxons, avec ce qu'on appelle le benefit cap – à limiter les allocations sociales et les aides sociales dont les personnes et notamment les familles, puisque seront prises en compte aussi les différentes aides au niveau familial (…)
02.148 David Clarinval, ministre: La discussion porte sur la loi-programme. Or on est maintenant parti dans un tout autre chapitre qui ne relève pas de ma compétence, puisque c'est une compétence du collègue Vandenbroucke. Je ne doute pas que nous aurons un débat très intéressant avec le collègue Vandenbroucke.
Maintenant, je vais commencer à répondre
uniquement sur les questions qui concernent la loi-programme. Posez
dix fois la même question, vous aurez dix fois la même réponse, même
si elle ne vous plaît pas! Même si elle ne vous plaît pas, vous aurez
dix fois la même réponse à la même question que vous posez dix fois!
Désolé, je sais que cela ne vous plaît pas. J'ai le temps aussi, vous savez. Je ne suis pas pressé.
02.149 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wil terugkomen op het onderwerp. De laagste werkloosheidsuitkeringen zullen met 10 % stijgen boven op de index volgens het plan van aanpak. Het is een van de versoepelingen. Ik herinner me nog dat premier De Wever destijds tegen de vorige regering tekeerging, omdat ze bepaalde uitkeringen durfde te verhogen boven op de index. Het is echter ongezien dat een regering 10 % meer uitkeert boven op de index. Ik vind dat ongelofelijk.
Mijnheer de minister, het probleem is dat deze regering beweert dat ze het verschil tussen werken en niet werken zal vergroten, terwijl ze de laagste uitkeringen met 10 % verhoogt boven op de index.
Mijnheer de minister, hoe verklaart u dat? Waarom doet u dat? Ik begrijp dat niet en krijg daarover graag een woordje uitleg.
02.150 David
Clarinval, ministre: Monsieur le député, ce n’est
pas exact. Nous augmentons en effet le taux de remplacement dans une première
période – les six premiers mois – pour permettre aux personnes qui tombent
au chômage d’avoir une meilleure couverture dans la première période de
chômage. Ce n’est donc pas une revalorisation totale du chômage de 10 %.
C’est uniquement ciblé sur cette courte période, pour permettre de mieux
amortir la période au cours de laquelle vous tombez au chômage, parce que le
différentiel était très important précédemment. Nous avons réduit ce différentiel.
02.151 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik wil focussen op het dossier dat onder uw bevoegdheid valt. Eén zaak is de degressiviteit. De hoogste uitkering A wordt A1 en A2. Excuseer me dat ik wat technische toelichting geef. De hoogste uitkeringen stijgen inderdaad wat meer. Ik spreek nu echter over de laagste werkloosheidsuitkeringen, die overeenkomstig deze wet worden opgetrokken met 10 % boven op de index. Het gaat dus niet over de uitkeringen A1 en A2, maar over de laagste uitkeringen. Waarom trekt u die met 10 % op boven op de index? Ik begrijp dat niet, want deze regering zou het verschil tussen werken en niet werken groter maken, terwijl ze dat nu kleiner maakt.
02.152 David Clarinval, ministre: C’est une décision du gouvernement.
02.153 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Merci, monsieur le Ministre. Chers collègues, vous voyez que si vous insistez, finalement, le ministre répond.
Het gaat dus niet over de A1 en de A2, maar
wel over iets anders. U
ziet dat ik mijn dossier ken.
Bon, c'est une décision du gouvernement. C'est une bonne chose qu'on le sache déjà. Mais pourquoi l'avez-vous décidé alors? Est-ce-que c'est de nouveau les partis gauchistes qui ont dit qu'il faut augmenter les allocations? Si c'est le cas, c'est la réalité.
Mijnheer Ronse, het is echt beschamend. Uw partij met De Wever zei dat Vivaldi die uitkeringen had opgetrokken, boven op de index, met 6 of 7 %. Dat was de realiteit, maar hier is het dus 10 %, met de N-VA in de regering. Dit is een ingeslikte belofte. Dit is onwaarschijnlijk. Het verschil tussen werken en niet werken wordt alleen maar kleiner. Dat is de realiteit op het terrein. Shame on you, N-VA.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, …
02.154 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik ben nog niet klaar.
De voorzitter: Als u denkt dat u het debat nog nuttig kunt maken, dan hebt u die vrijheid.
02.155 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijn vorige vraag was pertinent en relevant. De minister komt aarzelend met een antwoord.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, u onderbreekt mij. U hebt een aantal heel relevante vragen gesteld. Als u meent dat u er nog kunt stellen, dan hebt u die vrijheid. Ik heb de indruk dat we een goed een-op-eendebat hebben, maar dat het niet altijd een-op-een over de programmawet gaat. Ik richt mij niet per definitie tot u.
We hebben een goed en scherp een-op-eendebat, waarvan ik voorstander ben. Ik heb het daarom ook ingevoerd. Ik wil enkel vragen om daar op zo'n manier gebruik van te maken dat het ook scherp en relevant blijft. Iedereen doet dat in eer en geweten. Niet elke vraag - en ik richt mij niet specifiek tot wie nu de vraag stelt - voldeed echter aan dat criterium. Ik verzoek alle collega's dus om de professionaliteit te hebben om concreet op de programmawet in te gaan.
02.156 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat zal ik doen. Geen probleem, voorzitter. Ik blijf dat doen en ik doe dat consequent. Ik heb mij trouwens ook ernstig op dit debat voorbereid.
Mijnheer de minister, de werkloosheid wordt in de tijd beperkt. U hebt het zelf gezegd. Dat zal vooral een effect hebben in Wallonië en Brussel en minder in Vlaanderen. Tegelijkertijd zien we veel meer vacatures in Vlaanderen en minder in Brussel en Wallonië. De uitdaging bestaat er dus in om Waalse en Brusselse werklozen naar Vlaanderen te krijgen. Dat is de ideale arbeidsmarkt.
Deze maatregel zal ervoor zorgen dat mensen mobieler worden, maar wat zult u meer doen dan deze hervorming om ervoor te zorgen dat de Vlaamse vacatures door Waalse en Brusselse werklozen worden ingevuld, mijnheer de minister? In de vorige regeerperiode was er een maatregel die toeliet om gedurende drie maanden een uitkering te combineren met werk. Die maatregel hebt u afgeschaft. Daardoor is die mobiliteitsaanzet verdwenen. Welke concrete maatregelen legt u op tafel om dat opnieuw mogelijk te maken?
02.157 David Clarinval, ministre: La mobilité interrégionale, puisque c’est de cela dont il s’agit, est en effet un point important. Je pense qu’il est crucial que l’on permette à toute une série de demandeurs d’emploi d’une Région d’aller travailler dans une autre. Évidemment, je ne doute pas que les Régions auront à cœur de conclure des accords interrégionaux pour permettre une meilleure mobilité des travailleurs par-delà la frontière linguistique et par-delà les frontières régionales. J'espère que les collègues régionaux veilleront à mettre en place les outils qui permettront aux travailleurs de mieux franchir les frontières régionales.
02.158 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik vind dat een heel teleurstellend antwoord. U zegt eigenlijk: de regio's moeten dat oplossen. Ik ga daar niets aan doen. De regio's moeten maar akkoorden sluiten. Zij moeten dat maar oplossen.
Mijnheer de minister, we kennen u als iemand met een beetje ambitie. Dit is een belangrijke hervorming met heel veel impact en effect. Dan zegt u dat zij dat interregionaal vraagstuk maar moeten oplossen. Het is aan de gewesten om dat op te lossen. Zo zal het niet werken. Als men in een land zaken wil laten functioneren, moeten alle betrokkenen rond de tafel zitten, niet alleen de regio’s, maar ook de federale overheid.
D'ailleurs, ce qui est remarquable aussi, monsieur le ministre, quand je vous demande des mesures concrètes, c'est qu'il n'y a aucune mesure concrète!
Niets concreets.
Waarom stel ik u die vraag? Omdat we al 20 of 25 jaar proberen daar verandering in te brengen. De heer Vande Lanotte heeft dat geprobeerd. De heer Demotte heeft dat geprobeerd. Het is niet gelukt.
Nu komt er een grote hervorming. Waar is het flankerend beleid? Ik zie het niet. In Kortrijk is er een werkloosheidsgraad van 5 % en er zijn veel vacatures. In Moeskroen is de werkloosheidsgraad 15 %. Hoe krijgen we de mensen van Moeskroen naar Kortrijk?
De voorzitter: Dank u wel, mijnheer Van Quickenborne. Ik neem aan dat u voortgaat?
02.159 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ja, ik ga verder, maar steeds op het onderwerp gericht.
Mijnheer de minister, het gaat ook over die interregionale mobiliteit. U bent de eerste liberaal op het departement Werk sinds 1923. U bent daar trots op. U bent niet zomaar een liberaal. U bent een Franstalige liberaal. U bent een Ardennois. U komt uit de Ardennen.
De reden waarom ik de vraag stel, is fundamenteel, mijnheer de voorzitter. Eigenlijk wilt u dat de Belgische arbeidsmarkt terug werkt, maar u zit in een coalitie met een partner, de N-VA, die de arbeidsmarkt wil regionaliseren, verder wil opdelen. U wilt de arbeidsmarkt net opnieuw verenigen. U wilt dat Waalse werklozen in Vlaanderen komen werken. Welke richting moeten we uitgaan: een versterking van het federale niveau of een verdere regionalisering van onze arbeidsmarkt? Dat zou ik graag van u vernemen.
De voorzitter:
Dat lijkt me eerder een vraag voor een verkiezingsdebat, want dat staat niet in
de programmawet. Mijnheer
de minister?
02.160 David Clarinval, ministre: Je suis en effet très volontaire afin de faire fonctionner le mieux possible le marché du travail. Vous verrez que dans la loi portant dispositions diverses n° 2, nous venons avec toute une série de mesures qui vont vraiment permettre de moderniser et de flexibiliser le marché du travail.
Quant à votre question, je n’ai encore jamais entendu les collègues de la N-VA, ni au gouvernement ni au Parlement, réclamer une régionalisation de la politique de l’emploi. Je ne me sens donc pas concerné par cette question.
02.161 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dan komt er wel een bevestiging, want het is wel degelijk relevant, mijnheer de voorzitter. Dit gaat namelijk over de hervorming van de werkloosheid, met andere woorden: een beperking in de tijd. Mensen komen vrij – hoe zorgen we ervoor dat ze interregionaal gemobiliseerd worden? Wat doen we met de arbeidsmarkt?
Minister Clarinval bevestigt hier dus dat de N-VA haar verkiezingsbelofte heeft ingeslikt. Ze is teruggekomen van het idee om de arbeidsmarkt verder te regionaliseren. Collega’s, dat is een bevestiging van het feit dat de N-VA steeds meer evolueert naar een N-BA. De Nieuw-Vlaamse Alliantie wordt steeds meer een Nieuw-Belgische Alliantie. Zoals ik al vaker heb gezegd: leve België, vive la Belgique! Met een eerste minister die graag tien of twintig jaar wil blijven zetelen in de Wetstraat 16 – het pluche begint hem plezier te doen. Daarom, collega's van de N-VA: het is tijd om uw statuten aan te passen. Artikel 1 van uw statuten stemt niet langer overeen met wat u doet binnen deze regering.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, u hebt nog steeds het woord.
02.162 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb u een amendement voorgesteld om een onderscheid te maken tussen Belgische en Europese werknemers en werklozen enerzijds, en zogenaamde vreemde of staatloze werknemers – mensen van buiten de EU – anderzijds.
Op dit ogenblik geldt dezelfde voorwaarde voor alle werklozen, zowel de Belgische als de Europese en de niet-Europese. Concreet is in de hervorming bepaald dat men 312 dagen moet hebben gewerkt binnen een referentieperiode van drie jaar. Wij hebben een amendement ingediend om een onderscheid te maken tussen Belgen en andere EU-burgers enerzijds, en niet-Europeanen anderzijds. In ons voorstel eisen wij bijvoorbeeld dat personen minstens vijf jaar gewerkt hebben binnen een referentieperiode van zes jaar om toegang te verkrijgen tot werkloosheidsuitkeringen. Op die manier maken we een onderscheid, maar creëren we tegelijk ook ruimte voor migratie, op voorwaarde dat dat goed wordt georganiseerd. Dat is het verschil met andere partijen. Waarom bent u tegen zo’n voorstel?
02.163 David
Clarinval, ministre: Le gouvernement ne soutient
pas cette proposition. Cela
ne fait pas partie de l’accord de gouvernement.
02.164 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik vind dat vreemd. De regering is wel streng voor niet-EU-burgers wanneer het gaat over het leefloon: na 5 jaar of na 10 jaar. Maar als het gaat over de werkloosheid zegt de regering: daar maken we het onderscheid niet. Ik vind dat vreemd.
Dat is belangrijk, collega's. Waarom? In het debat over het aantrekken van arbeidsmigratie van buiten de EU is een partij als de N-VA bijvoorbeeld tegen arbeidsmigratie, zeker tegen de jongste arbeidsmigratie. Terwijl ik meen dat het veel slimmer is arbeidsmigratie wel toe te laten maar er strengere voorwaarden aan te koppelen voor de toegang tot de sociale zekerheid en tot de werkloosheid.
Ik meen, mijnheer de minister, dat dit een gemiste kans is. Men had die hervorming kunnen doen, maar men doet ze uiteindelijk niet.
De voorzitter: Niemand is verplicht te blijven, trouwens. Mijnheer Van Quickenborne, u hebt het woord.
02.165 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Als u het hier niet interessant vindt, kunt u ook vertrekken. U kunt zich laten vervangen, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter: Dat zal straks gebeuren.
02.166 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Oké, geen probleem. Maar dit gaat allemaal over het onderwerp.
De voorzitter: Ik ben altijd geïnteresseerd in een goed parlementair debat, mijnheer Van Quickenborne. Maar u bent er, meen ik, een beetje een farce van aan het maken …
02.167 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat is niet waar. Dat klopt niet.
De voorzitter: … en ik ben ervan overtuigd dat u dat straks ook zult doen.
02.168 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Nee.
De voorzitter: U meent daar punten mee te scoren. U moet dat maar proberen. Het zal de publieke opinie zijn die daarover oordeelt, niet ik.
02.169 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik vind dat ongelooflijk. Daarnet zei u tegen mij dat ik correct bezig was …
De voorzitter: Af en toe. Er is een bepaald ogenblik waarop het woord "drijven" overdrijven wordt, mijnheer Van Quickenborne. Maar ik herhaal: doe gewoon voort.
02.170 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik ben het niet eens met u. Vijf minuten geleden zei u tegen mij: ik heb het niet over u, mijnheer Van Quickenborne, u doet het correct. En nu begint u plots uw kar te keren.
De voorzitter: Amuseer u voort!
02.171 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Amuseer u? Dit is een parlementair debat. Wat is daar van amusement aan? Dit ging over een amendement dat ik heb ingediend.
De voorzitter: U hebt het woord, mijnheer Van Quickenborne. Gelieve een vraag te stellen.
02.172 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Uiteraard. Maar gelieve me niet uit te dagen.
Mijnheer de minister, ik heb een amendement ingediend over de degressiviteit. U verandert de regels voor degressiviteit. Ik heb het daarnet geschetst. Nu gaat het over de eerste zes maanden. U maakt er de eerste drie maanden van, dan de tweede drie maanden, en dan blijft u steken tussen zeven en twaalf maanden op hetzelfde niveau. De fameuze letter B.
Waarom doet u niet voort in trappen? U gaat van A1 naar A2. Dan blijft u hangen op B, en dan gaat het naar beneden. Waarom neemt u niet B1 en B2, om op die manier te doen wat Stijn Baert suggereerde, namelijk de degressiviteit verder versterken?
Waarom is dit belangrijk? Omdat als de uitkeringen meer degressief worden, dat de mensen zal stimuleren werk te vinden. Waarom hebt u dat element, dat verder in trappen naar beneden gaan, uit uw hervorming gehouden?
02.173 David Clarinval, ministre: Nous avons longuement parlé de cette question de la dégressivité, et nous sommes arrivés à un compromis. C’est le fruit du compromis que vous avez devant les yeux. Il se justifie par le fait que cinq partis ont donné leur point de vue et que nous avons réussi à en forger ce compromis. Voilà la logique sous-jacente à cette décision.
02.174 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Alles is altijd een
compromis.
La question est: est-ce un compromis logique, ou pas? Ce que je ne comprends pas, c’est que vous prévoyez une dégressivité par étapes de trois mois, et que soudainement, vers 12 mois, vous restez sur le même plateau. Je ne trouve pas cela si logique. De là ma question, monsieur le ministre.
Ik heb nog een vraag over een ander amendement, dat betreffende de relance-overuren. Misschien kan mijn teller even op nul worden gezet.
Mijnheer de minister, we hebben een amendement ingediend om voor de tweede helft van dit jaar 120 bijkomende uren toe te laten.
Wat u gedaan hebt in uw ontwerp van de programmawet, is de 120 uur verlengen voor de tweede helft van het jaar, maar zonder extra uren toe te voegen. U voegt dus eigenlijk niets toe aan wat wij al hebben gedaan. Waarom is er binnen de regering geen akkoord gevonden om voor de tweede jaarhelft ook echt 120 bijkomende uren goed te keuren? Het systeem is zeer succesvol. Het aantal overuren is de afgelopen jaren spectaculair gestegen. Dat is een succes, te danken aan de vorige regering.
Ten tweede, wat doet u met de periode tussen 1 juli en de stemming van de wet? Het is intussen 9 juli, en er heerst onzekerheid op de arbeidsmarkt.
02.175 David Clarinval, ministre: C’est un excellent amendement, puisqu’il reprend in extenso l’accord de gouvernement. N’est-ce pas celui-là? Est-ce un autre? Désolé, je pensais que vous parliez de celui qui reprenait in extenso l’accord de gouvernement.
Permettez-moi de réserver ma réponse, parce que je ne vois pas de quel amendement vous parlez.
02.176 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Je vais l’expliquer. C’est l’amendement qui porte notamment sur les… Vous savez que vous allez prolonger le système des relance-overuren (heures supplémentaires de relance) de 120 heures pour une moitié encore. Mais vous n’ajoutez pas de… Je vais poursuivre en néerlandais.
U verlengt het systeem van Vivaldi voor de helft van het jaar, in afwachting van het nieuwe systeem. Waarom hebt u geen extra uren toegevoegd voor de tweede helft van het jaar en blijft het bij 120 uur voor het volledige jaar? Veel mensen zijn immers blij met die relanceoveruren; die kennen een groot succes. Mensen vragen om er nog iets bij te doen.
Dus ik blijf bij het onderwerp, mijnheer de
voorzitter. Bent u er
nog?
02.177 David Clarinval, ministre: Techniquement, il s’agit du débat de la LDD 2 que nous aurons, puisque les heures supplémentaires feront partie de ce texte. Nous ne sommes pas encore en mesure de pouvoir présenter ce texte, parce que nous avons souhaité, au sein du gouvernement, consulter les partenaires sociaux. Nous attendons avec impatience leur avis. Nous reviendrons devant vous dès que nous disposerons de cet avis transitoire et que nous aurons élaboré un accord sur ce texte. En attendant, nous avons pris ces mesures transitoires.
02.178 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Je me permets de dire, monsieur le ministre, que les mesures transitoires ne suffisent pas. Les gens attendaient une augmentation de 120 heures en seconde partie d'année.
Ik vind dat echt een gemiste kans. Ik begrijp niet dat een partij als de N-VA, die overuren genegen is, dat heeft laten schieten.
De voorzitter: Mijnheer Van Quickenborne, de regeling der werkzaamheden voorziet erin dat u vragen mag stellen aan de minister, maar nu valt u voortdurend andere fracties aan, die niet kunnen reageren. Dat is weinig collegiaal. Er is gezegd dat er vragen worden gesteld aan de regering. U maakt daar gebruik, wat zeg ik, misbruik van om partijpolitieke aanvallen te lanceren. Dat deed u vorige keer ook, maar toen konden de collega’s daarop antwoorden; dat kunnen ze nu niet. Enkel de minister kan antwoorden, en hij kan niet antwoorden namens andere fracties of andere partijen. U denkt misschien vrij spel te hebben om een monoloog af te steken, maar u dient zich te beperken tot het stellen van vragen aan de minister over de programmawet, en u mag daar geen gebruik of misbruik van maken om collega's erbij te betrekken die niet kunnen reageren. Enkel de minister kan daarbij betrokken worden en hij spreekt namens de regering.
02.179 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag gesteld over een amendement dat ik heb ingediend op de programmawet. Als de minister dan antwoordt dat dit een compromis is, wat impliceert dat hij verder wou gaan, maar dat dat hem niet gelukt is, dan mag ik toch minstens zeggen hoe het komt dat dat niet gelukt is? Wat is dat hier eigenlijk? Toen de heer Magnette zonet uithaalde naar Les Engagés, liet u dat passeren. Dan is het geen probleem.
De voorzitter: Ik heb het bij u ook meermaals laten passeren, maar op een bepaald ogenblik rijst de vraag of dit nog een verrijking van het parlementaire debat is. U hebt opnieuw het woord voor de volgende vraag.
02.180 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik ben er bijna, maar ik heb een amendement ingediend! Ik weet dat het u stoort dat we werken in dit Parlement en dat u liever zou willen dat we snel tot de stemming overgaan, maar dat zal niet gebeuren!
De voorzitter: Ik weet niet wat u snel stemmen noemt, nadat we hier veertig tussenkomsten hebben gehad …
02.181 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dat klopt, er wordt pas volgende week gestemd, door amendementen van de meerderheid.
De voorzitter: … ik laat ruim de ruimte aan de oppositie.
02.182 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): De afspraak was dat we vragen konden stellen, u hebt het zelf gezegd.
Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen. U weet dat die vandaag door drie uitbetalingsinstellingen gedaan wordt, en dat daarnaast de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen dat ook doet. Waarom hebt u er niet voor gekozen om, naar aanleiding van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, meteen ook het systeem te verbeteren, waardoor de uitkeringen bijvoorbeeld digitaal kunnen worden aangevraagd? Zo zouden we komaf kunnen maken met die vier verschillende instellingen met elk hun kosten, een systeem dat ons bijna een miljard euro per jaar kost, en dat geld kunnen investeren in één goed publiek systeem, zoals een verbeterde Hulpkas.
02.183 David Clarinval, ministre: Nous avons l’ambition d’améliorer les choses et notamment de numériser nombre de procédures au sein de la CAPAC et de la législation de l’emploi. Ce n’est toutefois pas l’objet de la loi-programme. Sur le principe, nous partageons les objectifs consistant à simplifier administrativement les législations. À plusieurs égards, tant avec mon collègue Van Peteghem qu’en interne avec les différentes administrations telles que la CAPAC et l’ONEM, nous travaillons à la numérisation et à l’amélioration des procédures.
02.184 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Het houdt er wel verband mee. Als de werkloosheid beperkt wordt in de tijd, verwachten mensen ook een beetje meer klantvriendelijkheid. U hebt ook het verslag van de Ombudsman kunnen lezen begin dit jaar. Het aantal klachten over de werkloosheidsuitkeringen stijgt.
Een andere vraag, mijnheer de minister, de hervorming voorziet dan men minstens 312 dagen moet werken in een referentieperiode van 3 jaar. Ik sprak daarnet over de situatie van mensen van buiten de EU. Deze regering kiest ervoor om die regels te versoepelen, want in de huidige situatie moet men minstens 312 dagen gewerkt hebben in een referentieperiode van 21 maanden. Nu wordt de referentieperiode 36 maanden. Waarom wordt dat zo versoepeld?
02.185 David Clarinval, ministre: Je répondrai de manière globale. Cette réforme a tendance à être caricaturée comme étant très dure. Toutefois, à y regarder dans le détail, comme l’a fait M. Van Quickenborne, elle comporte aussi des assouplissements, qui font que, par rapport à la situation actuelle, il y a aussi des améliorations. Cela démontre qu’il s’agit d’une réforme équilibrée, avec à la fois certains assouplissements et à la fois des resserrements de la législation par ailleurs. C’est la preuve que nous proposons un accord équilibré, que je me réjouis d’avoir pu obtenir. Et, en effet, l’élément que vous soulevez constitue un assouplissement par rapport à la législation actuelle.
02.186 Vincent Van Quickenborne (Open Vld): U bevestigt dat er versoepelingen en uitzonderingen opgenomen zijn. Dat is ook de reden waarom wij amendementen hebben ingediend, omdat deze niet goed zijn voor de hervorming. Ik apprecieer wel dat u eerlijk en open bent daaromtrent.
Mijnheer de voorzitter, bij deze heb ik al mijn vragen gesteld. Mijnheer de minister, ik dank u.
02.187 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): La réforme du gouvernement Arizona vise à exclure des allocations sociales 184 463 personnes et à les priver de leurs droits. En tant que parti du travail, notre modèle n'est vraiment pas une société où les gens survivent des allocations sociales. Notre projet est une société où la valeur travail est mise en avant, non seulement parce que les gens peuvent vivre de leurs revenus, mais aussi parce que le travail est perçu comme émancipateur. Je parle de gens qui se sentent utiles dans la société et qui contribuent à sa construction.
Aujourd'hui, nous parlons de travailleurs qui sont soi-disant sans emploi. Monsieur Clarinval, si vous perdiez votre emploi, ce ne serait peut-être pas si compliqué que ça. Je ne sais pas comment vous organisez votre budget, si vous faites comme votre président de parti, qui vit avec la moitié de son salaire qui tourne aux alentours de 8 000 euros net et qui met l'autre moitié de côté pour sa sécurité financière au cas où. J'ignore si vous faites comme M. Georges-Louis Bouchez qui conseillait d'ailleurs à l'ensemble de la classe travailleuse de faire pareil. Si vous faites ça, votre sécurité est plus ou moins garantie.
Pour l'ensemble de la classe travailleuse, vivre avec la moitié de son salaire et mettre l'autre moitié de côté, ce n'est pas possible. C'est justement pour cette raison que, collectivement, nous avons construit notre sécurité sociale: pour avoir un revenu quand on perd son salaire. Je pense à Stéphane, 51 ans, technicien, qui travaillait chez Audi, qui a vu progressivement sa vue diminuer à cause de son travail. Je ne sais pas très bien comment il va faire pour retrouver du boulot. Je pense à Laurie, 49 ans, qui travaille chez Cora. Comment va-t-elle faire pour retrouver du travail?
Selon nous, ce ne sont pas les allocations sociales qui fragilisent l'économie, c'est le système en soi.
C'est le système capitaliste qui ne voit que le profit, rien que le profit. Et quand le profit n'est pas suffisant, on jette les travailleurs comme des lavettes à la poubelle. L'année dernière, il n'y a pas eu moins de 11 549 entreprises en faillite. Ce n'est pas moins de 27 000 emplois supprimés. C'est précisément pour répondre à cette logique du système, au profit des employeurs et à leur logique de licenciement, que nous avons créé, avec le mouvement ouvrier, et mis en place notre sécurité sociale solidaire. Et c'est ce droit collectif que vous voulez attaquer aujourd'hui, en limitant le chômage à deux ans et en jetant à la rue 184 463 personnes, en les excluant de leurs droits fondamentaux.
Évidemment, si exclure les gens de leurs allocations sociales permettait du jour au lendemain qu'ils retrouvent du travail, franchement, on pourrait vous soutenir. Le problème, c'est que ce n'est pas la première fois qu'on exclut les gens du chômage. Et ce n'est pas le PTB qui le dit, mais les études montrent que ce n'est pas en les excluant qu'ils vont retrouver plus facilement du travail. Pire que ça, vous dites que vous n'êtes pas pour le modèle selon lequel les gens restent sans travailler, et que votre idée fondamentale est de les inciter à travailler. Mais savez-vous qui sont ces 184 463 hommes et femmes que vous allez exclure? Ce n'est toujours pas moi qui le dit, c'est le Forem: deux tiers des personnes inscrites depuis plus d'un an au Forem ont effectivement travaillé pendant toute leur période, souvent comme intérimaires, ou avec des contrats courts, ou des contrats à temps partiel. Ils et elles travaillent donc, mais pas assez pour sortir des statistiques de chômage de longue durée. Et même ceux qui ont un avis positif du Forem, même ceux-là, vous allez les exclure.
J'aborde ici un point spécifique, à savoir les personnes plus expérimentées, celles qu'on appelle les plus de 55 ans. Vous dites que vous allez les protéger alors qu'en réalité, seules huit personnes sur dix des plus de 55 ans ne seront pas exclues, malgré votre promesse d'exception. Sanctionner ne permet pas de remettre les gens au travail mais, surtout, sanctionner ne crée pas du travail. Et en l'occurrence, que faites-vous en tant que gouvernement pour créer du travail? Que faites-vous pour garantir le maintien de l'emploi qui existe aujourd'hui?
Combien d'entreprises ne licencient-elles pas alors qu'elles font encore des bénéfices? Pourquoi ne votez-vous pas une loi pour interdire les licenciements dans les entreprises qui versent des dividendes à leurs actionnaires? Vous êtes le ministre de l'Emploi et du Travail, et votre première préoccupation devrait être de consolider l'emploi existant et créer des nouveaux emplois, mais vous ne le faites pas.
Votre réforme d'exclusion ne fera qu'accroître la pauvreté. J'ai cité tout à l'heure l'exemple de Rosa, qui risque de se retrouver au chômage alors qu'elle est en réalité malade, usée par son travail, que son employeur ne peut soi-disant pas lui "offrir" un travail adapté et que, dans deux ans, elle se verra éventuellement exclue. Vous dites toujours que tous les exclus n'émargeront pas au CPAS et vous êtes persuadé qu'un tiers des exclus va retrouver du travail, mais ce tiers qui retrouve du travail n'a pas attendu votre réforme d'exclusion pour retrouver du travail!
Un autre tiers ira au CPAS et, selon vos propos ou ceux du gouvernement, le dernier tiers va disparaître des radars. Disparaître des radars! C'est comme ça que vous dirigez ce pays? Avec ce mépris qui vous amène à dire qu'un tiers des 184 000 personnes que vous allez exclure va disparaître des radars. Mais savez-vous ce que veut dire disparaître des radars? Avez-vous une idée de ce que vont devenir ces personnes? Vous n'en avez aucune idée! J'imagine que pour avoir une réponse, je dois m'adresser à votre ministre dont la tâche consiste normalement à lutter contre la pauvreté, mais qui fait malheureusement tout le contraire.
Les CPAS sont déjà sous pression. Vous promettez une compensation. On ne sait toujours pas qui, ni quoi, ni combien. Vous dites qu'il faudra les suivre de près. Je ne vous explique pas ce qui se passe quand on se retrouve dans une insécurité financière pareille, comment on risque de se retrouver avec des problèmes de santé mentale encore plus graves aujourd'hui. Notre secteur des soins n'est même pas capable d'accueillir des malades dans nos institutions publiques, par manque de personnel et de financement surtout.
à ma question de savoir à quoi sert votre réforme qui limitera les allocations de chômage à deux ans, vous avez toujours répondu par des caricatures: le chômage à vie, le chômeur qui aime bien de rester dans son fauteuil, etc. Monsieur Clarinval, en fait, ce que vous voulez, c'est continuer à dérouler le tapis rouge pour que dans notre société, les grandes entreprises continuent à faire du profit. Et pour cela, vous leur offrez sur un plateau d'argent des travailleurs qui n'auront plus rien comme revenus et qui seront dans l'obligation d'accepter n'importe quel travail.
Non, vous ne prenez pas des mesures pour récompenser l'effort. Non, vous ne prenez pas des mesures pour respecter les gens qui travaillent. Non, vous n'allez pas faire en sorte que quelqu'un qui travaille gagnera 500 euros bruts de plus que quelqu'un qui ne travaille pas. Non. Vous voulez, à côté de cette réforme pour exclure les travailleurs sans emploi aujourd'hui, continuer à bloquer les salaires. Vous avez supprimé une partie des primes de nuit, en élargissant le travail de nuit. Vous avez supprimé l'obligation d'une journée hebdomadaire de congé. Dans le commerce, cela sera la catastrophe. Ce que vous voulez, ce sont des travailleurs précaires, corvéables à mercin pour défendre la classe que vous défendez, c'est-à-dire le 1 % des plus riches de ce pays.
Mais face à vous, là où je suis d'accord, c'est que votre projet de loi n'est pas un changement technique, mais un changement fondamental qui va vers une rupture. Grâce à cette rupture, face à vous, vous avez une résistance sociale qui est déjà en route depuis le mois de janvier, avec des actions qui ont eu lieu dans les rues, des grèves exemplaires et une prochaine date qui est déjà fixée, après les congés, le 14 octobre, à l'appel des syndicats. Croyez-moi bien: la classe travailleuse dans son ensemble a bien compris votre projet de société et elle a bien compris comment idéologiquement, vous allez essayer de le faire passer en divisant les classes. Mais vous allez trouver le PTB sur votre chemin.
Celui qui est chômeur aujourd'hui pourra retrouver du travail demain.
Celui qui travaille aujourd’hui pourra se retrouver au chômage demain. Vous n’allez pas nous diviser parce que nous allons continuer, en tant que parti, à défendre notre classe sociale: la classe travailleuse de ce pays, celle qui produit la richesse, celle qu’on a applaudie pendant le covid et qu’on a oubliée aujourd’hui.
Le PTB restera toujours du côté de cette classe sociale.
02.188 Anne Pirson (Les Engagés): Monsieur le ministre, chers collègues, je voudrais commencer cette intervention par un petit message de remerciement de la part des familles d’accueil adressé à la minorité. Cela n’a échappé à personne, si nous sommes réunis ici aujourd’hui, c’est encore une fois grâce à la minorité.
Nous avons parfois l’impression que cette réforme du congé parental était trop salvatrice pour l’opposition, qui en a conclu que la paralysie du Parlement valait plus que les congés bien mérités des parents d’accueil. Finalement, cette mesure était sans doute trop progressiste. Le résultat est que nous n’avons pas réussi à franchir le pas à temps et à accorder aux parents d’accueil le congé parental, au même titre qu’aux autres parents. Je rappelle pourtant que le ministère public ne cesse d’alerter sur le manque de familles d’accueil.
Pour nous, cette mesure représente une avancée juridique mais surtout une reconnaissance humaine. En effet, accueillir un enfant – qu’il soit né dans la famille ou confié à celle-ci – demande le même engagement, la même tendresse, le même bouleversement du quotidien et souvent, encore plus de temps.
Le fait que ces familles ouvrent leurs portes et leur cœur à des enfants marqués par des parcours difficiles sans disposer des mêmes droits est profondément injuste. C’est cette injustice silencieuse que nous voulons corriger.
Une autre injustice que nous voulons corriger est évidemment celle liée à la réforme du chômage. Nous estimons que cette réforme est juste parce qu’elle continue à protéger ceux et celles qui en ont réellement besoin. Elle est juste parce qu’elle apporte plus de clarté à un système devenu illisible. Elle est juste parce qu’elle renforce ce qui devrait toujours être l’objectif de notre solidarité assurantielle: l’émancipation par le travail.
Cette réforme est loin d'être un renoncement, c'est un choix de courage et de cohérence, un choix que nous assumons.
Le texte que nous allons voter la semaine prochaine touche à notre conception même de la solidarité. Quelle est la finalité de la sécurité sociale assurantielle et contributive? Est-ce de garantir une forme de revenu inconditionnel ou est-ce d'accompagner chacun pour qu'il retrouve sa place dans la société par le travail, la formation, l'émancipation? Pour Les Engagés, la réponse est claire depuis le début. Nous croyons en une solidarité exigeante qui protège tout en responsabilisant. C'est dans cette ligne que s'inscrit la présente réforme du chômage.
La situation actuelle n'est plus tenable. Quelques chiffres: 60 % des chômeurs à Bruxelles sont inscrits depuis plus de deux ans, 47 % en Wallonie; 113 000 personnes sont aujourd'hui en phase forfaitaire, c'est-à-dire dans une situation d'indemnisation prolongée, sans perspective de réintégration professionnelle. Est-ce une politique juste ou est-ce finalement une prison sociale sans barreaux?
Trop souvent, à gauche ou à l'extrême gauche, on agite le chiffon rouge d'une casse sociale. Mais ce que la gauche défend, c'est une anomalie belge qui est devenue injustifiable. Partout en Europe, la solidarité s'exerce dans un cadre clair, équitable et responsabilisant; et, chez nous, ce n'est pas le cas puisque l'on n'a pas encore de limitation réelle dans le temps des allocations de chômage. Chez nous, c'est à vie. Voilà la réalité.
Ce système n'est plus soutenable, il entretient une forme de dépendance structurelle. Il crée une injustice perçue par celles et ceux qui travaillent, cotisent et participent à l'effort collectif. Ce qu'on réforme aujourd'hui, ce n'est pas la solidarité, c'est une dérive qui, au fil du temps, a détourné la vocation première du chômage: celle d'un revenu de remplacement temporaire fondé sur la mutualisation du risque.
Ce que nous défendons, c'est un modèle équilibré, juste et efficace, celui d'un État social actif qui protège sans infantiliser, qui soutient sans figer, qui donne une seconde chance mais refuse l'impasse. Il en va de notre responsabilité politique d'assurer la soutenabilité et la viabilité de notre système.
Nous ne supprimons pas les allocations de chômage, nous les réorganisons, nous les rendons lisibles, cohérentes et surtout orientées vers un objectif clair, le retour à l'emploi. Nous ne mettons pas en place une logique punitive, c'est une réforme de responsabilité, une réforme qui reconnaît l'effort, qui valorise le travail et qui rétablit un équilibre entre droit et contribution. Nous n'avons jamais voulu d'une réforme brutale, nous avons pris nos responsabilités suite à une situation budgétaire et des objectifs d'endettement maximum imposés par l'Union européenne. Gouverner, c'est choisir.
Il est de notre devoir de construire un modèle de sécurité sociale qui conjugue justice, efficacité et solidarité. Nous protégeons les plus fragiles d'entre nous avec des garde-fous clairs portés par les Engagés: un étalement progressif de la réforme; les personnes de plus de 55 ans avec au moins 30 ans de carrière; les travailleurs des arts; les travailleurs à temps partiel; les jeunes diplômés après leur stage d'insertion et tous ceux qui s'engagent dans des formations qualifiantes.
Nous avons prévu des garde-fous, nous activons ce qui peut l'être. C'est une ligne juste, une ligne équilibrée, une ligne engagée dans la droite ligne des programmes électoraux, de l'accord de gouvernement et de la situation budgétaire de notre pays.
La réforme ne s'arrête pas là, elle simplifie le système de dégressivité et augmente les allocations pendant les six premiers mois. Autrement dit, on protège mieux au début, on incite davantage à retrouver un emploi et on assure une solidarité durable.
Nous arrivons avec une innovation essentielle dont nous avons déjà beaucoup parlé aujourd'hui, le droit au rebond pour les personnes qui ont au moins dix ans de carrière et qui décident de quitter volontairement leur emploi. Pourquoi ce choix? Parce que le monde du travail a changé. Les trajectoires sont aujourd'hui beaucoup moins linéaires.
Le burn-out n'est plus une abstraction statistique, c'est une réalité vécue quotidiennement par les travailleurs. Ce droit au rebond, est la reconnaissance qu'une carrière peut connaître des virages, et c'est aussi ça l'émancipation sociale.
Enfin, disons-le clairement, cette réforme ne jette personne hors du système du jour au lendemain, puisqu'elle est progressive, qu'elle responsabilise et accompagne. Cela dit, pour réussir pleinement, elle nécessite une mobilisation collective. Nous mettons donc l'activation au cœur du dispositif. Nous estimons également qu'il est temps que les Régions prennent pleinement leur part de responsabilité, car si le chômage est une compétence fédérale, l'accompagnement, la formation et l'insertion sont des compétences régionales, comme cela fut rappelé aujourd'hui. Au regard des besoins croissants de reconversion, de mobilité et de remobilisation, nous devons agir de manière cohérente, coordonnée et résolue, au plus près du travailleur. Voilà la ligne du projet de loi-programme: une solidarité exigeante, une activation humaine et une réforme construite pour durer.
Vous l'aurez compris, les Engagés voteront en faveur de cette réforme parce que, dans notre État social actif, travailler n'est pas seulement subvenir à ses besoins; c'est aussi participer à l'effort collectif, construire son avenir, retrouver sa place dans la société. Un emploi est un vecteur de liberté, de stabilité, d'émancipation. Pour cette raison, nous refusons que le chômage reste une voie sans perspective. Nous refusons les impasses et croyons en la reprise.
Cette réforme se matérialise également par la reconnaissance de l'effort de ceux et celles qui travaillent chaque matin, qui cotisent, qui soutiennent le système sans toujours se reconnaître dans un modèle qui permet encore aujourd'hui de bénéficier ad vitam d'allocations sans véritable contrepartie. La réforme de ce gouvernement est ambitieuse. Oui, ce n'est pas un hasard si, dans le cadre du Semestre européen, la Commission européenne a salué cette avancée, reconnaissant la justesse des actions de l'Arizona: réconcilier solidarité et activation, protection et responsabilité.
Pendant que certains, dans cet hémicycle, préfèrent dénoncer, nous avons préféré travailler à l'équilibre en choisissant l'action pour bâtir un système plus juste, plus clair, plus durable, avec cette sécurité sociale qui protège, responsabilise et émancipe: un État social actif, centré sur l'équité et le travail. Dans le fond, servir la justice sociale, ce n'est pas entretenir l'attente, mais bien provoquer le mouvement; ce n'est pas faire croire à la population qu'on protège en figeant; c'est libérer chacun par l'effort et l'émancipation; c'est tendre la main et exiger qu'elle serve à se relever. Je vous remercie de votre attention.
Le président: Madame Schlitz, votre groupe dispose encore de 28 minutes de temps de parole.
02.189 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, nous clôturons maintenant la partie Emploi de cette loi-programme et je dois bien vous avouer que nous restons sur notre faim, tant il paraît compliqué de faire entendre raison à ce gouvernement qui a choisi de foncer droit devant, seul, sur l’iceberg.
Il y a une fierté indéniable à annoncer un grand changement, mais sans aucune anticipation. Et donc, on avance, sans savoir ni de quoi sera fait l'avenir, ni exactement quelles seront les conséquences. En fait, on ne souhaite même pas les mesurer. Et, madame Pirson, pour tout ce qui relève de la main tendue, de l'activation, soit on verra plus tard – sans savoir ce qu'on fera –, soit c'est la responsabilité des autres. Les autres, qui sont en fait des gens du même parti que vous. À un moment, il faudra m'expliquer comment vous faites pour travailler ensemble.
On nous avait annoncé des réformes efficaces, parce qu'il y aurait une symétrie au niveau des gouvernements. Cependant, vous vous cachez en permanence derrière le fait que ce seraient les Régions qui devraient aujourd'hui un peu se bouger les fesses pour mettre en place les fameuses mesures visant à activer et à accompagner les personnes. Tout est fait dans le mauvais ordre.
Nous sommes plongés dans un climat de suspicion permanent, où on braque les projecteurs sur les mauvais profils, les mauvais cas de chômeurs. En fait, 5 000 personnes sur 180 000 sont aujourd'hui en effet dans une situation de chômage de longue durée. Mais personne ne s'intéresse à leur parcours, personne ne se demande ce qui les a amenées là, ce qui pourrait leur redonner un projet de vie et leur permettre de retrouver le chemin de l'insertion socioprofessionnelle. Au lieu de cela, on les stigmatise. Ils deviennent les boucs émissaires qui servent à discréditer tous les autres.
02.190 Anne Pirson (Les Engagés): (…)
02.191 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je ne sais pas si nous sommes dans une logique d'interruption. Si Mme Pirson veut intervenir, il n'y a pas de problème.
De voorzitter: Ja, maar dat is niet de afspraak.
02.192 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Chacun son tour, madame Pirson. Vous avez eu droit à la parole aussi.
Je poursuis. De nombreuses questions ont été posées à M. Clarinval sur certains profils. Il peine vraiment à nous dire ce que vont devenir ces personnes. Par contre, il nous a cité l'exemple d'un chômeur, multi-propriétaire et qui profite de la sécurité sociale pour s'en mettre un peu plus dans les poches. Vous n'avez que ce mot à la bouche. Utiliser systématiquement des cas individuels de personnes qui profitent – évidemment, nous sommes contre ce genre de profil – pour invisibiliser et refuser de voir la détresse et la réalité de dizaines et de dizaines de profils qui, eux, ont des parcours volontaristes, des gens qui ont envoyé ces fameux CV et à qui on ne répond jamais. En tant que jeune sortant des études sans avoir eu encore d'expérience professionnelle, j'écrivais des CV à des dizaines d'employeurs qui ne répondaient pas. Cela m'énervait. Comment est-ce possible de traiter des jeunes et des demandeurs d'emploi de cette façon? Et pourtant, cela continue. C'est ce qu'on constate dans les témoignages en permanence.
Monsieur Clarinval, à aucun moment nous ne vous avons entendu parler de la responsabilité des employeurs. Vous avez systématiquement refusé, pendant tout le temps des questions/réponses, de prononcer le mot employeur, Vous les protégez, vous êtes leur meilleur allié, leur meilleur ami. Vous ferez tout pour eux, vous les défendrez. Vous pourriez prendre une balle pour eux. Vous n'arrivez pas à faire la distinction entre ceux qui font bien le travail, ceux qui se bougent, qui donnent des bonnes conditions de travail à leurs travailleurs, qui font en sorte qu'il y ait de la prévention du burn-out et que les gens se sentent bien, qu'il y ait des horaires qui soient concertés, et certains qui ne font pas le taf et qui offrent des mauvaises conditions de travail.
Nous savons qu'aujourd'hui un tiers seulement des offres présentes sur les sites d'offres d'emploi sont des temps plein; les autres sont des contrats à temps partiel. C'est un énorme problème. Comment voulez-vous faire en sorte que les gens atteignent de telles conditions de carrière pour pouvoir avoir des revenus dignes, pour pouvoir vivre, quand de l'autre côté, on laisse, on débride et on incite même un secteur de l'emploi à proposer des emplois précaires, des temps partiels, des contrats à durée déterminée dont on ne sait pas de quoi ils seront faits le lendemain?
Vous êtes en train de proposer un modèle qui n'en est pas un et les pièces ne se rencontrent pas. Les futurs que vous proposez ne se rencontrent pas. Il y a un vrai décalage entre ce que vous prétendez faire et ce qui est vraiment en train de se passer sur le terrain.
Monsieur Clarinval, c'est une manière de travailler extrêmement dangereuse. Nous continuerons donc d'être extrêmement vigilants aux différentes conséquences de votre politique.
Pour ce qui concerne les familles d'accueil, depuis quatre ans, le groupe Ecolo-Groen a une proposition de loi pour étendre le congé parental aux familles d'accueil. C'est un droit qu'elles méritent et ce n'est évidemment que justice de le leur donner. Mais on ne peut pas faire en sorte de cacher toute une réforme qui va "foutre dans la merde" des dizaines de milliers de familles de façon complètement aveugle en disant: "Ah, mais vous ne voulez quand même pas que ces personnes aient droit à un congé parental?" Bien évidemment que si! Bien sûr! Et cette réforme a été bloquée pendant des années par vous, monsieur Clarinval, et par votre parti.
Qu'on arrête maintenant de rire! Cette réforme est en effet utile pour les familles d'accueil mais, pour de très nombreuses autres familles, elle va être d'une violence inouïe. Aujourd'hui, je regrette que, de nouveau, vous ayez fait la sourde oreille par rapport à tous les lanceurs d'alerte qui vous disent "Attention, il faudrait peut-être penser à protéger tel public", "Attention, là, vous êtes en train de créer une discrimination entre les aidants proches et d'autres personnes qui ne le sont pas mais qui s'apparentent à ces profils-là." Vous protégez ceux qui sont dans les métiers de soins en pénurie, mais d'autres auraient besoin de ce temps pour pouvoir se retourner et avancer dans cette formation. Tout ceci, vous refusez de l'entendre. Vous refusez d'entendre toutes les personnes qui vous interpellent. Cette méthode ne fonctionne pas et nous continuerons à le dire et à le clamer tant qu'il le faudra.
02.193 Petra De Sutter (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uiteenzetting daarnet, voor uw toelichting en de antwoorden die u hebt gegeven, maar het zal u wellicht niet verwonderen dat ook onze fractie daarmee niet gerustgesteld is. Wij denken dat er nog steeds tekortkomingen blijven bestaan.
We lezen in het voorstel vaak holle en nietszeggende verwoordingen om de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd goed te praten. Ik verwijs bijvoorbeeld naar pagina 66 van het ontwerp van programmawet, waar staat dat de onderhavige hervorming – dus uw hervorming – de wil van de regering weerspiegelt om langdurige precariteit te bestrijden en een waardige overgang naar werk of andere vormen van maatschappelijke participatie te begeleiden.
U zegt echter zelf dat twee derde van de langdurig werklozen uit de statistieken zal verdwijnen of op een leefloon zal terugvallen. Voor twee derde van die werklozen is er dus geen professionele herinschakeling, geen bescherming van de koopkracht, geen persoonlijke ontplooiing, zijn er geen sociale rechten. Twee derde van die werklozen verdwijnt dus, maar zij gaan recht de precariteit in, de toestand die u net wilt bestrijden.
In tegenstelling tot wat u hebt beloofd, vallen er ook veel mensen uit de boot, vooral 55-plussers, ondanks dat u de gegeven cijfers bestrijdt. Heel vaak gaat het om vrouwen, aangezien zij deeltijds hebben gewerkt of andere zorgtaken opnemen. U hebt ook toegelicht waarom u mantelzorg niet wilt meetellen.
Het zinnetje op die pagina in het ontwerp van programmawet, "een waardige overgang naar werk of andere vormen van maatschappelijke participatie te begeleiden," is ons niet duidelijk. Doordat mensen uit de statistieken zullen verdwijnen, worden net nieuwe drempels gecreëerd voor inschakeling op de arbeidsmarkt en voor maatschappelijke participatie. Mensen zullen minder bereikbaar zijn, waardoor de doelstelling van de 80 %-tewerkstellingsgraad volgens ons nog moeilijker haalbaar wordt.
Wij vinden het ook cynisch dat heel veel nadruk wordt gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de werklozen die u wilt responsabiliseren, terwijl er van de werkgevers heel weinig wordt gevraagd. Er wordt ook geen of weinig rekening gehouden met structurele discriminaties op de arbeidsmarkt zelf, met name met betrekking tot de 55-plussers.
U gaf zelf aan dat 47 % van de langdurige werklozen geen secundair diploma heeft, dat is de helft, en dat 30 % ouder is dan 50 jaar. We weten dat er discriminatie is op de arbeidsmarkt op basis van leeftijd, migratieachtergrond en ook werkloosheidsduur. Daarbovenop komen nog technologische vooruitgang, automatisering en een stagnerende economie, die net mensen met een lagere scholingsgraad verder dreigen uit te sluiten.
Zoals als aangehaald, zijn er ook nog de opleidingskansen voor knelpuntberoepen. Zij worden in het voorstel beperkt. Nochtans noemen experten unaniem dergelijke opleidingen nuttig, omdat ze leiden tot een hogere werkzaamheidsgraad, meer welzijn en minder uitval uit de arbeidsmarkt. Daarvoor is uw regering eerder blind. Het is dan ook niet verwonderlijk dat uw beleid onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is.
Ik geef een ander voorbeeld. U stelt op pagina 69 van de toelichting bij de programmawet dat een recent Belgisch onderzoek aantoont dat de kans om opnieuw te worden aangenomen, progressief afneemt naarmate de werkloosheidsduur toeneemt. Dat klopt. Dat is aangegeven door arbeidsmarktexpert Stijn Baert. Wat u er echter niet bij vertelt, is dat hij dat argument net aanhaalt om zijn afkeer van een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd te onderbouwen.
De conclusie uit die studie is trouwens geen argument om de uitkering stop te zetten, maar wel om mensen vroeger te activeren. Het is niet omdat het activeringsbeleid faalt, dat uw maatregel de juiste is.
Inzake die activering, die vooral in de eerste weken van de werkloosheid moet gebeuren, valt het ons ook op dat net wordt gesnoeid in de budgetten om de vroege activatie op te starten. Op Vlaamse niveau worden bijvoorbeeld de loopbaancheques geschrapt. Ook uw regering zet minder in op mogelijkheden tot omscholing.
In de toelichting bij de programmawet staat ook dat werklozen meer zullen worden gestimuleerd om actief naar werk te zoeken, wat zou leiden tot een uitstroom uit de werkloosheid en een dalende werkloosheidsgraad. Dat klopt natuurlijk niet. U kiest voor negatieve stimulansen en bestraffing. Alle wetenschappelijke studies tonen aan dat mensen net positief moeten worden gestimuleerd. In het andere geval zet u mensen met de rug tegen de muur, waardoor ze onder tijdsdruk sneller voor minder kwaliteitsvolle jobs zullen kiezen. Op korte termijn kan dat misschien enig effect hebben, maar op lange termijn leidt dat tot wat hier al bullshit jobs werd genoemd, namelijk slecht betaalde, onwerkbare, kortdurende jobs zonder duurzaam perspectief en met een hoge kans op hernieuwde uitval. Een Zwitserse studie, die ik nu niet in detail zal bespreken, toont dat aan.
De conclusie is dat door het voorstel twee derde van de mensen die uit het systeem worden geduwd, rechtstreeks in een precaire situatie terechtkomt.
Ongeacht de toenemende druk op de OCMW’s en of het budget nu 234 miljoen of 400 miljoen is, zoals Les Engagés beweert, in elk geval zullen de zwaksten in de samenleving dat tekort betalen.
Ik herhaal de woorden van de heer De Smet, want hij zei exact wat ook ik wil zeggen, namelijk dat dit een sociaal experiment van formaat is, weliswaar een experiment dat ingaat tegen de wetenschappelijke evidentie. Er is weinig maatschappelijk en democratisch overleg geweest, niet met het middenveld, niet met het Parlement en ook niet met het Rekenhof.
Tot slot, er is een historisch precedent. U noemt dit het koninginnenstuk van uw regeerakkoord, dat u volgende week wilt afkloppen. De bewoording koninginnenstuk doet mij denken aan Marie Antoinette, want zij zei ook op een bepaald moment, toen ze dacht de miserie van de mensen te kennen, qu’ils mangent de la brioche. Mijnheer de minister, kom alstublieft niet in de geschiedenisboeken met een vergelijkbare uitspraak.
De voorzitter: Naar verluidt heeft ze dat nooit gezegd, maar goed, de geschiedenis staat vol met dat soort citaten.
02.194 Funda Oru (Vooruit): Mijnheer de minister, collega's, eindelijk is het zover, want al vijftien jaar wachten pleegouders in ons land op ouderschapsverlof. Na jaren aandringen door Vooruit, na het herhaaldelijk indienen van wetsvoorstellen en ondanks de vertraging van enkele weken geleden ligt ons voorstel om het ouderschapsverlof uit te breiden naar pleegouders eindelijk voor. Eindelijk zorgen we ervoor dat wie zorgt voor een kind van iemand anders, ouderschapsverlof kan opnemen. Dat is maar logisch, want elke ouder weet hoe zwaar het is om alle ballen in de lucht te houden. Elke ouder weet hoe moeilijk het soms kan zijn om de zorg voor een kind te combineren met werk. Elke ouder weet vooral hoeveel tijd, energie, liefde en zorg het vraagt om een kind structuur en vertrouwen te geven.
Voor pleegkinderen – kinderen die vaak een zware rugzak dragen, vol trauma, verdriet en gemis – is die zorg vaak nog intenser. Dat vraagt van pleegouders net meer tijd en geeft hun volgens Vooruit ook het volste recht op ouderschapsverlof. Het is dus een zeer goede maatregel, die het verschil maakt voor duizenden pleegouders, voor duizenden pleegkinderen en hopelijk ook een duwtje in de rug van toekomstige pleegouders geeft.
We kunnen echter niet voorbijgaan aan het feit dat de vertraging van enkele weken geleden deze maatregel heeft overschaduwd. Het startmoment was gepland op 1 juli, het begin van de grote vakantie, een periode waarin het voor alle ouders sowieso moeilijk is om een evenwicht te vinden tussen werk en de zorg voor de kinderen, en dat geldt uiteraard ook voor pleegouders. Gedane zaken nemen echter geen keer. Het is belangrijk om vooruit te kijken.
De maatregel treedt in werking vanaf de publicatie van de programmawet in het Belgisch Staatsblad. Wij hopen met Vooruit dan ook dat pleegouders snel duidelijkheid krijgen en nog deze zomer een deel van hun ouderschapsverlof kunnen opnemen.
02.195 Nahima Lanjri (cd&v): Collega's, ook ik wil het hebben over de pleegouders en eerst en vooral wil ik hen bedanken. Er zijn veel pleegouders in ons land. Alleen al in Vlaanderen tellen we 8.000 pleeggezinnen, die samen zowat 11.000 kinderen opvangen. Ik wil hen bedanken, omdat pleegouderschap absoluut geen evidente keuze is. Het is ook geen gemakkelijke opdracht. Gezinnen die een pleegkindje onthalen, doen dat met volle overgave. Ze leveren dag in dag uit schitterend werk voor een kind dat biologisch niet van hen is en dat bovendien vaak een rugzakje met zich meedraagt. Daarom verdienen ze respect. Daarom willen wij, vanuit cd&v, vandaag uitdrukkelijk zeggen: dank u wel voor de jarenlange inzet die jullie tonen als pleegouders.
Respect tonen en dank u zeggen is evenwel niet voldoende. We moeten de pleegouders ook ondersteunen. Net zoals we andere ouders ondersteunen in hun combinatie van werk en gezin, die voor geen enkele ouder evident is, is het logisch dat we dat ook doen voor pleegouders, die vaak een kind met extra zorgen opvangen.
Helaas konden pleegouders tot nu toe niet rekenen op ouderschapsverlof. In het verleden heb ik er al mee voor kunnen zorgen dat ze, net als adoptieouders, een vorm van geboorteverlof kregen. Dat was een eerste goede stap, maar dat is absoluut nog niet voldoende. Daarom ijveren wij al zeer lang, veertien jaar om precies te zijn, voor dat ouderschapsverlof. Veertien jaar geleden heb ik voor het eerst een wetsvoorstel ingediend om pleegouders ook ouderschapsverlof te geven. Nadien werd dat mee gesteund door collega’s van de N-VA, door Kristien Van Vaerenbergh om precies te zijn. In de daaropvolgende legislatuur kwamen er ook voorstellen van zowel Vooruit als Groen. We werken daar dus al jaren aan. Cd&v is daarin echt een pleitbezorger geweest. We hebben het thema ook op tafel gelegd tijdens de regeringsonderhandelingen. Het is uiteindelijk in het regeerakkoord opgenomen, wat een goede zaak is, en vandaag voeren we het uit aan de hand van het nu voorliggend wetsontwerp.
Helaas gebeurt dat met wat vertraging. Door vertragingsmanoeuvres van sommige oppositiepartijen kregen pleegouders dat recht niet vanaf 1 juli, zoals ze hadden gehoopt. We hebben er alles aan gedaan, maar toch is het niet gelukt. Sommigen vonden het blijkbaar nodig om dat te boycotten. Daar zijn helaas de pleegouders de dupe van geworden.
Toch ben ik blij dat het er nu, ondanks alles, eindelijk van komt. Veel pleegouders hebben ondertussen al aangeklopt bij de RVA om het verlof aan te vragen. We kunnen hen nu eindelijk uit de onzekerheid helpen. Hopelijk kunnen we volgende week het ontwerp samen goedkeuren, zodat we de pleegouders echt ondersteunen.
Dankwoorden en waardering zijn goed, maar echte ondersteuning, in de vorm van ouderschapsverlof, is veel beter. Laten we dat dan ook met zijn allen goedkeuren, collega's.
02.196 Nathalie Muylle (cd&v): Collega's, ook ik wil kort ingaan op het luik Werk. In de commissie is al heel veel gezegd over de voorliggende programmawet. Bij aanvang van mijn betoog wil ik herhalen wat ik in de commissie al meermaals gezegd heb, namelijk dat dit voor ons geen historisch moment is, geen moment van euforie, zoals sommige fracties het in de debatten hebben genoemd. Ik wil duidelijk stellen dat het voor ons een noodzakelijke stap is, een noodzakelijke eerste stap. Waarom? Toen wij met cd&v in deze regering stapten, deden we dat vanwege de hervormingsagenda. Wij willen ervoor zorgen dat via een fiscale hervorming en pensioenhervorming, maar ook via een hervorming van onze arbeidsmarkt, de mensen ook in de toekomst een duurzame sociale zekerheid hebben en dat ze kunnen blijven genieten van een goed pensioen. De mensen moeten ook netto meer overhouden. Dat kunnen we pas doen wanneer we richting een werkzaamheidsgraad van 80 % gaan. Meer mensen aan het werk, dat is volgens ons cruciaal. Voor ons is de hervorming van de werkloosheidsuitkeringen daarin een stap. Die hervorming moeten we doorvoeren.
Voor ons als christendemocraten is het systeem van werkloosheid juist een element van een sterke sociale zekerheid. Als mensen jaren aan het werk zijn en hun job verliezen, wat ieder van ons kan overkomen, dan moet er een rechtvaardig en robuust systeem zijn waarop de mensen een beroep kunnen doen. In de commissievergaderingen heb ik al vaak gezegd dat ik in de periode dat ik deel uitmaakte van de regering, heb gezien hoe we op een paar weken tijd van 200.000 of 300.000 op meer dan een miljoen werklozen uitkwamen. Ik heb toen de administratie, de RVA en de sociale partners gesproken. Op een periode van een viertal weken werden meer dan een miljoen mensen uitbetaald. Collega Dermagne heeft dat werk kunnen voortzetten. Ik heb toen ook gezien hoe de Hulpkas, waarop heel vaak kritiek is, heel veel geleerd heeft in die periode. Het systeem van de werkloosheid blijft een heel belangrijk element van onze sociale zekerheid. Het is belangrijk dat we werkloze mensen een houvast, een ondersteuning bieden en dat we hun koopkracht op peil kunnen houden.
Wij zijn ervan overtuigd dat de werkloosheid niet dient om erin te berusten. Mensen jarenlang in de werkloosheid laten zitten, helpt hen niet. Daar zijn wij als christendemocraten voluit van overtuigd.
We vinden dan ook dat wat vandaag voorligt, vooral over de activering van mensen gaat. Het gaat om het vastpakken van mensen. Men moet met die mensen aan het werk gaan.
Collega's, ik ben de eerste om te zeggen dat wat hier vandaag voorligt, een eerste stap is, en dat er nog heel veel moet gebeuren. Heel veel collega's, daarnet nog mevrouw De Sutter, hebben dat overigens bevestigd.
Niet alleen op federaal niveau moet er nog veel gebeuren, maar ook bij de regio's, op het vlak van activering. Dat is wel essentieel.
Mensen kunnen niet acht, tien of twintig jaar in de werkloosheid blijven. Ik heb de voorbije maanden heel veel mensen gehoord die aangeven dat zij de VDAB bijvoorbeeld al vijf jaar niet meer hebben gehoord. Gedurende een periode werden ze intensief begeleid, maar daarna is die begeleiding eigenlijk stilgevallen. Welnu, we mogen en kunnen die mensen niet loslaten. Dat is voor ons een heel cruciaal punt.
Aan de minister heb ik aangegeven dat het nu aankomt op permanent overleg en om samen met de federale en regionale collega's na te gaan op welke manier we mensen sterker zullen activeren en vastpakken. Mogelijk kunnen die mensen opnieuw naar een job worden begeleid. Laten we hopen dat veel mensen kunnen instappen in het finaal aanbod en op de arbeidsmarkt terechtkomen. De begeleiding kan echter ook via de OCMW's. We moeten immers vaststellen dat veel van die mensen vandaag niet klaar zijn voor de arbeidsmarkt. Zij moeten worden vastgepakt. Velen onder hen hebben misschien maatwerk of psychosociale begeleiding nodig, net om opnieuw die stap naar de arbeidsmarkt te kunnen zetten. Het is voor ons heel cruciaal dat wij dat doen.
Inzake een aantal uitzonderingen, waarover ook al veel is gezegd, is het voor ons belangrijk dat opleiding binnen de werkloosheid blijvend wordt gevaloriseerd. Dat geldt niet het minst voor zorgopleidingen, want we staan in die sector voor immense uitdagingen. Ik ken de cijfers voor Brussel en Wallonië niet, maar wel voor Vlaanderen. Ik weet dat wij 120.000 extra handen nodig hebben en nog eens 130.000 handen in het kader van de vergrijzing de komende tien jaar, door mensen die met pensioen gaan. In de zorg zullen we dus 240.000 tot 250.000 extra handen nodig hebben. Daarvoor zullen we iedereen nodig hebben, zowel mensen die zich heroriënteren als zij-instromers. Aangezien we heel veel mensen nodig zullen hebben, lijkt het mij logisch dat we daarmee effectief aan de slag gaan.
Andere knelpuntberoepen zijn eveneens al veel besproken, zowel in de plenaire vergadering als in de commissie. Omdat ik daar wat mee zat, ben ik een en ander eens nagegaan. Ik heb contact gehad met onze regionale diensten om te bekijken welke vandaag de twintig belangrijkste knelpuntberoepen zijn in Vlaanderen. Daarnaast heb ik de opleidingen voor knelpuntberoepen gelegd die vandaag in Vlaanderen worden aangeboden.
Veel opleidingen tot knelpuntberoepen zitten in de bouw of zijn technisch of logistiek van aard. Het gaat over opleidingen van twee, drie of zes maanden. Er zijn maar twee opleidingen die langer dan twee jaar duren: die tot HBO5-verpleegkundige of bachelor verpleegkunde en een opleiding tot werfleider in de bouw, die meestal een bachelor bouw is en drie jaar duurt.
Daarom zal het in de toekomst cruciaal zijn, zoals collega De Sutter al aangaf, om mensen in het eerste jaar van hun werkloosheid al meteen te activeren. Dan kunnen we snel zien waar hun competenties liggen en hoe ze naar knelpuntopleidingen kunnen worden begeleid.
We hebben hier discussies gehad waarbij collega Van Quickenborne verklaarde dat men vandaag tot vijf jaar kan gaan, met opleidingen tot heftruckchauffeur enzovoort. Wel, de opleiding duurt vandaag drie tot zes maanden. Er zijn in Vlaanderen 26 gevallen geweest waarbij mensen niet naar opleidingen gingen en geschorst werden voor een aantal dagen of zelfs volledig, maar er wordt wel mee aan de slag gegaan. Er zijn veel elementen genoemd die de waarheid geweld aandoen.
Een tweede belangrijke punt is de hele discussie over de 55-plussers en de discriminatie op de arbeidsmarkt. Het klopt dat er discriminatie is, en u, collega De Sutter, hebt een aantal heel terechte zaken gezegd, ook over discriminatie. Een aantal mensen hier zeggen echter dat er een enorme discriminatie is van mensen die 80, 120 of zelfs 150 brieven verstuurd hebben.
Ik kan alleen maar vaststellen dat de tewerkstelling van 55-plussers de afgelopen jaren met 8 % is gestegen. Voor ons is dat een positieve evolutie. Het mag ook gezegd worden als iets goed loopt: er is een stijging van 8 % in de tewerkstelling binnen de categorie van de 55-plussers. In vergelijking daarmee zien we bij andere leeftijdsgroepen slechts een stijging van 0,5 %. Er zijn dus veel meer 55-plussers aan de slag gegaan. Wel moet worden opgemerkt dat de toename zich vooral voordoet in de groep van 55 tot 60 jaar. Bij de 60- tot 65 jarigen daalt het percentage opnieuw. Betekent dit dat er geen werk meer aan de winkel is? Zeker niet.
Stellen dat er niets is gebeurd, klopt gewoonweg niet. Vandaag zijn er al heel wat initiatieven genomen. Ook als partij zijn we actief aan het onderzoeken hoe we – ook in samenwerking met de regio’s – lokale besturen nog sterker kunnen ondersteunen om 55-plussers aan het werk te krijgen. Progressieve of deeltijdse tewerkstelling zijn daarbij belangrijke pistes. Ook opleiding is essentieel om met deze groep aan de slag te gaan.
Nogmaals, zeggen dat er niets mogelijk is en dat er niets gebeurt, is fout. Trouwens, arbeidsexperts – er zijn er al meerdere genoemd in het debat – stellen unaniem dat we enkel richting 80 % werkzaamheidsgraad kunnen evolueren als we erin slagen om juist die groep van 55-plussers te activeren. Anders zullen we in dat opzet niet slagen.
Er bestaan vandaag al veel goede initiatieven. Zijn we er al? Nee. Bestaat er nog steeds discriminatie? Ja. Net daarom moeten we daar met z’n allen sterk op blijven inzetten. Voor mijn partij blijft dat een belangrijk aandachtspunt.
Ik heb in het debat ook meermaals benadrukt dat mensen die in de werkloosheid blijven, ingeschreven blijven bij de VDAB. Of ze nu uit de werkloosheid gehaald worden of niet, ze moeten geactiveerd blijven worden. Ook wie zich tot het OCMW wendt, moet in het kader van het GPMI worden geactiveerd.
Het zijn allemaal mechanismen waameej we ervoor moeten zorgen dat mensen niet worden losgelaten. Mijn aanvoelen – en dat heb ik ook in de commissie gezegd – is dat dit de afgelopen jaren te vaak wel is gebeurd. Dat heeft te maken met middelen, maar ook met het gebrek aan prioriteit.
Toch ben ik ervan overtuigd dat wat vandaag voorligt een eerste stap is, dat hiermee de bouwstenen aanwezig zijn om het wél goed aan te pakken. Tot slot wil ik nog kort een doelgroep noemen die in het debat wat onderbelicht is gebleven. Ik heb dat ook aan de minister gemeld.
In de tekst die vandaag voorligt, staan een aantal uitzonderingen, onder meer in het kader van progressieve tewerkstelling en inkomensgarantieondersteuning die blijft lopen. We gaan aan de slag met werkloosheid en progressief werken. Ik denk echter dat er voor personen met een handicap nog onvoldoende in de teksten vervat zit. Ik heb aan de minister gemeld dat men ook naar die doelgroep moet kijken. Kijk op welke manier personen met een handicap die vandaag vaak in oktober of november hun activiteiten stopzetten, beter ondersteund kunnen worden. Die stopzetting van werk gebeurt nu in het kader van de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming, omdat men bijvoorbeeld een aantal mobiele hulpmiddelen verliest doordat men te veel verdient. Laat ons bekijken hoe we die mensen in de toekomst beter kunnen ondersteunen, zeker in het kader van progressieve tewerkstelling. Ik denk dat we daar nog vooruitgang kunnen boeken, collega's.
Ik kom tot mijn conclusie. Het is een eerste stap, een belangrijke stap die gezet is, maar het grote werk moet volgens mij nog gebeuren. Laat mij heel duidelijk zijn, voor ons ligt hier een hervorming op tafel waarmee wij er niet alleen hier, maar ook in Vlaanderen als partij voor zullen zorgen dat we mensen niet loslaten, dat we met hen aan de slag gaan. Mensen verdienen een toekomst. Ze verdienen ook een duurzame job. Wij zijn er als christendemocraten van overtuigd dat de arbeidsmarkt een van de beste plekken is om maatschappelijk vooruit te komen in het leven.
02.197 Kurt Moons (VB): Mijnheer de minister, ik ben veertien dagen geleden al tussengekomen over het onderdeel 'werk' van deze programmawet. Via vragen en antwoorden hebben we sindsdien wat meer duidelijkheid gekregen, maar de programmawet blijft zeer wankel en de voornaamste bezwaren van de oppositie worden blijkbaar niet echt aangepakt. Laten we dus als conclusie onze belangrijkste bezwaren nog even scherp herhalen.
Vooreerst zitten we op de Titanic en blijven
we erop zitten. Uw
premier verklaarde nog:
"Le cadeau de départ de la Vivaldi était le pire budget du monde occidental. On allait tomber en faillite. On est sur le Titanic."
Goed, dat weten we dan, maar wat doet de regering-De Wever? Volgens het Planbureau exact hetzelfde: een tekort van 44 miljard in 2029, 6,2% van het bruto binnenlands product. Ja, we zitten op die Titanic. Alleen duwt u de grootste ijsmassa van de ijsberg verder onder water om hem nog wat onzichtbaarder te maken. De koers blijft echter onveranderd en de aanvaring onvermijdelijk.
Die werkzaamheidsgraad moet omhoog, daar zijn we het roerend mee eens. Alleen zijn de maatregelen die u voorlegt totaal onvoldoende. Ze zijn niet genoeg financieel onderbouwd, juridisch wankel en sociaal niet gecorrigeerd. We gaan daar even dieper op in. Ten eerste, wat betreft de wettelijke risico's, de Raad van State veegt stevig de vloer aan met dit ontwerp. Verplichte adviezen ontbreken, bepaalde artikelen zijn mogelijks in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de standstillverplichting uit artikel 23 van de Grondwet dreigt geschonden te worden. Een programmawet met lekken dus, juridisch zwak, haastig in elkaar geflanst en klaar voor de rechtbank.
Ten tweede, de terugverdieneffecten zijn gebaseerd op politiek wensdenken in plaats van op economisch realisme. Het idee om de werkloosheid in de tijd te beperken is inderdaad niet nieuw. Het zit ook in ons partijprogramma, maar dan wel sociaal gecorrigeerd en doordacht. Wat u hier voorlegt, mijnheer de minister, is wishful thinking. Uw hele begroting steunt op 7,9 miljard euro terugverdieneffecten. Knap, als het waar zou zijn. Jammer genoeg heeft het Rekenhof het plan ondertussen een onvoldoende gegeven, geen 4 op 10, maar wel 0 op 10. Compleet weggerekend.
Als commentaar zegt het Rekenhof dat het onvoldoende onderbouwd en methodologisch inconsistent is, met een reëel risico op overschatting. Vanwaar komt dan dat harde oordeel? Er zijn vier fundamentele fouten. Ten eerste, u rekent op al te veel extra jobs en telt jongeren vanaf 15 jaar mee, wat economisch absurd is. U overschat de opbrengst per job met een derde. U telt opbrengsten dubbel en vooral, u gaat uit van een werkzaamheidsgraad van 78 tot 80 %, terwijl het Planbureau dit zonder echte maatregelen onrealistisch vindt. Het Planbureau houdt het op 74,7 %.
Wat zijn dan die gerichte maatregelen? Eerst het doelgroepbeleid. Ik blijf daarop hameren, omdat dat inderdaad cruciaal en onontbeerlijk is. Niet iedereen heeft immers dezelfde kansen op de arbeidsmarkt, maar daar lijkt dit ontwerp volledig blind voor. Het Rekenhof wijst terecht zes risicogroepen aan die maatwerk nodig hebben: de langdurig werklozen, vrouwen, laaggeschoolden, 55-plussers, niet-beroepsactieven en mensen van buiten de EU. Zonder beleid op maat van deze groepen blijft die 78 % een fata morgana.
Vervolgens, waar is het regionale beleid? Ik blijf herhalen dat Vlaanderen nu al een werkzaamheidsgraad van bijna 78 % heeft, maar Wallonië en Brussel hinken achterop met respectievelijk 67 % en 62 %. Ook hier is het toch duidelijk dat een gericht beleid, aangepast aan de regio's, noodzakelijk is. Niets van dit alles zien we echter in deze programmawet. Vlaanderen verdrinkt in solidariteit, Brussel in structuren en Wallonië in excuses.
Ten derde, er zijn geen rechtvaardige uitzonderingen. We hebben amendementen ingediend om het voorstel eerlijker te maken. Nu sluit u vele mensen uit die ons inziens nochtans bescherming verdienen. Ten eerste moeten de 55-plussers te allen tijde toegang kunnen houden tot de werkloosheidsuitkering, als ze natuurlijk beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt.
De opleidingen tot knelpuntberoepen zouden ook moeten gelden als uitzondering voor langere werkloosheidsuitkeringen, als er ook opvolging, begeleiding en sancties zijn, en niet enkel in de zorg.
Tot slot, waarom ontzegt men in godsnaam de mantelzorgers hun rechten? Zij verdienen echt onze steun, geen sanctie.
Ten vierde, deze wet blijft een lege doos zonder flankerend beleid. U wilt mensen activeren, maar u vergeet dat er ook jobs voor hen moeten zijn. U snijdt in de werkloosheidsuitkeringen, maar u doet niets voor de werkgelegenheid. Er zijn geen maatregelen voor productiviteit. Er is geen plan voor technologische ontwikkeling. Er is geen steun voor ondernemingen. Er is geen structurele inzet op vorming. Er is enkel de illusie dat de markt het vanzelf wel zal doen.
Dan is er het geloof in het samenwerkingsfederalisme. Mijnheer de minister, dat werkt al 30 jaar niet. Enkel een doorgedreven regionalisering van het arbeidsmarktbeleid en financiële responsabilisering kunnen iets uithalen.
Tot slot, de begroting klopt niet. U doet alsof dit de begroting ongelooflijk veel opbrengsten zal brengen, maar het Planbureau is duidelijk: dit haalt niets uit. De schuldgraad stijgt onder De Wever, sneller dan onder Vivaldi. Elke Belg krijgt er straks 20.000 euro schuld bij, 200 miljard extra schuld in 5 jaar tijd. Waar zijn we in godsnaam mee bezig?
De regering-De Wever belooft sanering, maar presteert exact het tegendeel.
Ik rond af. Het luik Werk is juridisch wankel, economisch irreëel en sociaal oneerlijk, zonder flankerend beleid, zonder correcte inschatting en zonder grondwettelijke onderbouwing. U noemt dat orde op zaken stellen, wij noemen dat meer van hetzelfde. België blijft op de Titanic zitten, maar nu met een orkest dat luider speelt dan ooit.
02.198 Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, de hervorming die de huidige regering voorlegt in de programmawet inzake de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd is ingrijpend. Ze is bedoeld om mensen te stimuleren om sneller terug aan het werk te gaan. De realiteit is echter helaas complexer dan die beleidslogica doet vermoeden. Wat wij vandaag zien, is een beleid dat blind is voor de maatschappelijke gevolgen van deze hervorming. Terwijl de ene hand streng snoeit in de uitkeringen, schuift de andere hand immers de verantwoordelijkheid voor de opvang door naar de lokale overheden en de OCMW’s.
U creëert het beeld van een kordate overheid, terwijl u intussen de last doorschuift naar maatschappelijk werkers, lokale budgetten en gemeentelijke sociale diensten, die nu al op hun tandvlees zitten. Volgens Belfius kan de hervorming de Vlaamse gemeenten tot 203 miljoen euro kosten. Dat bedrag betreft enkel het leefloon en het personeel en houdt geen rekening met bijkomende sociale kosten voor begeleiding, huisvesting of opvang. Dat bedrag is verkregen op basis van een inschatting waarbij slechts 45 % van de betrokkenen bij het OCMW aankloppen. Volgens andere studies, waaronder de studie van de ULB, zou dat aandeel zelfs nog hoger kunnen liggen.
Uw federale compensatiepakket voor heel België bedraagt 234 miljoen euro voor 2026 en 2027. Het is iets meer dan 300 miljoen euro in de jaren daarna. Dat is gewoon veel te weinig. Zelfs binnen uw eigen regering heerst daarover twijfel. Volgens de pers spreekt uw coalitiepartner, minister Prévot, namelijk over 300 à 400 miljoen euro, in plaats van die 234 miljoen euro.
Bovendien rijst de vraag of de federale overheid met het voorziene budget wel in staat zal zijn om haar wettelijke verplichtingen na te komen. Vandaag moet de overheid namelijk tussen de 55 % en 75 % van de kosten voor Belgische leefloners terugbetalen en zelfs 100 % voor vreemdelingen. Met andere woorden, is het extra budget voldoende om die terugbetalingen te garanderen of dreigen de OCMW’s zelf meer te moeten bijpassen als het federale budget tekortschiet?
Aan de wettelijke regels over de terugbetalingspercentages wordt immers niets gewijzigd, waardoor de lokale besturen, zelfs met de federale toelagen, in financiële moeilijkheden dreigen te komen. Bovendien – en hier komt het communautaire addertje – zou Vlaanderen volgens de standaardverdeelsleutel slechts een derde van de middelen ontvangen. Men hoeft geen econoom te zijn om te beseffen dat dit totaal onvoldoende is. U beweerde eerder dat dit de grootste communautaire hervorming zou zijn. Dat klopt helaas, want ze betekent vooral één ding: nog grotere transfers naar Wallonië. Het extra federale budget wordt immers grotendeels door de Vlamingen betaald, terwijl maar liefst twee derde ervan richting Brussel en Wallonië vloeit, regio’s die, ondanks hun kleinere bevolking, wel het grootste aantal leefloners tellen.
Mijnheer de minister, wat de financiële ondersteuning van de lokale besturen betreft, minister Van Bossuyt gaf aan dat er middelen zouden vrijkomen nog voor de hervorming ingaat. Ze beloofde echter ook versoepelingen van diplomavereisten voor maatschappelijk werkers, extra inspanningen voor activering en structurele samenwerking met de OCMW’s. Ze sprak zelfs over een bonus-malussysteem waarbij de prestaties van de OCMW’s zouden worden beoordeeld.
U antwoordde daarnet dat er nog niets definitief beslist is en dat de bedragen nog moeten worden vastgesteld. U noemde de 234 miljoen een basis. Het kan meer zijn, maar u kunt er nog geen bedrag op plakken, aangezien uw collega, minister Van Bossuyt, nog met de cijfers moet komen. We bespreken dus maatregelen waarvan we de financiële impact niet kennen. Valt het gedeeltelijk ten laste van de OCMW’s of niet? Wie zal het zeggen? Het is misschien goed dat u van nature een optimist bent, maar ik word hier in elk geval niet gerust van.
Mijnheer de minister, zelfs als de intenties goed zijn – en ik geef u nog het voordeel van de twijfel –moeten we eerlijk durven zeggen dat het niet genoeg is - niet wat de middelen betreft, niet qua timing en al zeker niet op het vlak van onderbouwing. Laten we immers duidelijk zijn, deze hervorming dreigt een sociale tijdbom te worden als ze niet degelijk wordt voorbereid. Voorlopig ontbreekt het ook aan alles, aan personele capaciteit, aan duidelijkheid over de verdeling van middelen, aan een tijdspad voor de vrijmaking, aan monitoring per gemeente, aan inzicht in de gevolgen voor kwetsbare groepen en vooral aan transparantie over de werkelijke sociale impact.
Collega’s, wat mij bijzonder verontrust, is de houding van deze regering tegenover 55-plussers. U noemde het daarnet een sociaal evenwichtige hervorming. Sta mij toe daar toch van mening te verschillen. Volgens cijfers van het Rekenhof zou 82 % van de werkloze 55-plussers hun uitkering verliezen. Dat zijn tienduizenden mensen. U verwijt de oppositie dat we dit hebben geïnstrumentaliseerd. U gaf de cijfers. 61 % is al langer dan 20 jaar werkloos, 46 % meer dan 15 jaar en 32 % meer dan 10 jaar. Dat zijn inderdaad hallucinante cijfers en dat zal mijn partij niet ontkennen. Het lijkt echter alsof u iedereen over dezelfde kam scheert.
Ik mis in uw beleid een aantal zaken. U voorziet niet in een aparte behandeling van personen met een handicap, zoals collega Muylle daarnet ook al aangaf, of van oudere werklozen. U geeft geen verwijzing naar cijfers van het Rekenhof of onafhankelijke simulaties die aantonen dat onder andere 55-plussers disproportioneel getroffen worden. U geeft geen verwijzing naar overgangsmaatregelen of uitzonderingscriteria die hen zouden kunnen ontzien.
Sommige van die 55-plussers hebben gewerkt in zwaar belastende beroepen. Op de arbeidsmarkt worden 55-plussers meer dan eens uitgesloten want te duur, overgekwalificeerd enzovoort. Deze groep zal straks op de OCMW’s moeten rekenen om het hoofd boven water te houden. Hoe zit het nu met structurele maatregelen? Welke middelen worden specifiek voor deze groep uitgetrokken? Hebt u overlegd met de deelstaten? Wat was het resultaat daarvan? Is er een engagement over begeleiding, omscholing of gepaste werktrajecten? Geen enkele gemeente heeft vandaag immers een volledig plan klaar voor deze instroom en het is al bijna midden juli 2025. U zult natuurlijk verwijzen naar uw collega’s van Maatschappelijke Integratie en Sociale Zaken en naar uw collega’s van de deelstaten, maar u deelt in de verantwoordelijkheid.
Ook de stijging van het aantal vrouwen in armoede en met een leefloon is een alarmsignaal. Het is weer een voorbeeld van het ondoordachte De Wever-beleid. Volgens cijfers van Bruss’Help is een op de drie daklozen vandaag een vrouw. In 10% van de gevallen gaat het om alleenstaande moeders. Deze groep leeft vaak in onzichtbare armoede, buiten het straatbeeld. Relationele breuken, huiselijk geweld of economische kwetsbaarheid liggen aan de basis. Hebt u voor hen in een aangepast traject voorzien, een sociaal vangnet dat niet begint bij uitsluiting?
Experts zoals professor Stijn Baert hebben hun twijfels geuit bij het werkgelegenheidseffect van deze hervorming. Volgens hen is deze maatregel voornamelijk symbolisch en zal hij zonder flankerend beleid nauwelijks het verschil maken. Geen betere opleiding, geen aangepaste begeleiding, geen extra werkplekken, geen fiscale prikkels. Hoe denkt u op deze manier mensen effectief aan het werk te zetten en niet gewoon de armoedestatistieken te verschuiven van de RVA naar het OCMW?
Ook het Rekenhof wijst op fundamentele mankementen in het sociale begrotingsbeleid. De veronderstellingen van de federale regering zijn niet voldoende geverifieerd, de kostenschattingen zijn vaag, het tijdschema is onduidelijk en het onderscheid tussen structurele en tijdelijke middelen blijft onduidelijk. Met andere woorden, het beleid vertrekt van aannames die niet getoetst worden en de gevolgen daarvan zullen worden doorgeschoven naar de eerste linie.
Op al onze concrete leefloonvragen verwijst u steevast door naar uw collega van Maatschappelijke Integratie, omdat die kwestie zogenaamd niet tot uw bevoegdheid behoort. Van een minister die in het kernkabinet zit, mag echter verwacht worden dat hij weet welke gevolgen zijn maatregelen zullen hebben, bijvoorbeeld voor de leeflonen, budgetten en andere cruciale aspecten.
Sta me toe dat toch bijzonder vreemd te vinden.
Bovendien beschikken we over geen enkel overzicht van de exacte verdeling van de voorziene middelen per gewest. We blijven in het ongewisse over de vraag wanneer die middelen effectief ter beschikking zullen worden gesteld aan de lokale besturen. Gebeurt dat in 2025 of pas in 2026, wanneer het wellicht al te laat is? Niemand lijkt het te weten. Evenmin kregen we duidelijkheid over hoeveel bijkomende maatschappelijke werkers voorzien worden, noch op basis van welke verdeelsleutel dat zou gebeuren. Mocht blijken dat de hervorming leidt tot meer armoede, een grotere afhankelijkheid van het leefloon en een verzwakking van onze sociale bescherming, is daar dan überhaupt een plan voor of blijft ook dat voorlopig een open vraag?
Collega's, mijn collega Moons verwees er daarnet ook al naar. Onze partij pleit al jarenlang voor een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd tot maximaal twee jaar, met uitzondering voor 55-plussers, mantelzorgers en mensen in opleiding voor knelpuntberoepen. Een beperking zonder omkadering, zonder voorbereiding, zonder financiële en personele versterking is evenwel geen beleid, het is simpelweg een vestzak–broekzakoperatie.
Collega’s, de hervorming dreigt de sociale breuk in dit land verder te verdiepen. De federale regering schuift de verantwoordelijkheid door naar onder andere de maatschappelijke werkers in de gemeentes. Daarbovenop komt er nog een communautaire breuk. We hoeven er geen tekening bij te maken, op voorhand weten we al wie die hervormingsfactuur zal betalen. Dat is de Vlaming. Geen kers op de taart voor de Vlaming aan de vooravond van 11 juli vanwege de N-VA, maar wel een taart met een bittere nasmaak.
02.199 Axel Ronse (N-VA): Goedenavond, collega's. Dit is toch een historisch moment. Ik blijf het woord historisch in de mond nemen. Wij ronden de bespreking af van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd.
Collega's, ik weet niet of u dat ten volle beseft. Ik zie dat de voltallige PS-fractie geboeid aan het luisteren is. De PS heeft er trouwens nog nooit zo goed uitgezien. Bienvenu au PS. De PTB is trouwens ook goed vertegenwoordigd. Alle gekheid op een stokje …
(…): … is ook goed vertegenwoordigd en uw fractie ook.
02.200 Axel Ronse (N-VA): Absoluut, ze zijn nog nooit zo stil geweest.
Collega's, dit is een historische hervorming. Toch zijn er collega’s geweest die er laatdunkend over deden en vonden dat er te veel versoepelingen en uitzonderingen waren. Ze verklaarden dat ze het zelfs in Vivaldi beter deden. Er zijn zelfs collega’s die durven te betwisten dat deze maatregel tot meer activering zal leiden.
Ik heb in dit Parlement de meest waanzinnige uitspraken gehoord. Sommige collega's stellen dat we mensen in de armoede storten, wetende dat de bijstand soms meer opbrengt per maand dan een werkloosheidsuitkering, zeker voor iemand die samenwoont. Sommige collega's hanteren ook een wel erg persoonlijke interpretatie van de adviezen van de Raad van State. Ik heb nergens in dat advies gelezen dat aan mantelzorgers een onbeperkte werkloosheidsuitkering in de tijd moet worden gegeven. Ik heb er wel in gelezen dat zo'n uitkering kan worden toegekend en dat als men dat zou doen, zoals de heer Van Hecke terecht heeft opgemerkt, men daarin ook moet voorzien voor andere vormen van zorgverlof.
Ik wil daarom alle collega’s oproepen tot een beetje hygiëne in het debat. Ten eerste, de werkloosheidsuitkering beperken in de tijd is niet hetzelfde als mensen in armoede storten. We hebben de tabellen gezien van minister Clarinval, waaruit bleek dat er vooral in het zuiden van het land, in steden als Charleroi en Luik, ruim 2.000 tot 3.000 mensen al meer dan twintig jaar een werkloosheidsuitkering ontvangen. Die mensen horen niet thuis in dat stelsel. Zij horen thuis ofwel op de werkvloer, ofwel buiten het stelsel van werkloosheidsuitkeringen en als het écht nodig is, in het stelsel van de bijstand, waar ze op een goede manier worden begeleid.
Ongetwijfeld zullen de mensen die in de bijstand terechtkomen, met veel andere problemen kampen dan alleen een profiel dat niet matcht met de arbeidsmarkt. Het is hoog tijd dat we die mensen op de juiste manier helpen.
Sinds ik actief aan politiek doe, heb ik het aan geen enkel weldenkend mens uitgelegd gekregen dat de maatregel die we nu nemen nog nooit genomen is. Ik heb nog aan niemand kunnen uitleggen dat wij het enige land ter wereld zijn waar men onbeperkt in de tijd een werkloosheidsuitkering kan krijgen. Dat kan niet worden uitgelegd. Ik denk dat heel wat parlementen uit het buitenland en zelfs de linkse fracties ervan, met heel grote ogen zouden kijken naar wat hier allemaal wordt gezegd. De bubbel hier mag ook wel eens worden doorprikt, zodat de mensen naar the bigger picture moeten kijken.
Wat is die bigger picture? Ja, wij varen op een ijsberg. Ja, mijnheer Moons, de budgettaire situatie van dit land is rampzalig. Ik hoop dat elk parlementslid, mijnheer Van Quickenborne, daarvan wakker ligt. Deze meerderheid is erin geslaagd om na iets meer dan 100 dagen al heel wat grote hervormingen naar het Parlement te brengen. Dat gaat inderdaad soms gepaard met turbulenties, wat ook logisch is, maar dat zijn hervormingen die broodnodig zijn voor dit land en die ons land stap voor stap op orde zullen zetten.
We kunnen roepen en tieren dat bepaalde uitzonderingen er niet in zitten, maar we moeten naar het grote plaatje kijken. We moeten zien dat hier een meerderheid zit die wel moeilijke keuzes durft te maken, die durft aan te pakken, die de volgende generatie recht in de ogen durft te kijken, die op straat tegen een arbeider die in een ploegensysteem werkt zegt dat als hij de nachtshift doet, wat hij van zijn loon afdraagt niet naar een systeem gaat dat mensen in inactiviteit houdt. Het gaat naar een systeem dat ervoor zorgt dat mensen snel opnieuw aan het werk kunnen gaan, dat ze kunnen mee bijdragen, zodat we een degelijke gezondheidszorg en degelijk onderwijs hebben en degelijke kerntaken kunnen vervullen.
Daarover gaat het. Het gaat erover om onze sociale zekerheid en ons sociaal systeem overeind te houden. Ik hoop dat bij het einde van dit boeiend debat alle neuzen in dezelfde richting staan en dat we hier de komende maanden geen dramagedoe zullen krijgen in de zin van in het OCMW van Poelkapelle komen ze twee trajectbegeleiders tekort en in dat van Rixensart zitten ze ook avec des grands problèmes. Als er grote hervormingen worden genomen na tientallen jaren van stilstand en als het eindelijk ‘bougeert’, dan moet men de turbulentie erbij nemen.
Ik neem die turbulentie er zeer graag bij. En ik ben er zeker van dat deze meerderheid en zeker deze enorm sterke minister, David Clarinval, die turbulentie de baas kan.
Collega's, ik ben nog steeds ontzettend trots op Arizona. Ik ben ontzettend trots op deze geweldige programmawet, op de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Twijfel er niet aan, this is only the very beginning, the start. De hervormingen zullen als een sneltrein blijven komen, gedurende heel de legislatuur. We zullen er keer op keer in slagen om ze door te voeren.
De voorzitter: Met deze woorden kunnen we het eerste themadebat reeds afronden. Ik dank de minister die mag gaan, hoewel dat nogal dramatisch klinkt.
Collega's, u weet dat we nu, al was het maar om technische redenen, zullen pauzeren. We zien elkaar terug om 22.15 uur.
De vergadering wordt geschorst om 21.15 uur.
La séance est suspendue à 21 h 15.
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 56 PLEN 057 bijlage. |
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 56 PLEN 057 annexe. |